‘t Zijn barre tijden

Omdat ik bij haar in de buurt was, bracht ik een blitzbezoek aan een vriendin van me, die net aanstalten maakte om door de herfst veroorzaakte overtolligheden met een bladhark te lijf te gaan. Dat dreigde een karwei van lange adem te worden, want het scheelt echt niet veel of je hebt in haar tuin een stafkaart nodig.

Nu ben ik een grenzeloze goeierd met een hart van suikerschuim, dus maakte ik dat ik wegkwam, om niet veel later terug te keren met mijn elektrische zuighakselaar, die ook kan blazen. Beweren dat ik de klus daarmee tot een fluitje van een cent herleidde, zou in niet geringe mate overdreven zijn, maar alle beetjes helpen, zei de mug, en ze piste in de zee.

Verrichter zake vroeg mijn vriendin of ze me kon plezieren met een kop hete soep.
─”Tomatensoep met balletjes”, verduidelijkte ze, wetend dat die balletjes nog steeds een haast kinderlijke opgetogenheid bij me kunnen bewerkstelligen.
─”Doe maar geen moeite”, probeerde ik beleefd te blijven, maar ze luisterde niet naar me.

Nu ja, veel moeite kostte het haar niet. Ze hoefde zich enkel toegang tot een blik te verschaffen en de inhoud ervan met water in een pan te verwarmen.
─”’t Zijn barre tijden voor iedereen”, zei ze onder het roeren. “De fabrikant heeft duidelijk op de balletjes bezuinigd.”
Bij nader toezien troffen we er inderdaad slechts één armetierig exemplaar van aan.
─”Wanneer heb je die soep gekocht?” had ik een jennetje klaarzitten.
─”Verleden week”, dacht ze.
─”Vandaar”, meesmuilde ik. “Het is nog jonge soep. De ballen zullen vermoedelijk nog niet ingedaald zijn.”

De grap kwam niet aan, merkte ik. Ze keek me aan, gaf wat peilend ogenspel ten beste en verlegde toen haar blik in de richting van het fornuis. Ze begreep er … eh … de ballen van.

The Author