Tag: bijgeloof

De truc met de aflaat

In een oud boek vond ik een flardje papier dat de eeuwen getrotseerd heeft, of toch zeker één eeuw, want het moet in 1907 het levenslicht aanschouwd … eh … aan een drukpers ontglipt zijn. Naast een stichtelijke tekst ─ Heilig Hart van Jesus Bescherm Belgenland ─ prijkt een al even vrome afbeelding van de Jesus in kwestie, die zijn Heilig Hart ontboezemt en aan de wereld toont. Wat mij echter vooral intrigeerde, was hetgeen daaronder geschreven stond:

Alf 300 d.ied.keer.Volle Afl.ied.maand

Ik heb het even moeten opzoeken, maar het blijkt om aflaten te gaan. Als ik het foutje in het eerste woord verbeter en de tekst vervolledig, krijgt men als resultaat: Aflaat 300 dagen iedere keer. Volle Aflaat iedere maand.

Als deugdzame katholieken overlijden, gaat hun ziel naar de hemel. Als ze daarentegen stout geweest zijn en in doodzonde sterven, komen ze in de hel terecht om daar ten eeuwigen dage te branden. Er is echter een tussenstation, het vagevuur, voor degenen die slechts een klein beetje stout geweest zijn. Daar zitten de zielen op hun verlossing te wachten, meer bepaald op het moment dat ze naar de hemel mogen verhuizen, en dat kunnen wij, levenden, bespoedigen door aflaten te verdienen.

Van mijn moeder weet ik heel zeker dat ze rechtstreeks naar de hemel gegaan is. Omtrent mijn vader verkeer ik in twijfel. De hel is hem gewis bespaard gebleven, maar het is heel goed mogelijk dat hij in het vagevuur vertoeft. Vertoefde, want door mijn toedoen zijn de hemelpoorten gisteren voor hem opengegaan. Paus Pius X heeft op 13 februari 1907 namelijk beslist dat men door het uitspreken van de zin Heilig Hart van Jesus Bescherm Belgenland iedere maand  een volle aflaat kan verdienen en aldus een ziel uit het vagevuur bevrijden. Meer zelfs: iedere keer dat ik die frase uitspreek, kort ik iemands boetetijd met 300 dagen in.

Stuur me even een berichtje als jullie voor mij zouden sterven. Dan zal ik voor jullie Jezus van het kruis bidden, desnoods in vele talen.

Mag ik even vangen?

Drie studenten van een filmacademie trekken de onherbergzame bossen van Maryland (USA) in om een documentaire te maken over een lokale legende: een heks. Hoewel ze binnen de kortste keren hopeloos verdwalen, blijven ze hun wedervaren filmen, ook als ze op allerhande voodootoestanden stuiten en langzamerhand door vage vrees bevangen raken. ’s Nachts worden ze zelfs aangegrepen door redeloze, onbedwingbare angst als overal hallucinante geluiden opklinken en een van verdwijnt. De anderen horen hem roepen en huilen, maar kunnen hem niet vinden. Tijdens hun zoektocht stuiten ze op het huis waar volgens de legende ooit iemand veertig kinderen vermoordde. Ze gaan er binnen, afgaand op het geschreeuw van hun vermiste gezel, maar verliezen elkaar het oog … en dan valt de camera op de grond.

Een jaar later vond men de videoband in het bos. Van de drie studenten werd nooit meer wat vernomen.

Het zal dan ook niemand verbazen dat de film The Blair Witch Project van Daniel Myrick en Eduardo Sánchez een regelrechte hype ontketende toen men die ruim tien jaar geleden uitbracht, want het betreft inderdaad een mockumentary: een in scène gezette documentaire. Het budget van de film bedroeg nauwelijks $ 22.000, maar de opbrengst liep op tot zo maar eventjes $ 247.803.000. Ja, wie maakt het mee?! Zulke interessante geldbedragen mag men mij in onbeperkte mate blijven aandragen …

… en nu wil het toeval dat ik eveneens in een bos woon en dat ik uitgerekend tijdens de voorbije nacht naargeestig krakende takken en twee ijselijke kreten gehoord heb. Niet dat ik zo bang was als een ballon op een stekelvarkenconventie, maar het scheelde toch niet veel. Ook mijn poezen vielen ten prooi aan jagende angst. Ik houd voor alle zekerheid een videocamera binnen handbereik, want ik ben van plan om daar een slaatje uit te slaan. Beginnen jullie zich maar mentaal op bloederige taferelen voor te bereiden en trek alvast de portemonnee.

Bim bam beieren

Ik meende gisteravond eerst dat ik hallucineerde, maar aangezien ik geen enkele substantie gebruikt had die zo’n effect kon bewerkstelligen, diende ik mijn gedachten bij te sturen naar de veronderstelling ik dat ik bezig was een ufo gade te slaan: een buitenaards tuig dat bij ons in de wandeling een vliegende schotel heet. Ook dat strookte niet met de werkelijkheid, want hetgeen ik aanschouwde, bleek ras een voorbijfladderende paasklok te zijn, die zich met rasse tred … eh … met kwieke vleugelslag naar het verre Rome begaf.

In de meeste landen zijn hazen de leveranciers van paaseieren, maar in België en Frankrijk doen de kerkklokken dat. Tijdens de plechtigheid waarmee katholieken op Witte Donderdag het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn apostelen herdenken, verwerven alle torenklokken plots een stel vleugels en stijgen ze hemelwaarts, om gezwind naar Vaticaanstad te klapwieken, waar de paus ze eigenhandig met een vracht eieren van suikergoed en chocolade opzadelt, die ze bij hun terugkeer in het vaderland, op paaszondagmorgen, met gulle klepel uitstrooien in tuinen en plantsoenen. Ja, ze hebben ons veel roomse folklore opgelepeld toen we nog jong, weerloos en ontvankelijk waren.

De paasklok of de paashaas … het kan me geen ene moer verblotekonten wie me zondag paaseieren brengt. Het hoeven van mij zelfs geen chocolade-eieren te zijn. Met zo’n dingetje van Fabergé ben ik al heel tevreden.

Wees gewaarschuwd!

Vanmorgen rond een uur of zeven kreeg ik trek in roerei met lekker krokant spek. Terwijl de vleesblokjes in de pan sudderden en neuzenvreugd verspreidden, verrichtte ik hier en daar wat kleine bezigheden. Toen ik in de keuken terugkeerde, kon ik niet weerstaan aan de verleiding om even te proeven. Ik viel als het ware ten prooi aan een … eh … brandend verlangen en bracht twee brokjes spek naar mijn mond, maar vergat dat de vork die ik daarvoor gebruikte minutenlang in de pan met het hete vet had vertoefd. Aldus ontfermde mijn voederklep zich over een gloeiend stuk metaal, dat een spoor van vernieling over mijn tong en lippen trok en aanleiding gaf tot een kaakbeenontwrichtende gil.

Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten, maar de Nederlandse taal maakt nergens melding van wat je met een bladderend smoel moet aanvangen.

Ik ontdekte even later dat vandaag vrijdag de dertiende is. Vandaar allicht. Ik wil niemand van jullie met paraskavedekatriafobie ─ hoe krijgt een mens het uit zijn strot? ─ of angst voor vrijdag de dertiende opzadelen, maar we kunnen misschien toch maar beter even uit onze doppen kijken. Nu ja, jullie alleszins. Mijn kalf is helaas al verdronken.

Feestartikel

Ieder jaar rond deze tijd wend ik de steven van mijn automobiel naar het zuiden des lands, om in de aldaar gevestigde Ardennen toebereidselen te treffen voor de nakende eindejaarsfeesten. Nee, natuurlijk knal ik er geen reebok of everzwijn naar de eeuwige jachtvelden, want het zal jullie inmiddels bekend zijn dat ik zowel een dierenvriend als een vijand van wapens ben. Als ik deze expeditie onderneem, doe ik dat enkel om me daarginds wat struikgewas aan te schaffen. Ik bedoel een maretak of mistletoe, om de anglofielen te plezieren. Merkwaardig genoeg lijkt deze halfparasiet ─ die weliswaar met zijn gastheer mee-eet, maar er geen schadelijke invloed op uitoefent ─ enkel in het oosten van ons land te gedijen en de kustprovincie links te laten liggen. Tja, West-Vlamingen zijn nooit profiteurs geweest en dat zal vermoedelijk ook het geval zijn met de planten die hier groeien. Desalniettemin bevreemdt het mij dat de supermarkten en tuincentra in de regio waar ik hoofdkwartier houd ook geen maretakken aanbieden en dat ik dus een reis moet ondernemen om aan mijn gerief te komen.

Ik weet niet of jullie op de hoogte zijn van de voor maretakken geldende etiquette. Zo’n tak moet je bij voorkeur in een deuropening ophangen. Als je vlak eronder oog in oog staat met een persoon van het andere geslacht, mag je die kussen zonder eerst om toestemming te vragen, maar daarna moet je wel een van de witte bessen weghalen. Als alle bessen geplukt zijn, houdt gelijk ook het vrijelijke kussen op.

Ik koop derhalve altijd een maretak die een groot aantal bessen torst, maar ik kan die helaas nooit allemaal opgebruiken. Ik heb namelijk de nogal ongezonde neiging om het kluizenaarschap aan te kleven en slechts weinig mensen tot mijn hermitage toe te laten. Ik moet het verdomd goed weten te passen om een van die uitverkorenen in de met een maretak toegeruste deuropening te ontmoeten en aangezien ik van nature iets schutterigs over me heb, gebeurt het niet zelden dat ik me danig vergaloppeer. Ik versaag echter niet en zet de hakken in het zand met het optimisme van een missiepater.

Als het een beetje meezit, hoef ik me dit jaar zelfs niet naar de Ardennen te begeven om mijn portie mistletoe te verwerven. Verleden week heb ik tijdens een van mijn voettochten immers een eik ontdekt, waarin zich een maretak ophoudt. Ik zou me die graag toe-eigenen, maar ten eerste ben ik heel slecht in het beklauteren van bomen en ten tweede heb ik in niet geringe mate last van hoogtevrees. Ik zoek dus iemand die dat klusje voor me kan klaren, bij voorkeur een druïde in een witte jurk en voorzien van een gouden sikkel, zodat de vermeende toverkracht van de plant bewaard blijft.

Wie de schoen past …

Wie zoals ik op zichzelf woont, kan op pakjesavond maar beter geen schoen zetten, want verliezen doe je altijd. De kans is immers groot dat het ding leeg blijft en hoewel ik het niet graag toegeef, is dat altijd een beetje een teleurstelling. Als het schoeisel onverhoopt toch wat lekkers of leuks zou bevatten, kan ik me voorstellen dat ik daar zo geschuffeld door zou raken dat de hersens me door de oren naar buiten slaan.

Ik verleen momenteel onderdak aan verre verwanten van vaderszijde: de jonge Argentijnen Agus en Alejandro. Ze zijn op doorreis en zullen derhalve slechts enkele dagen bij me verblijven. Gisteren nam ik ze mee naar Brugge en in een aldaar gevestigde drankgelegenheid botsten we op een starnakelzatte sinterklaas. Hij had het voortdurend over zijn zwarte piet die zich, afgaand op de gebaren die hij maakte, in zijn broek ophield. Men kon gelukkig verhinderen dat hij die zwarte piet ook effectief tevoorschijn haalde en toen men de kwibus even later afvoerde, wilden mijn gezellen natuurlijk weten wie of wat die raar uitgedoste snuiter wel mocht voorstellen. Omdat er een goed verhalenverteller in me schuilt, diste ik het complete curriculum vitae van Nicolaas van Myra op: goedheilig man en kindervriend, maar wel in ’t nette, want vandaag de dag moet je uitkijken met katholieke hoogwaardigheidsbekleders, inclusief bisschoppen.

De jongens zijn vanmorgen vroeg naar Brussel vertrokken en zullen pas morgen terugkeren, maar ik heb net ontdekt dat ze hun voorzorgen genomen hebben. Er staan namelijk twee schoenen bij de haard en in het begeleidende briefje maken ze Sinterklaas hun verlangens kenbaar: Agus wil graag een Bugatti Veyron en Alejandro verkiest een slankgegord en naadloos bruin huppelkutje met een barokke boezem.

Tja … en nu?

Stoeien in ons ranke naakt

Verleden jaar heb ik aan het bloedstollende feestgedruis van Halloween deelgenomen. Wie toen al mijn blog las, zal zich misschien herinneren dat ik bij die gelegenheid de prijs voor de beste vermomming in de wacht sleepte, terwijl ik me niet eens verkleed had en zelfs geen masker droeg. Desgewenst kunnen jullie zich alsnog in mijn wederwaardigheden vermeien door de volgende link aan te klikken: Kijk mama, een bietebauw!

Vandaag staat er iets anders op het programma. Ik ga namelijk naar een heksenbal. Ik vermoed dat jullie fronsen, maar vergis jullie vooral niet. Door sprookjes en andere aan fantasie ontsproten verhalen hebben wij vrijwel allemaal een totaal verkeerde voorstelling van heksen, als zouden dat schreeuwlelijke, zich op bezems verplaatsende hellevegen zijn met kevelkinnen, punthoeden, haakneuzen, harige wratten en meer van dat fraais. Zulke lelijke heksen bestaan natuurlijk. Die wonen echter allemaal in het buitenland en ze houden hun jaarlijkse danspartij tijdens de Walpurgisnacht, tussen 30 april en 1 mei, op de Blocksberg in de Duitse Harz.

De heksensabbat ter gelegenheid van Halloween, waar ik acte de présence zal geven, vindt op spuugafstand van mijn woning plaats, op een open plek in het bos, en is alleen toegankelijk voor heksen die absoluut niet te lelijk zijn om voor de duivel te dansen. Wel integendeel. Ze zijn allemaal samen en ieder apart jong en lenig van lijf en leden, ze beschikken zonder uitzondering over aardige opstalletjes en ze spreiden eensgezind ademstokkende smoeltjes tentoon.

Ik heb het plan opgevat om al dat frivole en vrijgevochten vrouwvolk achteraf naar mijn woning te lokken, door warme cacao en marshmallows in het vooruitzicht te stellen. Ik twijfel er niet aan dat ons gezellig samenzijn binnen de kortste keren in een regelrechte orgie zal resulteren, om van de daarmee gepaard gaande losbandige seks nog te zwijgen. Je zult ermee gestraft worden! Ja, het wordt nog een heel aardige avond.

Ik hoop dat jullie eveneens een opwindende slachtnacht mogen beleven.

Van leven ga je dood

Nous l’aimerons au-delà de la vie, car l’amour est dans l’âme et l’âme ne meurt pas.
Henri Lacordaire

Vanmorgen ben ik op visite geweest bij mijn ouwelui en mijn zusje. Dat doe ik elke week, want ik verbaas er me nog steeds over dat het leven het lef heeft om zonder hen door te gaan. Hoewel ze al ettelijke jaren aan gene zijde van het leven vertoeven en dientengevolge in de tuin van de eeuwige vakantie onder een gladde steen van grijs graniet wonen, blijf ik van ze houden, want zoals de hierboven geciteerde Lacordaire al schreef: liefde woont in de ziel en de ziel sterft nooit. Ik neem zelden wat voor ze mee, maar met allerzielendag in het verschiet torste ik nu toch een pot lachende chrysanten ─ golden ping pong ─ die ik op nogal stumperige wijze bij ze neergepoot heb. Ik blijf onhandig schutteren met alles wat ik in handen krijg en groene vingers heb ik al zeker niet.

Onlangs heeft een Iraanse vriend me naar het kerkhof vergezeld. Toen we bij het graf van mijn dierbaren stonden, raapte hij een steentje op van het pad en daar tikte hij mee op de zerk, alsof hij aanklopte en zijn bezoek aankondigde. Daarna hief hij een wonderbaarlijk mooi gezang aan, dat allicht naar Allah opsteeg, aangezien hij de Islam belijdt. Ik kreeg het er helemaal koud van.

Sinds die dag tik ik ook op de steen als ik bij mijn ouders en mijn zusje op bezoek ga. Het zingen laat ik echter voor wat het is. Als ze mij zouden moeten aanhoren, zouden ze zich omdraaien in hun graf en van mij mogen ze daar rustig blijven liggen. Ik heb ze indertijd al genoeg last bezorgd.