Tag: uiterlijk

Pistekieten

Hoewel ik jaarlijks ongeveer tienduizend kilometer – ja, jullie lezen het goed – met mijn Harley Trapson afhaspel, durf ik mezelf allerminst de allure van sportief fietser aanmeten. Ik verplaats me trouwens met een heel gewone fiets, die voorzien is van een computertje, een gps, slechts vijf versnellingen en twee ruime fietstassen, waarin ik zowat mijn hele hebben en houden onderbreng.

Omdat ik in hoge mate van de mij omringende natuur wil genieten, laat ik me niet haasten en slof ik met een gezapige vaart doorheen de landschappen die ik op mijn weg ontmoet. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik regelmatig ingehaald word door dames en heren die wel sportieve ambities koesteren. Daarbij valt het me op ─ het zal wel geen inbeelding van me zijn ─ dat steeds meer mannen toegerust zijn met massieve, ja zelfs mastodontische kuiten.

Laatst maakte ik een fietstocht in het gezelschap van mijn zeer gewaardeerde vriend, Reinhold, die van nature met een plastische babbel gesierd is en soms zelfs gespierde kazernetaal in de aanbieding heeft.
─”Wat hebben veel mannen tegenwoordig echte ballonkuiten”, liet ik me ontvallen.
─”Ja, ze hebben ferme stampers onder hun zeikbak”, monkelde Reinhold.
Ik moest daar zo om lachen dat ik bijna in een sloot kukelde.
─”Je hoort me niet beweren dat die van mij er als ranke cipressen uitzien,” opperde ik, “maar het scheelt toch niet veel.”
─”Ranke cipressen!” riep mijn gezel. “Jij hebt pistekieten!”

Pistekieten. Ik blijf het een heerlijk West-Vlaams woord vinden en eigenlijk ben ik best tevreden met mijn pistekieten.

Waarschuwing: als je nu door bossen wandelt of fietst, krijg je gegarandeerd eikels op je kop, behalve als het naaldbossen zijn.

Achter de rug

Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik me, naast het luistervinken, ook bezighoud met het observeren en beoordelen van zowel het menselijk uiterlijk als van de gedragingen waaraan de kostgangers der aardkloot zich overgeven. Ik heb hier al schrijfsels gewijd aan onder veel meer snuitrituelen en snotkokers, aan tics en rare aanwensels, aan kapsels en uitmonsteringen, ja, zelfs aan oorlelletjes. Hoe verzin ik het?!

Ik ben een fervent fietser en het gebeurt dus niet zelden dat ik willens nillens in het kielzog van een collega dobber. Om van de nood een deugd te maken besteed ik ruimschoots aandacht aan de manieren waarop mensen op rijwielen plaatsnemen. Sommigen prijken stijf en kaarsrecht in het zadel, alsof ze een stok ingeslikt hebben. Anderen verplaatsen zich wijdbeens, alsof ze niet op een stalen ros, maar op een struise boerenkarhengst zitten. De ene hangt schots en de andere scheef. Ik verlustig me aan parmantige konten, enorme ruiven, vette spekreten, ballonkuiten, pezige bantambeentjes … Nu ja, dat verlustigen mag je gerust met een korrel zout nemen. Een fraaie aanblik is het meestal niet.

Ik vraag me af hoe ik eruitzie als ik op mijn fiets zit. Wegens het gebrek aan ogen op mijn rug heb ik daar werkelijk geen idee van. Ik zoek dus iemand die zich door me op sleeptouw laat nemen, om me gedurende een aantal kilometer te achtervolgen en te filmen, zodat ik mezelf kan bekijken. Iemand?

Ik ga op chic

En het geschiedde in die dagen dat de hoogzwangere Maria zich op een ezelsrug vestigde en samen met de hoorndragende Jozef naar bed toog … eh … naar Bethlehem toog. Neem me deze lapsus als het jullie belieft niet kwalijk.

En het geschiedde in diezelfde dagen dat de schrijver dezes zich zeer tegen zijn zin naar een feestelijke bijeenkomst in de hoofdstad van Belgenland diende te begeven: een akkefietje waaraan hij zich uit zakelijke overwegingen niet kon onttrekken. De benedenhoek van de uitnodiging vroeg me bovendien om me voor de gelegenheid met een smoking te omgorden. Gelukkig heb ik me, als zoon van een kleermaker, zo’n maf kostuumpje laten aanmeten. Uit hoofde van mijn beroep verkeer ik immers vaker in kringen waar opgeprikte deftigdoenerij de boventoon voert en ik moet er niet aan denken dat ik me in gehuurde feestverpakking zou moeten hijsen. Ik krijg al jeuk bij de gedachte eraan.

Hoewel het volgens de etiquette niet mag, heb ik me tot gisteren toe altijd met een voorgestrikt vlinderdasje beholpen. In West-Vlaanderen noemen we dat een hoerenjagertje. Vraag me vooral niet waarom. Misschien dat Elio Di Rupo, Belgische premier en fervent drager van zulke kleinodiën, het antwoord weet, al durf ik dat toch enigszins te betwijfelen. In een vroeger schrijfsel ─ De das omdoen ─ heb ik het al eens over mijn vaardigheid in het knopen van dassen gehad, maar ik heb me nooit aan het ineenfrommelen van een vlinderdas gewaagd, omdat het me zo’n kloterwerkje toescheen en ik slechts weinig dingen tot een aannemelijk einde vermag te brengen.

bondHet staat natuurlijk bijzonder stoer als bijvoorbeeld James Bond, of een andere held van het witte doek, met zo’n loshangende strik uitpakt, maar heb je die heerschappen al ooit eens zo’n gevalletje zien strikken? Ik ook niet. Ze strikken van alles, maar geen vlinderdassen. En toch heb ik me gisteren in dat kunstje bekwaamd. Daar ben ik toch even zoet mee geweest, want je kunt ermee sukkelen, hoor.

En zo geschiedde het gisteren dat de schrijver dezes zich naar de hoofdstad van Belgenland begaf, gehuld in een smetteloze smoking en getooid met een eigenhandig gestrikte vlinderdas, zoals de etiquette het voorschrijft.

Moddervet

Ik heb hier al eerder over mijn calepingske geschreven: het notitieboekje dat mijn onafscheidelijke metgezel is en waaraan ik de dingen toevertrouw, waarvan ik denk dat die ooit eens te pas zouden kunnen komen.

Naar aanleiding van iets dat me gisteren overkwam, heb ik net even opgezocht wat ik allemaal over dikke mensen genoteerd heb. Hier volgt een kleine bloemlezing:

  • Hij/zij is zo dik zijn dat er een planeet rond zijn/haar kont cirkelt.
  • Hij/zij is zo dik dat zijn/haar schoolfoto een luchtopname is.
  • Hij/zij zou een prima inbre(e)k(st)er zijn, want zijn/haar kont zou zijn/haar voetsporen uitwissen.
  • Hij/zij is zo dik dat het paard op zijn/haar T-shirt echt lijkt.

Ik zat gisteren in een café dat ook wel te eten schaft, als je niet op pauwentongetjes uit bent. Aan de belendende tafel waren twee jongens van de gestampte pot bezig gein met elkaar te hebben en uien te tappen. En wat zei een van hen opeens?
─”Ooit had ik een lief dat zo dik was dat ik er al drie slows mee gedanst had voor ik merkte dat ze nog op haar stoel zat.”

Ik probeerde te verhinderen dat ik het uitproestte, maar daardoor verslikte ik me dusdanig dat ik bijna stikte.

Christene zielen! Hoe verzinnen sommige mensen het?

Krabbelen in de marge

notitieIk heb vandaag al drie keer mijn onafscheidelijke notitieboekje getrokken om er een aantekening aan toe te vertrouwen:

1. Men kan geen omelet maken zonder eieren te breken, maar het is verbazingwekkend hoeveel eieren men kan breken zonder dat een omelet daar het gevolg van is.

Bij mij waren dat er vanmorgen dertig. Inderdaad, een compleet karton.

2. Een van de voordelen van alleen wonen is dat je hardop tegen jezelf kunt praten zonder dat iemand twijfels omtrent je geestelijke vermogens koestert.

Alleen jammer dat ik altijd meningsverschillen met mezelf heb.

3. Toen ik daarnet in mijn auto zat, zag ik een buitengewoon knappe man. Ik staarde hem aan, glimlachte en klapte toen het spiegeltje omhoog.

Begrijp me vooral niet verkeerd: ik ben allerminst het soort gezelschap dat ik zou verzinnen als ik eenzamer was dan ik nu ben.

Het schort me in de kruin(en)

kruinIk ben geboren en getogen met een dubbele haarkruin. Nu is dat niet echt een buitengewoon uitzonderlijk fenomeen, maar het is toch voldoende zeldzaam om de voedingsbodem te zijn waarop bijgeloof en bakerpraat welig tieren. Ik maak even de balans op.

Mensen met twee kruinen:

    • zijn buitengewoon slim.
      Dat is volkomen waar. Ik ben een wonder van intelligentie (en ook van charme en erotiek, maar dat doet hier niet ter zake).
    • zullen meer dan één vrouw hebben.
      Oei! Dan mag ik wel opschieten, want ik heb nog steeds niemand gevonden die op me rijmt.
    • zijn gelukkig in geldzaken.
      Juist! Ik heb vanmorgen dankzij een kraslotje vijf euro binnengerijfd.
    • maken veel reizen.
      Zo is ’t maar net. Ik globetrot met heilige bezieling en geïnspireerde toewijding.
    • zullen brood eten op twee continenten.
      Fout! Ik heb niet op twee, maar op vijf werelddelen brood gegeten.
    • zijn zeer ondeugend.
      Inderdaad! Ik ben nogal een patéke, hoor!
    • zullen in minstens twee landen leven.
      Akkoord, maar het is niet mijn verdienste dat ik een Vlaamse gaucho ben.
    • hebben vaak een slecht humeur.
      Tja, ik ben vaak in een humeur dat me naar een drankhol drijft, maar of dat nu een slecht humeur is …
    • zijn opvliegend.
      Daar kan geen twijfel over bestaan. Het is verbazingwekkend dat het hier te mijnent nog allemaal in de verf zit.
    • hebben grote kans om de verdrinkingsdood te sterven.
      Dat valt af te wachten, want je kunt veel van me zeggen, maar niet dat ik een verzopen man ben (gezochte woordspeling).

Het enige dat ik met zekerheid weet, is dat de kapper mij niet graag ziet komen. Zijn arbeid, hoe noest die ook is, resulteert steevast in een bespottelijk en chaotisch kapsel dat naar de naam coupe windhoos luistert en mij de titel Bolsjewiek bezorgde.

Als je haar maar goed zit

De majesteitelijke koningin van Nederland heeft gisteravond haar troonsafstand aangekondigd. Ze verscheen daarvoor op de televisie en het moet gezegd dat ze er patent uitzag, toch zeker voor een dame van bijna vijfenzeventig. Tja, er zit natuurlijk nauwelijks sleet op iemand die alles in de schoot geworpen krijgt en bulkt van het geld.

koninginIk herinner mij hoe ze op een keer ter gelegenheid van Koninginnedag een boottochtje en een wandeling maakte. De haardos die ze toen vertoonde, vervulde me met sprakeloosheid. Wij, Belgen, mochten wel denken dat onze steevast omstandig gecoiffeerde Fabiola op dat gebied de … eh … kroon spande. We dachten verkeerd. Beatrix torste iets op haar hoofd dat mij op het eerste gezicht een termietenheuvel toescheen: een sterk staaltje van een door spitstechnologie bijeengehouden en dus stormbestendig kapsel, waarin opgewonden vogeltjes met plezier zouden rondscharrelen als de lijfwachten even een oogje dichtknepen. Meteen daarna stak een van mijn hebbelijkheden de kop op. Ik laat me niet licht imponeren door roem en ik zal ook niet zo gauw in mijn broek plassen van ontzag, want als ik celebriteiten of hoogwaardigheidsbekleders zie, probeer ik me die altijd in hun blootje voor te stellen. Ik zag Beatrix dus zonder kleren door ’s-Hertogenbosch kuieren … Ik heb nog nooit zo snel de televisie afgezet.

Gisteravond heb ik mijn hebbelijkheid kunnen onderdrukken. Ik zou daar voorzeker niet lekker op geslapen hebben.

Die Maggie toch!

Als ik Maggie De Block zie ─ de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding ─ moet ik telkens aan mijn moeder denken. Die was ook op zo’n feestelijke manier uitgedeind en dus zwaarlijvig, om niet te zeggen heel dik, maar ze bekreunde zich niet om al die overtollige kilo’s. Ik heb haar alleszins nooit mistroostig op een weegschaal zien staan. Ze maakte altijd als eerste grapjes over haar indrukwekkende voorkomen, kwestie van het gras voor de voeten van spotters weg te maaien en de wind uit de zeilen van lomperiken te nemen. Ik denk dat onze staatssecretaresse ook die kunst verstaat. Gisteren verscheen ze op de televisie in het programma De Slimste Mens en terwijl een lachje als een zonnetje uit haar onderkinnen opdook, zei ze:

MaggieDeBlock