Tag: humor

Ingenieurs in drievoud

1.
Drie ingenieursstudenten bespreken wie de mogelijke ontwerpers van het menselijk lichaam zouden kunnen geweest zijn.
─“Het was zonder twijfel een industrieel ingenieur”, zegt de ene. “Moet je die gewrichten toch eens bekijken!”
─“Nee,” zegt de tweede, “het moet welhaast zeker een elektrotechnisch ingenieur geweest zijn. Het zenuwstelsel omvat duizenden elektrische schakelingen.”
─“Het kan enkel een burgerlijk ingenieur geweest zijn”, meent de derde. “Wie anders zou op het onzalige idee komen om een afvoerpijp voor giftige afvalstoffen dwars door recreatiegebied te laten lopen?”

2.
Wat is het verschil tussen industriële en burgerlijke ingenieurs?
Industriële ingenieurs bouwen de wapens en burgerlijke ingenieurs de doelwitten.

3.
Twee ingenieurs in spe ontmoeten elkaar.
─“Waar heb jij die prachtige fiets vandaan?” vraagt de ene.
─“Wel,” begint de andere, “ik was gisteren aan de wandel toen opeens een bloedmooie vrouw kwam aangefietst. Ze gooide het rijwiel op de grond, trok al haar kleren uit en zei: Pak wat je wil en doe er je zin mee!”
Waarop zijn collega goedkeurend knikt en zegt:
─“Je hebt een goede keuze gemaakt. Haar kleren zouden je waarschijnlijk toch niet gepast hebben.”

Kwekje

Ik woonde een vergadering bij en maakte van een pauze gebruik om me in de toiletten terug te trekken, teneinde me daar van wat overtolligheden te ontdoen. Ik had me nog maar net op de pot geïnstalleerd of er klonk een stem op in het kamertje naast het mijne:
─“Hallo! Hoe is het met je?”
Ik had op dat moment weinig zin in een gesprek en zeker niet met een volslagen onbekende, maar ik ben keurig netjes opgevoed en antwoordde dus:
─“‘t Gaat goed met me, dank je.”
Waarop de andere vroeg:
─“Zeg eens, wat ben je aan het doen?”
Hoewel dat eigenlijk een onnozele vraag was, zei ik:
─“Hetzelfde als jij allicht.”
Nu volgt het hoogtepunt van deze gekke situatie, want mijn buurman informeerde:
─“Mag ik misschien even tot bij je komen?”
Dat vond ik nogal sterk, maar mijn goede manieren kregen opnieuw de bovenhand en ik antwoordde:
─“Nee, liever niet, want ik heb het nogal druk op dit moment.”
Waarna ik mijn buurman hoorde zeggen:
─“Luister … ik bel je straks wel even terug, want er zit hier een idioot naast me en die antwoordt telkens als ik wat zeg.”
 
Se non è vero, è ben trovato.

Die Maggie toch!

Als ik Maggie De Block zie ─ de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding ─ moet ik telkens aan mijn moeder denken. Die was ook op zo’n feestelijke manier uitgedeind en dus zwaarlijvig, om niet te zeggen heel dik, maar ze bekreunde zich niet om al die overtollige kilo’s. Ik heb haar alleszins nooit mistroostig op een weegschaal zien staan. Ze maakte altijd als eerste grapjes over haar indrukwekkende voorkomen, kwestie van het gras voor de voeten van spotters weg te maaien en de wind uit de zeilen van lomperiken te nemen. Ik denk dat onze staatssecretaresse ook die kunst verstaat. Gisteren verscheen ze op de televisie in het programma De Slimste Mens en terwijl een lachje als een zonnetje uit haar onderkinnen opdook, zei ze:

MaggieDeBlock

Ons lenige Nederlands

Ik sta regelmatig voor de klas en probeer mensen die zich vooralsnog met tarzannederlands behelpen wat speelruimte in onze taal te geven. Het zal een week of wat geleden zijn dat ik ze als huistaak de opdracht gaf om een kort opstel over een leuk uitje te schrijven. Nauwelijks had ik die woorden uitgesproken of ik hoorde hoe iemand zich mopperend afvroeg wat er in vredesnaam leuk kon zijn aan een ui. Ik probeerde uit te leggen dat een uitje ook iets anders dan een bolgewas kon zijn, maar omdat er een Babylonische spraakverwarring dreigde te ontstaan heb ik toen maar de titel veranderd en gevraagd om wat over een leuk uitstapje te schrijven.

In een nog recenter verleden stond ik voor dezelfde klas. Septemberregens schreiden op de stad en de wind smeet het water zo doeltreffend tegen de ramen dat het kletterde. Iedereen beklaagde zich over het kladderige weer van dit tochtgat bij de Noordzee en ik probeerde de gemoederen te sussen.
─”Straks breekt de zon door”, zei ik.
─”Lieve deugd!” kreunde iemand. “Wordt het dan nog erger?”