Tag: herfst

Gesneuveld

Gisteren stijfde de wind aan tot een halve storm en als de bomen nog in blad staan, heeft dat meestal gevolgen. Een van de exemplaren die mij toebehoren is dan ook onder het geweld bezweken. Ik heb hem met veel geruis van takken en een doffe plof horen neerkomen. Nu ligt hij daar aan de rand van het bos, geveld, ontworteld, wachtend op de onverbiddelijke kettingzaag. Hij biedt een zielige aanblik, vind ik, maar ik ben nu eenmaal licht ontroerbaar en een makkelijke prooi voor een veel te groot inlevingsvermogen. Als niemand me gadeslaat, durf ik weleens een boom te knuffelen. Ik heb even met de gedachte gespeeld om een eenvoudige dodenwake voor hem te houden, maar dat zou natuurlijk belachelijk zijn. Sommige mensen vragen zich nu al af wat ik geslikt heb.

Zo’n herfststormpje is nog altijd beter dan een cycloon of een tornado. Dat zijn pas destructieve fenomenen. Het zal misschien vreemd overkomen en ik heb er ook niet direct een verklaring voor, maar ik zou nochtans dolgraag een keer zo’n tornado in het echt zien. Natuurverschijnselen boeien mij mateloos, al boezemen ze me soms ook angst in, zoals bijvoorbeeld de bliksem, of vuurspuwende bergen. Het aanschouwen van een wervelwind, vanaf een veilige plaats welteverstaan, prijkt evenwel hoog op mijn verlanglijstje.

Ik zal me straks eens op internet begeven, om uit te vogelen of er soms tornadojagers bestaan die me een keertje willen meenemen op hun barre tocht.

Als dat maar goed afloopt.

‘t Zijn barre tijden

Omdat ik bij haar in de buurt was, bracht ik een blitzbezoek aan een vriendin van me, die net aanstalten maakte om door de herfst veroorzaakte overtolligheden met een bladhark te lijf te gaan. Dat dreigde een karwei van lange adem te worden, want het scheelt echt niet veel of je hebt in haar tuin een stafkaart nodig.

Nu ben ik een grenzeloze goeierd met een hart van suikerschuim, dus maakte ik dat ik wegkwam, om niet veel later terug te keren met mijn elektrische zuighakselaar, die ook kan blazen. Beweren dat ik de klus daarmee tot een fluitje van een cent herleidde, zou in niet geringe mate overdreven zijn, maar alle beetjes helpen, zei de mug, en ze piste in de zee.

Verrichter zake vroeg mijn vriendin of ze me kon plezieren met een kop hete soep.
─”Tomatensoep met balletjes”, verduidelijkte ze, wetend dat die balletjes nog steeds een haast kinderlijke opgetogenheid bij me kunnen bewerkstelligen.
─”Doe maar geen moeite”, probeerde ik beleefd te blijven, maar ze luisterde niet naar me.

Nu ja, veel moeite kostte het haar niet. Ze hoefde zich enkel toegang tot een blik te verschaffen en de inhoud ervan met water in een pan te verwarmen.
─”’t Zijn barre tijden voor iedereen”, zei ze onder het roeren. “De fabrikant heeft duidelijk op de balletjes bezuinigd.”
Bij nader toezien troffen we er inderdaad slechts één armetierig exemplaar van aan.
─”Wanneer heb je die soep gekocht?” had ik een jennetje klaarzitten.
─”Verleden week”, dacht ze.
─”Vandaar”, meesmuilde ik. “Het is nog jonge soep. De ballen zullen vermoedelijk nog niet ingedaald zijn.”

De grap kwam niet aan, merkte ik. Ze keek me aan, gaf wat peilend ogenspel ten beste en verlegde toen haar blik in de richting van het fornuis. Ze begreep er … eh … de ballen van.

Najaarsmoeheid en herfstmelancholie

Het is een dag om op te schieten. Het is zo’n dag waarop ik als een laodiceeër ontwaak en meteen besluit om niet te zwemmen, maar gewoon mee te drijven. Het leven heeft een verkeerde toets aangeslagen en daardoor lijken alle gegevens uit mijn hersens gewist.

Ik ben nochtans eigenaar van een lankmoedig humeur. ’s Morgens, na het opstaan en het koffiedrinken, maakt zich doorgaans een tevreden stemming van me meester, zodat ik in staat ben mezelf te verdragen. Natuurlijk heb ik net als iedereen van die buien, die me naar goede, dan wel kwade geluimdheid doen overhellen en meestal zeer tijdelijk van aard zijn. Ik kan door een gebeurtenis in opgewektheid losbarsten, maar een onnozel voorvalletje vermag net zo goed aanleiding te geven tot ergernis en zelfs woede. Dergelijke kuren en grillen steken op en gaan weer liggen. Ze berimpelen heel even mijn dag, waarna alles weer op zijn gebruikelijke plooi komt.

Gisteren viel ik opeens ten prooi aan grote lusteloosheid. Ik liet me niet kennen en probeerde wat te schrijven, maar de leegte die in mijn hoofd heerste kwam ook op het papier terecht, waar zich geen letter vertoonde. Ik bracht de rest van dag in onaangenaam nietsdoen door en ben tegen mijn gewoonte in vroeg naar bed gegaan. Het heeft niet mogen baten. Vandaag voel ik me nog steeds suf en apathisch. Ik keutel al de hele morgen als een kip zonder kop door mijn woning, want ik kan mijn draai niet vinden. Het schrijven wil niet vlotten, het vertalen evenmin … het is kennelijk allemaal niet aan mij besteed. Het overkomt me wel vaker. Soms val ik op onverklaarbare wijze ten prooi aan bodemloze somberheid en daar helpt geen lievemoederen aan. Ik moet het gewoon uitzitten, geduld oefenen en ondertussen even luisteren naar het Romanze:Larghetto uit het eerste pianoconcerto van Chopin. Die muziek is me op het lijf geschreven. Ik hoor daar van alles in: de melancholie van nauwelijks verwerkt leed, het verlangen naar tederheid, de speelsheid van de liefde, de felle uithalen van de passie, het wiegen van de zee … het hele leven … en waarschijnlijk ook de dood …

Het is zondag. Misschien moet ik straks eens bellen met iemand die ik echt graag mag. We kunnen samen wat gaan eten in een knus restaurant aan de rand van de zee en daarna … Ja, zullen we dat maar eens gaan doen dan?

Buitenspel

We hebben er zowaar mooi weer bij. De herfst klimt naar een zelden vertoond thermisch hoogtepunt en dat geeft vanzelfsprekend aanleiding tot allerhande openluchtvertier, met het barbecueën als klapper. Straks zwirrelt de watertandende geur van houtskoolvuren, succulente happen en Provençaalse kruiden alom in de lucht.

Ik heb evenwel geen enkele uitnodiging ontvangen om me, vadsig happend en slempend, naar een hartinfarct toe te vreten. Dat verbaast me enigszins, want normaliter dien ik me van het ene boulimisch schransfestijn naar de andere pantagrueleske maaltijd te reppen, maar vandaag heeft iedereen me kennelijk uit zijn barbecueverhaal geschrapt. Vreemd is dat. Zou het aan mij liggen, of is het gewoon een samenloop van omstandigheden?

Ach, ik zit er eigenlijk niet zo mee. Ik heb nog steeds goeie zin in ‘t leven. Weet je wat ik doe? Straks nestel ik me met wat vrienden op een Brugs terras, om er me over koele Hoegaarden te ontfermen. Daar laat ik een barbecue voor staan, hoor! Hoewel …

O Tom!

Vandaag duurt de dag net zo lang als de nacht, want om 11.05 uur doet de herfst zijn intrede. In tegenstelling tot wat velen denken is dat seizoen nog nooit op 21 september begonnen en dat zal in de komende jaren evenmin het geval zijn. Ik hou van de herfst, want ik ben een melancholisch mens, en om er alvast een beetje de stemming in te brengen, trakteer ik jullie nu al op een fraaie stijlfiguur, meer bepaald op een contradictio in terminis:

In de herfst worden de dagen hoe LANGER, hoe KORTER.

Gorilla’s in de mist

Mijn titel slaat natuurlijk nergens op, maar ik wilde die absoluut een keertje gebruiken, omdat ik het zo’n pakkend en beklijvend exemplaar vind. Gorilla’s in de mist … da’s een dijk van een titel. Dat staat als een huis en laat geen mens onberoerd. Wat vermag men zich daar allemaal niet bij voor te stellen?

Op besluierde dagen zoals gisteren en vandaag tuurt het melancholieke schepsel dat ik ben graag door het venster naar de belemmerde verten van een met laaghangende wolken volgelopen tuin. Dan kan het gebeuren dat ik dusdanig in de ban raak van het tafereel dat ik zachtjes ‘gorilla’s in de mist’ prevel … als plots de schimmen van … mijn poezen uit het bedaarde en parelgrijze landschap opduiken, wanneer ze na een wandelingetje huiswaarts keren. Het valt vanzelfsprekend op geen enkele manier te vergelijken met gorilla’s die uit mistige wouden opdoemen, maar ik ben er niettemin hogelijk door bekoord en het leven heeft me geleerd met weinig tevreden te zijn.

Hoe sterk is de eenzame fietser?

Hoewel de zon slechts dunnetjes stond te schijnen en nu en dan zelfs over een wolk struikelde, besloot ik het er toch op te wagen. Als een volleerd ruiter zwiepte ik mijn kont op het zadel en gaf de aftrap van een fietstocht doorheen het oprukkende najaar. De route die ik uitgestippeld had, kronkelde zich vaak als een aal in doodsnood onder de pathetische gewelven van zwaar en oud geboomte, dat getooid was met kruinen waarin de herfst vlamde.

Ik was ongeveer tien kilometer van huis toen de hemel plots aan het kruien ging. In hevig gedrang kwamen zware wolkenpakken aanzeilen en binnen de kortste keren regende het snoeihard en zeer doeltreffend. Ik kon nergens schuilen en het duurde dan ook niet lang of ik maakte een zeer verzopen indruk: mijn anders zo jolige haardos hing in bespottelijke slierten langs mijn gezicht; mijn regenkleding bleek niet bestand tegen al dat zwalpende water; mijn broekspijpen flapperden als kleddernatte zeilen rond mijn benen en mijn voeten waren drenkelingen in hun schoenen.

Tot overmaat van ramp kwam ik dan ook nog met panne te staan, want het versnellingsapparaat haperde even en daardoor liep de ketting uit de rails. Terwijl ik op habberdegriekse wijze bezig was mijn handen aan dat ding te bevuilen, reed er een enorme tractor met oplegger voorbij. Met driest geweld doorkruiste die een plas en ik kreeg al de opspattende modder over me heen. Ik zag eruit alsof ik onder een steen vandaan kwam.

Terug thuis had ik bijna een uur nodig om me enigszins op te kalefateren en terwijl ik dat deed, nam ik een kloek besluit: het zou één keer en nooit weer zijn! De herfst kan me voortaan de moord pruimen!

Gooi-en-smijtwerk

Terwijl de natuur treuzelig aan de herfst begint, voelen velen zich geroepen en helaas ook uitverkoren om de toegang tot hun woning op te sieren met manden, die als hoornen des overvloeds overvloeien van boeketten, ooft en siervruchten. Chrysanten zijn niet langer de witte kerkhofblommen van Guido Gezelle, want ze duiken nu overal op en vaak hebben ze zelfs een kleur van opwinding gekregen. De oranje pompoen mag vanzelfsprekend niet ontbreken. Meestal ligt hij daar gewoon zijn vlezige zelf te zijn; soms heeft hij een  chirurgische ingreep ondergaan, die hem tot een grijnzend smoel of een feestlampion herschiep. Halloween is niet meer te stuiten. Ik heb zelfs al levensgrote, als heksen vermomde poppen naast voordeuren en in tuinen opgemerkt. Bezem in de aanslag. Als je in een vergevorderd nachtelijk uur en in ietwat benevelde toestand onverhoeds met zo’n schepsel geconfronteerd wordt, kan je daar toch behoorlijk van schrikken, denk ik.

Voor mij echter niet gelaten en ieder zijn meug, maar ik doe er niet aan mee. Ik vind het allemaal nogal gekunsteld en op het kitscherige af. Bovendien zijn heksen geen gracieuze vrouwen en pompoenen allerminst bevallige vruchten. En lekker smaken doen ze ook al niet, zelfs niet in soep of jam. Ik ben kennelijk niet de enige die nauwelijks door hun ietwat lompe uiterlijk bekoord raakt, want bij ons op het dorp moet er een echte cucurbitafoob rondlopen: een pompoenenhater met andere woorden. Tijdens de voorbije nacht heeft hij namelijk een aantal straten afgeschuimd en alle pompoenen die hij daar aantrof op het asfalt te barsten gekeild, waarna het verkeer als roerzeef en pureestamper fungeerde. Sommige mensen hebben toch echt een krak in hun kop.