Tag: fietsen

Een wel zeer degelijk fietsslot

Het overkomt me slechts zelden dat ik in mijn proviandkasten op een lacune stuit, waar ik ongerief van ondervind, of waardoor ik in het uiterste geval enige keukenarbeid moet staken vanwege een ontbrekend ingrediënt. Vanmorgen was dat echter het geval. Ik had me voorgenomen om mezelf ’s middags op Tikka Masala te vergasten – een zeer door mij gewaardeerd kipgerecht uit de Indiase keuken – en was al met het klaarmaken ervan begonnen, toen bleek dat ik geen garam masala te mijner beschikking had, hetgeen een essentieel kruidenmengsel voor die bereiding is.

Edoch, daarom niet getreurd. Ik kon niet over een auto beschikken, dus hees ik me op mijn fiets en trapte me doorheen de vrieskou naar een supermarkt. Binnen de kortste keren had ik me bevoorraad, maar toen ik bij de fietsenstalling kwam, bleek iemand daar een hond neergepoot te hebben en dat beest ─ van een model waarop een zadel niet zou misstaan ─ had zich kennelijk voorgenomen om mijn rijwiel met hand en vooral met tand te verdedigen. Telkens als ik een poging ondernam om me mijn bezit toe te eigenen, zette dat mormel het op een vervaarlijk grommen en een vertoon van een blikkerend roofdiergebit. Daar stond ik dan met mijn goeie gedrag. Dan gebruik je eens een milieuvriendelijk vervoermiddel om boodschappen te doen.

Toen ik daar bijna vijf minuten stond, heb ik mijn goeie gedrag gelaten voor wat het was. Ik ging opnieuw de supermarkt binnen en liet er omroepen dat de eigenaar van die beveiligingsinstallatie dringend verzocht werd om zijn viervoeter tot andere gedachten te brengen, hetgeen niet veel later geschiedde.

Hij mag zich gelukkig prijzen dat ik een hondenliefhebber ben, want anders …

Nu ja, anders … Ik zou het niet weten.

Hoe sla je een modderfiguur?

Niet zo ver bij me vandaan ─ een fikse boogscheut moet volstaan ─ slingert er zich een brutale fietsweg doorheen het bos. In het jargon heet dat ding een mountainbikepad, maar daar doe ik niet aan mee, want jullie weten inmiddels dat ik een gloeiende siroophekel aan Engelstalige benamingen heb. Er is daar trouwens in geen velden of wegen een berg te bespeuren, laat staan een mountain. De MTB-route (MounTainBikeroute) is wel voorzien van andere geografische ongemakken, zoals bijvoorbeeld een ondiepe kuil, waarvan de zompige bodem bezaaid is met putten vol modder, tot groot jolijt van de beoefenaars van het bergfietsen ─ of zullen we het terreinfietsen noemen? ─ die graag hun kunstjes aan de wereld willen tonen.

Toen ik daar kwam, dook net een jongeman, die nogal wat wind maakte, met veel bravoure de kuil in. Hij slaagde erin heelhuids de overkant te bereiken. Zijn gezellin sloeg zijn prestatie op een afstand gade en bereidde zich vervolgens voor om hem te volgen.
“Als je in een van die putten terechtkomt,” instrueerde hij, “moet je onmiddellijk naar een lagere versnelling schakelen en trappelen, trappelen, trappelen …”
Ze nam een aanloop en suisde de kuil in. Ze kwam in zo’n put terecht, of wat hadden jullie gedacht? Ze schakelde naar een lagere versnelling. Ze trappelde en trappelde en trappelde zich ongeveer het leplazarus, maar ze bleef desalniettemin steken. Ze kapseisde voortvarend en plofte bijna statig in het slijk. Flotsj! Haar instructeur barstte uit in een lachsalvo dat men vermoedelijk op de schaal van Richter kon waarnemen, waardoor ze vierkant uit haar dak ging en in een vlaag van mooie razernij haar metgezel met handvollen modder bekogelde.    

Ik heb eveneens hartelijk gelachen, al heb ik daar wijselijk mee gewacht tot ze me niet meer kon zien of horen. Ik ben in de eerste plaats keurig netjes opgevoed en in de tweede plaats wilde ik niet het risico lopen dat ze me ook met smurrie bestookte. De hel is niets vergeleken met een vrouw die op wraak zint.

Losse flodders

Tijdens mijn wandel- en fietstochten laat ik mijn gedachten de vrije loop en die gaan me daar toch een gang! Je leven zo niet! Om niets verloren te laten gaan van mijn als steekvlammen oplaaiende hersenarbeid heb ik altijd een digitaal dicteerapparaatje op zak en zodoende ook binnen handbereik, waaraan ik al mijn zielenroerselen toevertrouw, om die na afloop thuis te ziften en wat ervan overblijft als aantekeningen te bewaren voor als die ooit eens te pas komen.

Laten we even kijken wat ik verleden zondag zoal geoogst heb. Eos, de rozenvingerige dageraad ─ ja, ik dweep nog steeds met Homerus en andere oude Grieken ─ liet er geen twijfel over bestaan dat er een weldadige decembermorgen op til was, dus begaf ik me per benenwagen op weg om baldadig door herfstblaren te stappen, door weilanden te soppen en dartel in de natuur rond te raggen. 

Onderweg registreerde ik hetgeen volgt:

1.
Het valt me op dat er dit jaar bijzonder weinig kerstversierde tuinen, bomen en huizen te zien zijn. Zelfs de adventskransen op de voordeuren ontbreken. Ik sprak met een man die zich gewoonlijk aan buitenissige decoratie pleegt over te geven, maar nu geen aanstalten maakt om ook maar iets op te tuigen. Hij verklaarde ronduit dat hij bang is dat religieuze fanatiekelingen, die Kerstmis als een aanfluiting beschouwen, zich aan zijn eigendom zullen vergrijpen. Bij een vriend van hem hadden zulke onverlaten immers een zich buitenshuis bevindende kerststal vernield en tevens een ruit van zijn woning ingegooid. Is het werkelijk al zover gekomen?

2.
Waarom vertonen de meeste fietsers zo’n afgezakt smoel en een getourmenteerde gelaatsuitdrukking? Ruiken ze iets smerigs of zo? Ze moeten van mij niet onbedaarlijk veel plezier in het leven hebben, maar ze mogen toch best wat vrolijker kijken.

3.
Als mijn fiets een raar geluidje produceert, kan ik me daar verschrikkelijk over opwinden en moet dat meteen verholpen worden. Sommige mensen verplaatsen zich echter op ongegeneerd piepende, tikkende, kreunende en jammerende rijwielen en storen zich daar blijkbaar niet aan. Ik zou er het spetterend van krijgen.

4.
De meeste wegen brengen je langs keurige woningen met verzorgde voortuintjes. Fiets- en wandelpaden daarentegen voeren je soms langs de achterkant van diezelfde huizen. Je kunt je eigen haast niet indenken wat je daar allemaal aantreft aan rare bouwsels, afvalbergen en hopen schroot. Volgens mij staan er trouwens meer badkuipen in Vlaamse weiden en achtertuinen dan in Vlaamse badkamers.

Ontkleedvertoning

Zowat anderhalf jaar geleden verscheen hier Oorwurmpje, waarin ik beschreef hoe een ongediertje tijdens het fietsen mijn oor binnendrong, daar in doodsangst tekeerging en ten slotte schielijk het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.

Ik moet blijkbaar een grote aantrekkingskracht op insecten uitoefenen, want eergisteren kwam er opnieuw een exemplaar op ongewenst bezoek. Het beestje vestigde zich onder mijn polohemd en gaf luidkeels lament. Omdat ik beducht was voor een venijnige steek of een bitse beet begon ik duchtig het kledingstuk te manipuleren en met mijn lichaam te kronkelen als een aal in doodsnood, hetgeen allerminst een sinecure is als je aan het fietsen bent, dus hield ik halt om ongelukken te vermijden.

Ik trok mijn hemd uit, keerde het binnenstebuiten en schudde het insect de wijde wereld in. Aangezien ik net zo min een borstrok, als een onderlijfje of een marcelleke draag ─ wat mijn moeder als een ongezonde gewoonte beschouwde ─ stond ik daar met ontbloot bovenlijf toen twee dames van middelbare leeftijd op het pad verschenen. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat ze verlekkerd naar mijn zongebruinde koffiefiltertorso gluurden, al zou het best kunnen dat de wens de vader van de gedachte was.
─”Ga er vooral mee door!” monkelde de ene.
─”Wat schuift het?” grijnsde ik. “Voor niets gaat de zon op.”   
─”Eerst ons lekker maken en dan ‘t mooiste laten zitten”, schokschouderde ze en lachend vervolgden ze hun weg.

Ik eveneens.

Calais in spe

Vandaag, om 16.21 uur, is de herfst begonnen.

Gisteren was derhalve de laatste zomerdag van 2016. Om dat te vieren haalde ik mijn stalen – het kan ook aluminium zijn – ros van stal en trapte me de ruige ruimte van de natuur in.

Rond de middag kwam ik in Gistel terecht, meer bepaald in het op een druk kruispunt gelegen etablissement O’Tourmalet, waar ik wel vaker kom en waar men me steevast verrukkelijk en schappelijk geprijsd voedsel opdist. Ik koos scampi in duivelsboter en verwachtte iets als scampi diabolique, maar hetgeen ik voor mijn melik kreeg, was een compleet andere toebereiding, die veel lekkerder was dan alle scampi die ik tot op heden heb verorberd … en dat zijn er nogal wat. Christene zielen, wat waren die magisch lekker!

Terwijl ik daar zat, maakte de Eneco Tour aanstalten om ons met een passage te verblijden, dus begaven we ons met z’n allen naar buiten om het schouwspel gade te slaan. Nu ben ik niet bepaald een groot liefhebber van wielerwedstrijden, maar anderzijds ben ik toch een beetje een fan van zowel Peter Sagan als van Christopher Froome. Ik slaagde erin om ze beiden in het voorbijjakkerende peloton te ontwaren, maar zou pas achteraf vernemen dat Froome niet aan de wedstrijd deelnam. Ja, zo’n supporter ben ik dan.

Vervolgens fietste ik verder en zodoende belandde ik in een dorp dat Jabbeke heet. Veel valt er in die nederzetting niet te beleven. Je kunt er het Permekemuseum bezoeken of je vermeien in het waterrecreatiecentrum Het Klein Strand, maar dan heb je het ongeveer gehad. Jabbeke geniet bovendien de zeer twijfelachtige eer dat het over de slechtst onderhouden fietspaden van West-Vlaanderen beschikt. Mensen kinderen! Putten, kuilen, overhangende takken en andere geografische ongemakken zorgen er voor razend gevaarlijke toestanden. Ik mocht me gelukkig prijzen dat ik er overdag gebruik van maakte, want ’s avonds en ’s nachts riskeer je er werkelijk je leven.

In Jabbeke vind je ook de verkeerswisselaar van de E40 en de A10. De parkeerplaatsen aldaar staan te slechter naam en faam bekend, omdat mensensmokkelaars en illegalen er gebruik van maken om zich ongezien aan boord van vrachtwagens te hijsen, teneinde de overtocht naar Engeland te maken. Toen ik daar in de buurt over een asfaltweggetje fietste, sprongen er plots vier mannen uit het struikgewas die – ik probeer het beschaafd te houden – over een nogal ongunstig voorkomen beschikten en me de weg versperden. Angst behuiverde mijn rug, maar ik slaagde erin mijn darmen bij elkaar te houden. In het onverstaanbaars, met behulp van gebarentaal, maakten ze me duidelijk dat ze geld wilden om voedsel te kopen, maar toen dook er opeens een politiecombi op en ze gingen er als vliegende reetscheten vandoor. Ik eveneens.

Het is me toch wat. Europa is compleet de regie over de migratie kwijt en dat kan nooit goed aflopen. Let op mijn woorden! Ik zal me in alle geval niet meer in de buurt van die parkeerplaatsen wagen.

Straks moet ik me nog met een boerkini omgorden om te gaan fietsen.

Zo hoor je nog eens wat

Ik fietste in ongestrekte draf langs een kanaal en werd ingehaald door twee sportievelingen, die zich wel in gestrekte draf verplaatsten en me dus voorbijreden.
“Ze zwemmen niet meer in de Amblève”, zei de ene tijdens het passeren. “Ze zwemmen nu in de Ourthe.”
Vanwege hun gestrekte draf hoorde ik niet wat zijn metgezel daarvan dacht. Ook moet ik jullie in het ongewisse laten omtrent de identiteit van de zwemmers die de Amblève voor de Ourthe ingeruild hebben. Ik vermoed dat het de forellen zijn. Of nee, de eendjes wellicht. ‘Alle eendjes zwemmen in de Ourthe’ klinkt in alle geval beter dan ‘Alle eendjes zwemmen in de Amblève’.

Alle eendjes zwemmen in de Ourthe
Falderal de riere
Falderal de rare

Alle eendjes zwemmen in de Ourthe
Fal de ral de ral de ra

Heb ik een tweede kop gekregen of zo?

Al fietsend kwam ik opnieuw en nog maar eens op een plek terecht waar alleen maar verte te zien was, hetgeen in het pretpark Vlaanderen nochtans geen sinecure is. Nu ja, ik overdrijf eigenlijk een beetje, want er bevonden zich wel degelijk twee woningen op mijn weg.

Bij het eerste huis hoorde een lapje grond, waarop zich een zwarte en uierloze geit ophield, zodat men geredelijk mocht veronderstellen dat het een bok betrof. Toen hij me in de smiezen kreeg, stormde hij op voortvarende en luidruchtige wijze naar me toe, maar werd in zijn vaart gestuit door een afsluiting. Christene zielen! Dat was geen blaten of mekkeren meer wat hij deed, maar ronduit krijsen alsof hij in een mes hing.

Het tweede optrekje, zo’n vijftig meter verderop, bezat een beveiligingsinstallatie van het type Rottweiler. Het beest kon mijn bloed wel drinken, maar aangezien een hekken verhinderde dat hij daartoe overging, zette hij het op een blaffen dat horen en zien verging.

Even later streek ik neer op een bank, om een appeltje te verorberen en een cola tot me te nemen. Talloze fietsers reden me voorbij en opeens viel het me op dat geen van hen enig protest bij de geit of de hond losweekte. Geen geblaf, geen gekrijs. Dat bevreemdde me dermate dat ik, eenmaal gelaafd en gespijsd, op de fiets klom en rechtsomkeer maakte, teneinde beide dieren nog een keer met mijn persoontje te confronteren. Heremijntijd! De hond trakteerde me op een blaffende woede-uitbarsting en de geit op gillende kwaadheid.

Nu vraag ik me natuurlijk af hoe dat zo komt. Waarom maak ik de duivel in die beesten wakker en anderen niet? Straal ik iets vijandigs uit? Heb ik een opjuttende geur? Zou ik soms een zombie zijn?

Stevige kost

Ruim vier weken na mijn ongeval was ik eindelijk in staat om op de fiets te klimmen en me op weg te begeven. Mensen kinderen, dat was genieten! Mijn hart zong op van vreugde en dat werkte zo aanstekelijk dat mijn mond begon mee te zingen.

Hoewel ik me aanvankelijk tot wat geneurie beperkte, durfde ik, toen ik me eenmaal in de beschutting van een bos bevond, uit volle borst en met luider stemme een lied aanheffen: De trommel slaat, de fluite gaat, de wind ontvouwt de vane … Dat is eigenlijk een staplied, maar ik denk niet dat er specifieke fietsliederen bestaan, tenzij misschien ‘Fietsen op de heide’, maar daar ken ik de tekst niet van en bovendien was er in geen velden of wegen heide te bespeuren. Ik hield op met kwelen toen ik een picknicktafel passeerde, waaraan een kroostrijk gezin had plaatsgenomen. Ze keken me aan alsof ze een vis op een vouwfiets aanschouwden, dus leek het me geraadzaam om mijn al te uitbundige gezang wat te temperen.

mosselpanDra kwam ik bij een door de horeca geëxploiteerd boerderijtje dat luidens een uithangbord – dat eigenlijk een uitstandbord was – ook mosselen van Prins & Dingemanse serveerde. Ik zette het daar op een geweldig eten, want was dat even lekker! Vooruit! Ik doe eens even iets geks, dacht ik nadat ik de pot schelpdieren leeggeratst had en ik bezondigde me aan een aardbeiencoupe, die een lust voor lepels bleek te zijn.

Terwijl ik zat uit te buiken in het gezelschap van een kop koffie sloeg ik tersluiks een bejaard echtpaar gade. Toen de man met een universeel vingergebaar kenbaar maakte dat hij wilde betalen en de serveerster ─ die vermoedelijk tevens de eigenares van het etablissement was ─ hem de rekening bracht, vroeg ze:
─”Was alles naar wens?” Ze staarden haar aan alsof ze snot zagen branden en ze zag zich genoodzaakt om haar toevlucht tot het West-Vlaams te zoeken. “Was ’t e bitje no juldre hedacht?”
─”Joat wei”, zei hij en zijn echtgenote beaamde dat met heftig geknik. “Toed an de ribb’n.”

Dat het aan de ribben kleefde, verbaasde me niet. Ze hadden beiden uitgebreid aan ribbetjes zitten peuzelen en zij had zelfs haar mond van een kunstgebit beroofd, om het onappetijtelijke ding met een tandenstoker van overtolligheden te bevrijden. Mens toch!

Piet Snot

Fietsen is niet alleen een buitengewoon gezonde bezigheid, maar tevens een uitermate leerzaam tijdverdrijf. Onderweg komen immers alle vraagwoorden – wie, wat, waar, hoe, waarom, welke, wanneer – en daarmee gepaard gaande vragen aan bod. De meeste daarvan kan ik binnen de kortste keren van een antwoord voorzien, want ik ben nogal pienter, al zeg ik het zelf. Voor sommige moet ik evenwel bij thuiskomst een boekwerk of tegenwoordig meestal internet raadplegen. Bij hoge uitzondering blijft er eens eentje onbeantwoord.
Zo vraag ik me bijvoorbeeld af waarom mijn neus begint te lopen zodra ik begin te fietsen (bedoelde woordspeling) en hoe ik dat kan verhelpen. Velen blijken last te hebben van zo’n overmatige snotproductie, maar niemand blijkt in staat een oorzaak of een oplossing aan te reiken, al zou naar verluidt het dragen van een bril, desgevallend een zonnebril, wat soelaas bieden.

In afwachting van een afdoende remedie probeer ik te snuiten zoals de professionelen dat doen ─ jullie weten vast wat ik bedoel ─ maar ik stel vast dat ik daar niet echt goed in ben en dat er nog wat werk aan de winkel is. Ik hoef er waarschijnlijk geen tekeningetje van te maken.