Tag: Vlaanderen

Met de Franse slag

Zoals eerder gemeld laboreer ik aan een verkoudheid die bijzonder slepend blijkt te zijn. Ik raak die maar niet kwijt. Vanwege de ermee gepaard gaande lichamelijke ongemakken heb ik me tijdens de voorbije weken nauwelijks buitenshuis gewaagd, maar vanmorgen diende ik me voor een dringende aangelegenheid naar de bewoonde wereld te begeven. Ik maakte daarvan gebruik om wat proviand in te slaan en aangezien het middaguur naakte, besloot ik aan te schikken in de nieuwste aanwinst van het dorp: een op Amerikaanse leest geschoeide diner (daajner), zeg maar een vette haptent. De glazen deuren van het etablissement schrokken zo van mijn verschijning dat ze vanzelf opengingen.

De gooi- en smijtschotel die ik voor mijn melik kreeg, zag eruit als geboetseerd slachtafval, of eigenlijk nog meer als een vreselijk ongeluk in de dierenwereld en ik zat met lange tanden te fletcheren, toen opeens mijn oren dichtslibden. De meeste mensen hebben daar enkel last van als ze in het hooggebergte evolueren, maar bij mij treedt dat verschijnsel ook op als ik verkouden ben en ik vind het verre van aangenaam. Die sluier op mijn trommelvlies blijkt immers ook mijn papillen te beïnvloeden, waardoor er kraak noch smaak zit aan hetgeen ik verorber. Ik schoof misnoegd mijn bord opzij en tuurde meewarig door het raam.

Ik volgde de werkzaamheden van de witte vuilniswagen die de straat verontrustte, of beter gezegd die van het oranje mannetje dat blauwe pmd-zakken en stapels papier en karton in de voerkleppen van het gevaarte stouwde. Hij wist niet van ophouden. De muilen raakten overvol.
“Dit kan nooit goed gaan”, mompelde ik toen hij veel te laat het persmechanisme aanzette.
Ik kreeg nog gelijk ook. Er weerklonken een paar knallen van ontploffende zakken en een dertigtal plastic flessen en drankblikjes ontsnapten. Ze kwamen samen met flarden van kranten op het asfalt terecht. Het oranje mannetje getroostte zich niet eens de moeite om die op te rapen, liet alles liggen waar het lag en vervolgde doodgemoedereerd zijn weg.

“Bedankt, u hebt weer fantastisch gesorteerd”, prijkte er in precieuze schoonschriftletters op de flank van de vuilniswagen. Jazeker, wij sorteren fantastisch en we betalen ons blauw aan allerhande milieutaksen, terwijl de vuilnisophalers het laten sloffen, er de kantjes aflopen en eigenhandig zwerfvuil rondstrooien.

Kuip-door-sluip-doorroutes

Ik heb tijdens het voorbije jaar zomaar eventjes 12429 km gefietst ─ da’s een eind, hoor! ─ hoofdzakelijk in West-Vlaanderen, met enkele uitschieters naar Oost- en Zeeuws-Vlaanderen. Ik ging eigenlijk voor het elegante rekenkundige rijtje 12345, maar daarvoor moet je goed kunnen mikken en dat kan ik dus niet. Ik zit er 84 km naast. Ziehier mijn bevindingen:

De infrastructuur voor wielrijders laat zeer te wensen over. De fietspaden, als die er al zijn, bevinden zich heel vaak in een uitermate erbarmelijke toestand. Putten, kuilen, opdringerige boomwortels, overhangende takken, opgehoopte smurrie, glasscherven … ik heb het allemaal gezien en meegemaakt. Op dat gebied kunnen we alleszins nog veel van Nederland leren, want daar is fietsen een echt plezier.

Het zwerf- en grofvuil blijft in toenemende mate de bermen en sloten ontsieren. Deze nestbevuiling zal ons nog eens zuur opbreken en ik vrees dat de goeden het met de kwaden zullen bekopen.

Ook het aantal gesneuvelde dieren stemt tot nadenken. Ik wil niet direct van een slagveld gewagen, maar het scheelt toch niet veel.

Vlaanderen, en zeker West-Vlaanderen, is kennelijk de kweekvijver van de onhoffelijkste chauffeurs die men zich kan voorstellen. Claxonnades, opgestoken middelvingers, scheldpartijen, ja zelfs regelrechte bedreigingen vallen er je als fietser te beurt. Eerlijkheidshalve dien ik toe te geven dat de onbeschoftste exemplaren zich ook per fiets verplaatsen en zich wielertoeristen noemen. Ik kan ze niet allemaal over dezelfde kam scheren natuurlijk, maar er zitten daar toch echte bullebakken tussen. Gelukkig heb ik af en toe ook een fijngemanierde en voorkomende weggebruiker ontmoet en dat is een heuse verademing.

Om toch op een ietwat positieve noot te eindigen som ik even op wat ik tijdens mijn zwerftochten allemaal gevonden heb:
– 72,05 euro (een biljet van € 50 en een van € 20, muntstukken van € 2 en 5 cent)
– een rugzak met inhoud (die ik aan de rechtmatige eigenaar kon terugbezorgen)
– een dure verrekijker
– een schroevendraaierset van een goed merk
– een oplaadbare zaklantaarn
– ik had ook talloze kledingstukken kunnen verwerven, maar daar waag ik me niet aan. Het blijft me in hoge mate verbazen wat mensen onderweg allemaal aan textiel, ja zelfs aan ondergoed kwijtspelen. Wat gebeurt er toch allemaal langs Vlaamse wegen en in Vlaamse velden?

Hu paard, je staat te schuimbekken!

O, wat heb ik me weer omstandig zitten opwinden en dat is absoluut niet goed voor mijn algemene welbevinden.

Zoals mijn trouwe lezers weten neem ik ieder jaar deel aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Ik was van plan om dat ook dit jaar te doen, op 19 december, maar nu heb ik besloten om af te haken. Ik ben namelijk heel erg boos en ik wil graag even uitduiden hoe dat zo komt.

Martine Tanghe, een boegbeeld van de VRT, placht het dictee samen met de Nederlander Philip Freriks te presenteren. Een paar weken geleden meldde de organisatie dat Martine de fakkel doorgaf aan Freek Braeckman, wat ik bijzonder jammer vond, want ik beschouw Martine als een dame en ze spreekt het fraaiste Nederlands dat ik ooit in de lage landen bij de zee heb waargenomen. De woorden geuren als het ware uit haar mond.

Ik heb in de voorbije jaren vaak de loftrompet over haar gestoken:
– Martine Tanghe heeft een wit voetje bij me, omdat ze zich van onberispelijk Nederlands bedient en omdat ze een onwereldse klasse uitademt.
– De onvolprezen Martine Tanghe met de in zachtzinnigheid gedrenkte stem.
– Martine Tanghe geeft zich over aan vogelzang in mensentaal.

Nu blijkt echter dat Martine hoegenaamd niet vrijwillig opstapt. De organisatie heeft haar respectloos uitgerangeerd omdat … de Nederlanders eens iets anders willen. Dat zullen dan ongetwijfeld dezelfde Nederlanders zijn die zich met hun buitensporige bek als een bezettingsmacht gedragen op kampeerterreinen in het zuiden.

Wel, wij Vlamingen willen wel eens iets anders dan die rochelende, net niet kwalsterende Freriks, over wie ik me al vaker in minder lovende bewoordingen heb uitgelaten:
– Philip Freriks heeft een stem waarmee men daken kan ontmossen.
– Zijn schabouwelijke dictie is voor veel Vlamingen een onverstaanbare doodsreutel.
– Hij wekt de indruk dat hij tijdens het dicteren een walvis staat te pijpen.
– Hij spreekt alsof hij steengruis staat te gorgelen.

Als ik Freek Braeckman was, zou ik die hautaine Nederlanders feestelijk bedanken voor hun opdracht. Het dictee kan mij voortaan gestolen worden en de organisatoren ervan mogen van mij het moeras inzakken, of het slingerschijt krijgen.

Leve Martine Tanghe!

Hier kun je nalezen wat ik allemaal over het dictee, over Martine en over Freriks schreef:

Oudjaar met Martine Tanghe
Is Engels het nieuwe Nederlands?
Schrijfkramp
Ik schreif zonder fowten

De modderkruiper

Het kan niemand ontgaan: Vlaanderen kreunt onder de omleidingen, die dan ook nog vaak op z’n janboerenfluitjes aangeduid zijn, zodat de gebruiker ervan geredelijk in het hol van Pluto terechtkomt.

Als men zich op gemotoriseerde wijze verplaatst en een aantal kilometer moet omrijden is dat eigenlijk een fluitje van een cent, maar als men dat per fiets en dus op eigen krachten moet doen, scheelt dat toch een slok op een borrel. Zo ondernam ik zondagmorgen een tocht die in normale omstandigheden iets meer dan vijftig kilometer lang is, maar door enkele wegomleggingen zeven kilometer meer trapwerk vergde. Dat gaat je niet in je koude kleren zitten.  

Maar goed, als zo’n omleiding positieve gevolgen heeft, zoals bijvoorbeeld een nieuw wegdek of een betere infrastructuur, neem ik dat ongemak er graag bij, zolang men me maar niet regelrecht een modderig veld instuurt, wat men in het West-Vlaamse Gits voor mekaar krijgt:

omleiding