Confrontaties

Nee, ik heb niet echt een hekel aan de kerst, maar ik ontsteek ook niet in laaiend enthousiasme als dat gehannes met bomen en lampjes en lichtjes er weer zit aan te komen. Ik ben vermoedelijk niet voor feestneus in de wieg gelegd. Bijeenkomsten, smulpartijen en drinkgelagen zijn niet aan mij besteed, om van dat opgefokte en derhalve stresserende gedoe met cadeautjes nog te zwijgen.

Kerstmis heet een familiefeest te zijn, maar nu wil het geval dat ik slechts over weinig verwanten kan beschikken. Degenen die ik overhoud zijn dan ook nog familie van Adamswege, of van het zevende knoopsgat zoals we in Vlaanderen zeggen, en ze wonen allemaal in heel verre buitenlanden, zodat het onmogelijk is om even bij ze aan te wippen, gesteld dat ik dat al zou willen. Ik vierde kerstavond in mijn eentje. Nu ja, vieren …

Ik rukte voor mijn katten een blikje zalm open en flanste voor mezelf een gerechtje samen, waarin garnalen de boventoon voerden, want ik ben een groot liefhebber van die schaaldiertjes. Op de televisie waren duizenden wildebeesten bezig een rivier over te steken, hetgeen de steile oevers in niet geringe mate bemoeilijkten. Het duurde dan ook niet lang of honderden dode gnoes dobberden als grauwe marshmallows in het water, hetgeen allerminst bevorderlijk was voor mijn eetlust.
“Maak het een beetje!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

In Madagaskar liet een ringstaartmakimoeder haar baby in de steek, omdat het arme beestje te zwak was om zich aan haar vast te klampen. De camera zorgde ervoor dat ik niettegenstaande ogenzilt heel goed konden zien hoe dat sukkelaartje crepeerde.
“Wel godverdomme hier en gunter!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

Een vrouwelijk jachtluipaard verschalkte een antilopekindje en bracht het dier levend en wel naar haar drie welpen, zodat die spelenderwijs konden leren hoe ze een prooi moesten doden. Dat trio amuseerde zich kostelijk. Ik aanzienlijk minder.
“Krijg toch het slingerschijt!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

Een luchtaanval op een bakkerij in de Syrische stad Halfaya zaaide daar dood en vernieling. Ten prooi aan grote ontsteltenis aanschouwde ik de gorgonische taferelen. Ik zette het televisietoestel af.

Even later legde ik Chopin onder het laseroog en liet me meevoeren met de muziek.

Ik denk nochtans dat ze van goede wil waren, de negentig mensen die bij die bakkerij op hun beurt wachtten en nu dood zijn.

The Author