Tag: koolbakkerij

Subtiele wraak

─”Wanorde is een eigenschap van zowel verliefde als geniale mensen”, oreerde een vriendin van me toen ze mijn werkkamer betrad, waar er tijdelijk grote chaos heerst, omdat ik aan het opruimen ben.
Ze zei het op een geveinsd luchtige toon, want ik hoorde wel degelijk een hoopvolle zweem in haar stem, alsof ze verwachtte dat ik eindelijk het achterste van mijn tong zou laten zien en bekennen dat ik een grote liefde voor haar opgevat had en dientengevolge tippelant op haar was. Ik heb evenwel mijn boontjes op een ander te week gelegd, zoals men dat in Vlaanderen zegt. Er is wel degelijk iemand die me hogelijk bekoort en mijn geest uit de hengsels tilt, maar dat is niet de vriendin in kwestie.
─”Je weet toch al langer dan vandaag dat ik over een astronomisch IQ beschik”, kapte ik haar af met een slimmigheidje.

Ik zag dat mijn antwoord haar niet helemaal beviel, maar ze hield zich groot en berustte in haar lot met oosterse gelijkmoedigheid. Daarnet ontdekte ik de boodschap die in oorlogsletters over het blocnotevelletje jakkert, dat ze stiekem op de deur van mijn werkvertrek achtergelaten heeft:

Driemaal is nochtans scheepsrecht

Meester Joris was vroeger onderwijzer, maar nu is hij bejaard en dus op rust. Meester Joris was vroeger buitengewoon nieuwsgierig en dat is hij nog steeds. Als er in het dorp wat gebeurt, dan kan het haast niet anders of hij is daar ooggetuige van. Met zijn ingebouwde radar vangt hij berichten op en daarna straalt hij ze door naar alle hoeken en kanten. Men noemt hem dan ook het sprekend dagblad en hij heeft die naam in geen geval gestolen.

Wanneer er een ambulance, een brandweerwagen of een politievoertuig met loeiende sirene door de straten scheurt, kan je er donder op zeggen dat je binnen de kortste keren ook meester Joris te zien krijgt, die met zijn rijwiel de achtervolging heeft ingezet en in het kielzog van de hulpverleners probeert te blijven. Ik heb er geen idee van hoe oud de brave man precies is, maar hij fietst nog als Johan Museeuw in zijn gloriedagen. Misschien dat hij ook wespen, kevers en gesneden broden bij de plaatselijke dierenarts betrekt. Wie zal het zeggen?

Verleden zondag hebben ze meester Joris echter danig bij zijn pietje gepakt. Het plan daartoe is waarschijnlijk aan de tapkast van een dorpskroeg uitgebroed, want in nuchtere toestand kan men zoiets niet verzinnen. Ik toch niet en aan mezelf ken ik een ander.

Onze lokale begrafenisondernemer doet noodgedwongen ook aan ziekenvervoer. Van gemiddeld één sterfgeval per week kan hij vermoedelijk niet leven, dus heeft hij zich naast een corbillard — zo noemen wij een lijkwagen — ook een ambulance met de nodige toeters en bellen aangeschaft. Zondagmorgen keutelde hij met dat ding door het dorp, voorzien van zwaailicht en dreinende sirene. Hij kwam voorbij het café … en ja hoor: meester Joris en zijn fiets lieten niet lang op zich wachten. Onze ambulancier reed vervolgens gewoon een blokje om en zodoende verscheen hij even later opnieuw bij het café. Ook meester Joris peddelde ten tweeden male voorbij … maar de derde keer bleef hij achterwege. Een schoolmeester stoot zich immers geen drie keer aan dezelfde steen.

Het sprekend dagblad van het dorp maakt nergens melding van deze gebeurtenis. Vreemd is dat.

Een glorieus uitzicht

We hadden wat te bespreken en de man nam me mee naar zijn werkkamer. Toen hij de deur van dat vertrek opende, stonden we onverhoeds … eh … oog in oog met de hoog opgestoken en zeer weerspannige kont van zijn vrouw, die om onnaspeurbare redenen op handen en knieën over de parketvloer kroop.
─”A room with a view”, merkte haar echtgenoot laconiek op, want hij is niet alleen grappig en onvoorspelbaar, maar tevens zeer bij de pinken.
Ik vond dat een in hoge mate geinige kwinkslag en schoot dus in de lach. Het uitzicht krabbelde overeind.
─”Eerst ons lekker maken en ‘t mooiste laten zitten”, probeerde ik op schalkse wijze ook een duit in het zakje te doen.
Ik merkte meteen dat de vrouw des huizes daar geen aardigheid in had. Ze wierp me enkele mesblikken toe en haar levensgezel kreeg in het voorbijgaan zelfs een stevige peut. De hele avond zweeg ze boekdelen.

Geef er een snok aan!

Gisteren heb ik me tijdens het fietsen in de luren laten leggen door een stelletje kwajongens. Toen ik door een laantje peddelde, zag ik plots een portefeuille op het plaveisel liggen. Hoe reageert een mens daarop? Je knijpt de remmen dicht en je stapt van je rijwiel om die op te rapen. Dat wilde ik dus ook doen, maar toen ik mijn hand uitstak, floepte het ding van me weg en verdween achter een heg. Daar hielden zich een paar snaken verscholen en die verschalkten al dan niet eerlijke vinders met een ruk aan een vrijwel onzichtbaar draadje, waarmee ze het verleidelijke object aangelijnd hadden. Ik kon er vettig om grinniken, want in de dagen van olim, toen de kippetjes keurslijven droegen en ik een kwajongen was die zich met kattenkwaad inliet, heb ik het ook een keer geprobeerd …

… al kon ik er toen minder van genieten, want mijn poging liep faliekant af. Ik fopte namelijk geen zwakke weggebruiker, maar een heuse automobilist. Die remde zo ongeremd … eh … zo bruusk dat een achteropkomende bromfietser niet tijdig kon stoppen, pardoes tegen die wagen knalde en zich aldus drie dagen ziekenhuis op de hals haalde. Niemand heeft ooit geweten dat ik dit ongeval veroorzaakt had, want ik ben stilletjes weggeslopen … zonder die portefeuille.

Slijpen

De ietwat onnozele situatie die ik hieronder schets, zal velen van jullie bekend voorkomen en daarom misschien een glimlach op jullie gezichten borstelen. Het mag dan zo zijn dat jullie ‘het’ ook al eens meegemaakt hebben, toch betwijfel ik ten zeerste dat het bij jullie net zo farcicaal eindigde als dat bij mij het geval was.

Ik bevond me gisteren in een tamelijk nauwe gang en er kwam iemand uit de tegenovergestelde richting naar me toe. Aangezien het onvermijdelijk was dat we elkaar zouden moeten kruisen, begon ik afwegingen te maken: zal ik naar links uitwijken, of naar rechts? Mijn tegenligger deed precies hetzelfde, zodat ons laveren op een linedance leek: dat bewegingspatroon waarmee cowgirls denkbeeldige aardappelen tot puree trappelen en waardoor cowboys verraden dat ze in hun vrije tijd een stel nichten zijn.

We bleven elkaar op afstand ontwijken en toen de confrontatie plaatsgreep, stonden we natuurlijk pal tegenover elkaar. Nu zijn er van die mensen die werkelijk goeie zin in ‘t leven hebben. Het plezier spat van ze af, er hangt als het ware een lach aan hun kont en het kost ze weinig moeite om de hele boel aan de gang te maken. Mijn medespeler was zo’n sympathieke guit, voorzien van bruine pretogen en met een zonnige lach op een faunesk gezicht. Hij grijnsde als een huzaar op vrijersvoeten, pakte me bij de schouders beet en begon zowaar een dansje met me uit te voeren, terwijl hij ook nog zelf voor de muziek zorgde:
─“Dans met mij de tango d’amore”, zong hij luidkeels en tijdens het rondje dat we maakten, kruisten we elkaar. “Ik hoop dat het voor jou net zo aangenaam was als voor mij”, zei hij toen en hij vervolgde zijn weg.

Ik was eerst een beetje beduusd, maar toen barstte ik geheel ontwapend in lachen uit. Mijn geschater klaterde door de gang. Het olijke stuk vlees draaide zich nog even om, stak zijn hand naar me op en verdween uit mijn gezichtsveld en mijn leven. Volgens mij zit die knul verschrikkelijk goed in elkaar.

Ships that pass in the night, and speak each other in passing …
Henry Wadsworth Longfellow

Hoffelijk

Ik heb vanmorgen, via de vlijtige … even kuchen toch … handen van mijn zeer gewaardeerde … nog eens kuchen … postbode, een felecitatiekaart ter gelegenheid van mijn verjaardag gekregen. Ikke blij natuurlijk … of eigenlijk toch niet echt, want ik ben in januari al een keertje jarig geweest. Twee keer in nauwelijks vijf maanden vind ik toch wat te veel van het goede. Ze moeten nu ook niet overdrijven, want ouder worden is een ramp die steeds weer toeslaat.

Iemand heeft zich dus vergist, alleen weet ik niet wie. Er staat nergens een naam vermeld. De afzender hult zich in een waas van geheimzinnigheid. Hij of zij is zich op de buitensporig kitscherige kaart — champagne kraalt in roemers en een eenzame roos heeft zich treurig ter tafel neergevlijd — in precieuze schoonschriftletters te buiten gegaan aan het vreselijkste karamellenvers aller tijden:

Bloemen verwelken en schepen vergaan, maar onze vriendschap blijft eeuwig bestaan.

Godsallejezig! Ik krijg er pukkels van en eigenlijk mag de afzender zich gelukkig prijzen dat hij/zij geen naam vermeldt, want ik zou stante pede naar hem/haar toestappen om hem/haar met een kussen te smoren. Niets blijft eeuwig bestaan! Laat dat vooral duidelijk wezen!

Edoch, wie is de man of vrouw die mij dat gelapt heeft? Ik verdenk wel iemand. Aangezien de poststempel die van onze hoofdstad is, vermoed ik dat ik de auteur daar ergens moet zoeken. Dan kan het alleen prins Filip van België zijn. Die kaart ligt namelijk helemaal in de lijn van wat je van hem mag verwachten. Het is helemaal zijn stijl. Alleen kan er tussen ons geen sprake zijn van vriendschap, om nog te zwijgen over de mogelijkheid dat die eeuwig zou bestaan. Ik ben tot veel bereid, maar … Spaar me!

Chihuahua

Er breken drukke tijden voor me aan, want er zijn examens op til. Studenten van beiderlei kunne schieten plots wakker, om te ontdekken dat hun bagage ontoereikend is om het schooljaar met goed gevolg af te sluiten, dus doen ze nog snel even een beroep op mijn inmiddels vermaarde talenknobbel, om hun kennis wat bij te spijkeren.

Ik mag graag bijlessen verstrekken en ik verdien er ook wat mee, maar het is niet mijn favoriete bezigheid. Wat ik het liefste doe, is anderstaligen het Nederlands bijbrengen, al moet je dat vooral niet onderschatten. Het vergt wat van een mens: engelengeduld vooral en een flinke dosis doorzettingsvermogen … zowel van mijn kant als van die van de pupil. Woorden leren, werkwoorden verbuigen, zinnen bouwen …

Het verloopt allemaal heel stroef in het begin, maar plots komt het moment waarop je met de ander een echt gesprek in het Nederlands kunt voeren. Dan voel ik me iedere keer weer zo gelukkig als een kermiskind en ben ik heel even mijn eigen geschenk uit de hemel. Ik haal me er echt aan op.

Ik ontmoet nog vaak oud-leerlingen van me en dat gaat meestal met grote vreugde gepaard. Gisteren kreeg ik onverwacht bezoek van mijn allereerste pupil ooit: een jongen die als zeventienjarige vluchteling in Belgenland terechtkwam, Nederlandse lessen bij me volgde en over enkele maanden het diploma van doctor in de medicijnen zal verwerven. Toen we elkaar de eerste keer zagen, konden we wegens de taalbarrière geen woord met elkaar wisselen. Het falen van de menselijke communicatie … Gisteren hielden we een kwieke stroom van opgeruimd gebabbel gaande, omstrengelden we elkaar met flonkerende zinnen en haalden we herinneringen op, want dat hoort bij een weerzien:
─“Weet je ‘t nog van die chihuahua?” vroeg hij monkelend.
─“Ja hoor!”, gnuifde ik.

Ik had hem ooit wijsgemaakt dat preutelikkertje het correcte Nederlandse woord voor een schoothondje was, hoewel dat eigenlijk het Vlaamse equivalent is van het als vulgair geboekstaafd staande kutlikkertje. Het zijn van die dingen die men beter niet kan doen, want toen ik op een keer met hem op wandel was en we een deftige mevrouw met zo’n mormeltje ontmoetten, stapte hij naar haar toe om haar ongefilterd mede te delen dat ze zo’n leuk preutelikkertje had en te vragen of het zich liet strelen. De dame in kwestie was niet bepaald opgetogen met zijn lovende woorden.

Pretbederver

Er bestaan van die lammenadige sujetten, die het niet kunnen laten om de frappe, de pointe, de clou en de afloop van een verhaal of een film te verklappen en aldus het plezier van anderen vergallen.

Gisteren was ik in een boekhandel, want als ik aan iets verslaafd ben, dan is dat wel aan het opsnuiven van de geur van nieuwe boeken en drukinkt. Ik kocht er een Bijbel voor een prijs die ik niet kon laten lopen en toen ik die ter betaling aanbood, zei de bediende:
─"O, da’s het boek waarin het hoofdpersonage, Jezus, op een verschrikkelijke manier aan zijn eind komt."

Wat een afknapper! Zou je hem niet!?