Tag: België

Kassa!

walmart

Walmart is een Amerikaanse supermarktketen, die een groot scala aan producten verkoopt, maar geen popmuziek waarin vloekwoorden voorkomen. Dat druist in tegen de door het bedrijf gevoerde politiek, want ze hebben begrepen dat sommige klanten het gebruik van zulke krachttermen verwerpelijk vinden. Ze verkopen wel allerhande vuurwapens. Kennelijk vindt niemand het verwerpelijk dat men met die dingen mensen afslacht. Aanvalswapens blijken dit jaar trouwens bijzonder populair te zijn. Ze lagen alleszins in groten getale onder de Amerikaanse kerstbomen.

Bij onze koning en zijn doorluchtige gade lag er dit jaar een cadeautje van € 300.000 onder de kerstboom. Dat is de peulschil waarmee hun jaarlijkse dotatie stijgt naar de bijzonder aardige grijpstuiver van maar eventjes 11,5 miljoen euro. Ik moet me werkelijk inhouden of ik geef me over aan populisme. Afschaffen die handel!

Derde keer, goede keer?

Een paar weken geleden liet de plaatselijke overheid me per briefkaartformulier weten dat de geldigheidsduur van mijn identiteitskaart ─ die ik als ik een zeldzame keer in een jolige bui ben op grootmoeders wijze mijn eenzelvigheidsbewijs durf te noemen ─ eerlang ten einde zou lopen en dat ik met bekwame spoed voor vervanging moest zorgen. Om dat te bewerkstelligen diende ik me, in het gezelschap van onder meer twaalf euro en een recente pasfoto, ten gemeentehuize aan te melden, teneinde me aldaar aan de vereiste plichtplegingen te onderwerpen.

pasfotoNiet zonder tegenzin begaf ik me naar de fotograaf die me zou vereeuwigen. Ik laat me uiterst zelden kieken, want ik sta er toch nooit mooi op. Ik zit altijd naar die camera te kijken alsof ik daar geen vogeltje, maar een krokodil verwacht en dat heeft zijn gevolgen natuurlijk. Het resultaat viel dit keer behoorlijk mee en dat verheugde me, want de voorbije vijf jaar schaamde ik me altijd een beetje als ik mijn identiteitskaart moest laten zien, omdat die kop van me aan een crimineel psychopaat lijkt toe te behoren.

Gisteren kreeg ik bericht dat mijn nieuwe persoonsbewijs beschikbaar was. Men verzocht me om ten tweeden male in hoogsteigen persoon in het gemeentehuis te verschijnen, om de nieuwe kaart te laten activeren en in ontvangst te nemen. Vanmorgen gaf ik gevolg aan dat verzoek, maar ik ben van een koude kermis thuisgekomen, want er was een kink in de kabel: door een computerstoring op het ministerie van Binnenlandse Zaken kon het activeren niet doorgaan. Ik zal dus een derde keer naar het gemeentehuis moeten en opnieuw heel lang op mijn beurt moeten wachten. Dan mag ik eigenlijk nog niet klagen, want voor hetzelfde geld was ik een werknemer geweest en diende ik telkens verlof te nemen om naar het pijpen van de overheid te dansen.

Ik heb mijn nieuwe identiteitskaart al eventjes kunnen bekijken en ik ben er hoegenaamd niet blij mee. Ze zijn er namelijk opnieuw in geslaagd om mijn foto te verknoeien tot een zwart-wit mugshot. Ik zie eruit alsof ik een massamoordenaar ben, of toch binnen afzienbare tijd zal overgaan tot het plegen van ijzingwekkende halsmisdaden.

Ik niet koed spreek de Nederlands

DiRupo2Ik heb lang geaarzeld of ik het wel zou doen, maar gisterenmiddag om halfdrie nam ik een kloek besluit: ik zette de televisie aan om naar de beleidsverklaring van de Belgische regering te kijken. Vergeef me de ietwat platte Vlaamse uitdrukking, maar ik had beter in mijn broek gescheten. De uiteenzetting gebeurde immers bij monde van onze premier, Elio Di Rupo, waarvan ondertussen iedereen weet dat hij exquis Nederlands spreekt.
─”Godverhemelstepeirdepreuten!” riep ik al na luttele minuten en dat is een uitdrukking die ik heel zelden uitstoot, want ik gebruik die enkel als ik dermate geïrriteerd ben dat ik er een kunstkop van krijg.

Di Rupo bestond het namelijk om opnieuw en nog maar eens de taal van de hoofdmoot der Belgische bevolking te radbraken, te vermassacreren, van verkeerde klemtonen te voorzien en op schabouwelijke wijze uit te spreken met een van de vervaarlijkste accenten die ik ooit heb waargenomen.
─”Ach man, ga bananen plukken met je moeder en zeg het in het Frans!” foeterde ik wanhopig.

Ik krijg langzamerhand goed balen van dat erbarmelijke Nederlands van Di Rupo, vooral ook omdat er niettegenstaande zijn talloze beloften geen beterschap in zicht is. Ofwel deugt zijn leraar Nederlands voor geen meter, ofwel doet Di Rupo geen enkele inspanning om onze taal behoorlijk onder de knie te krijgen. Ik gok op de laatste mogelijkheid. Misschien kan hij beter wat minder tijd aan zijn uiterlijk besteden en bijvoorbeeld het haarverven door enkele uitspraakoefeningen vervangen. Hij is tenslotte geen fotomodel. Hij is premier van een drietalig land en zestig percent van zijn onderdanen spreekt Nederlands.

Gisteravond verscheen hij dan ook nog in wat men een duidingsprogramma noemt.
─”Het zal toch niet waar zijn!” krijste ik.
─”Ik ben optimistisch voor de toekomst”, sprak hij.
Ja, wij ook natuurlijk. Zou er ooit al eens iemand optimistisch voor het verleden geweest zijn?

Vrijheid, blijheid en wat weet ik al niet meer

Als ik verneem en zie wat er allemaal in de wereld gebeurt, slaak ik soms een putdiepe zucht van opluchting.
─”We mogen blij zijn dat we in een vrij land leven”, mijmer ik dan, terwijl ik in mijn handen wrijf dat het knerst.

En toen kreeg ik een uitnodiging om op 14 oktober aan de verkiezingen deel te nemen en te gaan stemmen, wat toch het summum van democratie is.

Dat is geen uitnodiging meer, maar een oproeping … een bevel … en waar men bevelen geeft, is de vrijheid zoek.

Beloofd is beloofd!

Er verscheen een politicus in de dorpskroeg. Er zijn volgende maand verkiezingen en hij kwam ongetwijfeld stemmen ronselen, want hij gaf een rondje. Even later sprak hij me aan:
─”Zul je op 14 oktober even aan me denken?” wilde hij weten.
─”Ja hoor!” zei ik ferm.

Nu is dat bij mij allerminst een loze belofte. Ik ben een man van mijn woord. Als ik over enkele weken in het stemhok sta, zal ik zeer zeker een vluchtige gedachte aan dat heerschap wijden. Daarna zal ik het bolletje kleuren naast de naam van de persoon die mijn voorkeur wegdraagt.

Zo blijven we bezig

Vanmorgen was het weer van dattum: donder en bliksem dwongen mij in de wankelende uren tussen nacht en dag opnieuw en nog maar eens het bed uit voor een rondje elektrische toestellen ontkoppelen. Een spitsvondige vriend van me, die bij gebrek aan concurrentie thuis de leukste is, noemt het ‘een Decrooke doen’, refererend aan de partijvoorzitter van de Open Vld, fils à papa Alexander Decroo, die tijdens onderhandelingen de spreekwoordelijke stekker uit het stopcontact trok en aldus de Belgische regering ten val bracht, met alle gevolgen van dien: bijna anderhalf jaar later probeert men nog steeds een nieuwe bewindsploeg voor dit apenland in mekaar te fröbelen. Ik hoef er waarschijnlijk geen tekeningetje bij te maken.

Ook mijn logé beleeft monumentaal veel plezier aan de jacht op stekkers, die ik bij nacht en ontij blijf openen.
─”Is dat eigenlijk nodig?” vroeg hij zich vanmorgen af en daarom wilde hij dat graag van me vernemen.
─”Ik heb het mijn ouwelui altijd zien doen”, zei ik, “en men vermeldt het steevast bij de voorzorgsmaatregelen die men bij een donderbui moet nemen.”

Ik heb het één keer niet gedaan, omdat het onweer zich niet aankondigde en haast letterlijk een donderslag bij heldere hemel was. Die bliksem sloeg een groot gat in het dak van mijn overburen en beschadigde zowel mijn televisietoestel als mijn dvd-speler, in weerwil van de overspanningsbeveiling in de schakelkast. Door schade en schande wordt men wijs.

Laten we wel wezen: als het onweert, knijp ik ‘m als een ouwe dief en ben ik zo bang als een ballon op een stekelvarkenconventie. Zij die wat letters gegeten hebben noemen het kerauno-, astrapo- of brontofobie. Ik had al hoogtevrees, vliegangst en een heilige schrik voor slangen, maar er kan wat mij betreft altijd een fobietje bij.