De das omdoen

Dat ik hier te lande enige bekendheid geniet, zullen jullie wellicht niet weten. Hoe zouden jullie ook? Ik heb lokaal inderdaad wat roem verworven, omdat ik iets kan wat vandaag de dag slechts weinigen nog tot een aannemelijk einde vermogen te brengen: het strikken van een stropdas in een kunstige knoop die vakmanschap verraadt. Ik geef het jullie te doen. Als ik zie welke sloddervossen er allemaal in mijn blikveld opduiken, aangetodderd met kleren die om een strijkijzer schreeuwen, getooid met verfomfaaide stropdassen en voorzien van hemdsboorden als geteisterde sneeuwlandschappen, schud ik soms meewarig het hoofd en mompel: Hoe is het godsterwereld mogelijk!?

Mijn vader, die zich al vele jaren in de hemelen ophoudt, was kleermaker van beroep en voorwaar een meester in ’t vak, al zeg ik het zelf. Manspersonen die zich een pak lieten aanmeten, waren licht geneigd om zich ook een nieuw hemd en een keurige das aan te schaffen: artikelen die ze in de winkel van mijn ma vonden. Mijn moeder ─ moge zij in vrede rusten ─ kon niet alleen ijsjes slijten aan Eskimo’s en een kat aan een muis verkopen, maar ook de door haar verkochte dassen van een weergaloze knoop voorzien. Van haar heb ik het kunstje afgekeken. Toen ik nauwelijks twaalf jaar jong was, had ik al een twintigtal knopen in de vingers, waarvan de dubbele Windsor mijn absolute voorkeur genoot en nog steeds geniet.

Na de dood van mijn ouwelui bleven sommige mensen me opzoeken als ze zich voor een feestelijke gelegenheid of een begrafenis in een ernstig pak dienden te hijsen, zodat ik de das die ze zouden omgorden van een fraaie frutsel kon voorzien. Omdat ik enkele jaren geleden verhuisd ben en me aan de rand van het dorp in een bos teruggetrokken heb, is de aanloop sindsdien veel minder, maar het gebeurt nog regelmatig dat men me op straat om een knoop aanspreekt. Eigenlijk zou ik er geld voor moeten beuren, maar het verdient niks, want er staat geen prijs op enkele seconden meesterlijke handvaardigheid.

The Author