Tag: zomer

We hadden er mooi weer bij

De hondsdagen, die de ruggengraat van de zomer vormen, liggen achter ons. Met hondsdagen duidt men de doorgaans warmste periode van het jaar aan, tussen 20 juli en 20 augustus: de hoogzomer met andere woorden. In die periode komt de heldere ster Sirius van het sterrenbeeld de Grote Hond tegelijk met de zon op. Vandaar de naam. Ik heb er al eens eerder een pennenvruchtje aan gewijd en dat vinden jullie onder deze link: Hotdogs.

September ligt in het verschiet. De scholen oliën reeds hun poorten en vanmorgen hoorde ik heel in de verte enig geschal opklinken. Dat zal vermoedelijk de herfst geweest zijn, want volgens Felix Timmermans pleegt die op een hoorn te blazen. Nu ik erover nadenk, kan ik eigenlijk om het even wat met het oor waargenomen hebben. Een hoorn is niet het enige object waaruit geschal opstijgt. Het kan bijvoorbeeld ook uit een vuvuzela vandaan komen ─ spaar me! ─ of uit een trompetvogel, ja zelfs uit een olifantenslurf. Er zijn hier onlangs everzwijnen gesignaleerd en dus zou het me niet verbazen als er plots ook een kudde olifanten opduikt. De verrassingen zijn de wereld niet uit.

Ach, weet ik veel wat ik vanmorgen allemaal gehoord heb. Ik was nog niet helemaal wakker en verkeerde bovendien in een milde schemer. We hebben vannacht iets gevierd, maar ik herinner me niet meer wat. We, dat zijn een aantal mensenkinderen die ik aardig vind en zelfs graag mag. Af en toe bouwen we een spontaan feestje, waarvan het einde zich meestal in geheimzinnige nevelen hult. Dat was vannacht ook weer het geval.

Ik hoorde net wat gestommel in de logeerkamer en ik zou begot niet weten wie zich daar ophoudt. Wat kan het leven toch boeiend zijn!

De pechstrook

De geblondeerde zomer, of wat daarvoor moet doorgaan, tiert op dit moment niet uitgesproken welig. Desalniettemin vangt vanavond ook in de Vlaamse kustprovincie de bouwvakvakantie aan, hetgeen vanzelfsprekend met allerhande feestelijkheden gepaard gaat, die vooral in kroegen en cafés zullen plaatsgrijpen.

Bij de groenteboer verkondigde Karin, die haar leven met een metselaar deelt, dat ze op zondagmorgen naar de Dolle Mieten wilden vertrekken, maar vanavond nog eerst een barbecue zouden aanrichten. Mijn neusvleugels sidderden van afgrijzen, want ik heb zo’n levendige fantasie dat ik reeds de walmen van houtskool en carboniserende stukken lijk kon opsnuiven.
─”’t Hoat pertank stront met akstjes reehn’n”, zei iemand die het West-Vlaams beheerste, maar niet bepaald over een charmante babbel beschikte, want ‘het zal nochtans stront met haakjes regenen’ kan men bezwaarlijk beschaafd taalgebruik noemen.
Allen daar aanwezig spanden zich in om niets te laten blijken van leedvermaak over een verregende barbecue. Karin liet zich niets aan de weersvoorspellingen gelegen liggen. Ze deed haar inkopen en vertrok.

Nauwelijks een minuut later hoorden we een onheilspellende klap, gevolgd door het gekrijs van scheurend metaal en het gegiechel van brekend glas. Toen Karin een plaatsje op het asfalt wilde veroveren, had ze door al haar beslommeringen even niet opgelet en dientengevolge een formidabele klapper gemaakt. Ze was daar absoluut niet mee opgezet.

We hadden haar misschien toch even moeten waarschuwen dat het vandaag vrijdag de dertiende is en dat ze derhalve beter wat op haar hoede kon zijn voor gebeurlijke ongevallen. Er komt immers nooit iets heuglijks van die vermaledijde datum.

Hèhè …

Mijn logeergasten zijn op weg naar huis. Vanmorgen iets over zevenen zijn ze met groot gedruis ten hemel gevaren en als het ze een beetje meezit, zullen ze rond een uur of elf op Tenerife neerstrijken.

Dat hebben we dus ook weer gehad. Ja, ik loos inderdaad een putdiepe zucht van opluchting. Het verstrekken van logies en zo is allemaal wel aangenaam, gezellig en leuk, maar het brengt toch veel overlast met zich mee. Er zijn mensen die graag een vrolijk ontregeld bestaan leiden. Daar hoor ik dus niet bij. Mijn leven moet een beetje op de rails staan en als er logés in je huis vertoeven, kom je soms op een zijspoor terecht. Je bent niet meer je eigen baas. Bezoekers zijn en blijven indringers, ook al ben je die zeer genegen. Visite is leuk, vooral als die weer weggaat.

Ik heb mijn poezen enkele weken uit de logeerkamer moeten weren. Mij kan het niet schelen dat ze zich in mijn bed nestelen, maar anderen zouden daar misschien minder opgetogen over zijn, dus heb ik maar op zeker gespeeld en het slaapvertrek van mijn tijdelijke huisgenoten tot verboden gebied verklaard. De poezelige dames waren het daar volstrekt niet mee eens en gaven soms luidkeels lucht aan hun ongenoegen, maar ik ben streng in dat soort zaken. Te mijnent is mijn wil nog altijd wet.

Toen ik net van de luchthaven thuiskwam, hadden ze dat deel van hun domein reeds heroverd. Moeder en dochter sliepen verzaligd op het bed. De andere dochter hield de wacht. Te dien einde had ze zich boven op de kleerkast gevestigd om vanaf die verheven plek het terrein te overschouwen. Ze keek me aan, met een triomfantelijke blik en met een air van probeer-me-hier-maar-eens-vandaan-te-krijgen. Ik denk er zelfs niet aan!

Alles valt dus weer in de plooi. We kunnen met een gerust gemoed de hondsdagen binnenduiken. Dat horen de warmste, om niet te zeggen heetste dagen van het jaar te zijn, al valt daar vooralsnog niet veel van te merken.

En ja, ik ben me daar toch in een uitstekend humeur. Geef mij een berg, dat ik die kan verzetten!

Hotdogs

De kaduke scheurkalender, die ik enkele weken geleden in mijn schrijfsel Maandagmorgenrexemplaar opvoerde, verklapt dat we er vandaag aan beginnen en dat we maar beter onze voorzorgen kunnen nemen. Ontwaar ik daar enig gefrons op jullie voorhoofden, omdat jullie het even niet kunnen bijsloffen? Ik heb het over de hondsdagen, the dogdays, la canicule, die Hundstage, la canícula … Kijk an, meneer spreekt talen!

De term dateert uit tamelijk lang vervlogen tijden, toen de bewoners van de lage en veelal tochtige contreien aan de rand van de Noordzee nog gespierd Nederlands praatten en het Engels ─ het gezwatel dat klinkt alsof je onder het spreken door een walvis staat te pijpen ─ onze elegante taal nog niet verziekte.

─”Begin je nu weer met je gemeier?!” hoor ik jullie foeteren. “Kom op met je kommetje! Vertel ons wat die hondsdagen zijn.”
Wel, om zeer tegen mijn gewoonte in een lang verhaal kort te maken, kan ik jullie mededelen dat de hondsdagen de periode tussen 19 juli en 18 augustus aanduiden, hetgeen eigenlijk het hoogtepunt van de zomer en dus de warmste tijd van het jaar hoort te zijn, maar bij ons meestal niet is. Waarschijnlijk is ons wispelturige klimaat ook de reden waarom die toch wel fraaie benaming in onbruik is geraakt.

Willen jullie ook nog weten waar het woord vandaan komt? Ja, ik zal het kort maken. Sirius, de helderste ster van de hemel, verschijnt in deze periode tegelijk met de zon boven de kim. Sirius behoort tot het sterrenbeeld de Hond en laat zich daarom graag de Hondsster noemen. De naam hondsdagen … Ach, jullie hebben het ongetwijfeld al gesnapt, want jullie zijn niet dom.

Ik wens jullie gillend hete hondsdagen, a long hot summer und viel Vergnügen in the heat of the night.

Kijk an, meneer spreekt talen!

Krijg het schijt!

Je let er meestal niet op, tot het je opeens in het oog springt en je het vervolgens regelmatig opmerkt. Zo gaat dat met de dingen des levens. Tegenwoordig zie ik het af en toe in een film opduiken en heel vaak in soaps, die zich grotendeels in huiselijke kringen afspelen en waar het een haast onlosmakelijk deel van het decor vormt. Ik heb het over het op tafels smeulend fruit.

Ik vind vruchten in bont groepsverband prachtig om naar te kijken. Het verbaast me geenszins dat mensen die met verve het penseel hanteren ─ de woorden verve en penseel waren heel verwonderd elkaar hier tegen te komen ─ deze voortbrengselen van de zon en de zomer graag vereeuwigen in stille ventjes … eh … ik bedoel stilleventjes. Het stille ventje penseelde met verve een stilleventje. Daar gaan we weer! Wat is onze Nederlandse taal toch een bron van vermaak!

In de buurt van Venetië, op het onooglijke eilandje Murano, heb ik ooit een fraai gecomponeerde fruitschaal van kristal gekocht: een gestroomlijnde streling voor het oog. Ik ben erin geslaagd dat melodieuze gewrocht behouden naar Vlaanderen over te brengen en sindsdien staat het te mijnent op een kast allerhande prullaria te herbergen: elastiekjes, luciferboekjes, batterijen, sleutels … ja, zelfs condooms!

Verleden week heb ik die schaal bevorderd tot pièce de milieu van mijn keukentafel en ik heb er, ten prooi aan grote opgetogenheid, een uitgebreid assortiment vruchten in ondergebracht. O, wat oogde dat fraai en decoratief! Het zag er ook allemaal echt gezond uit. En zo is het begonnen.

Nu moet ik iedere dag al dat fruit inspecteren en wat aanstalten maakt om te bederven, moet ik meteen verorberen. Gisteren was dat een kiwi, drie nectarines, een sinaasappel, twee bananen, een dozijn druiven, een handvol kersen …

Het zal dan ook niemand verbazen dat ik vandaag voortdurend hoog naar de WC moet. Ik denk dat ik die fruitschaal maar weer zal opbergen en als een soort bevlieging beschouwen.

Uitbundig kijkspel

Er kan geen twijfel over bestaan: de zomer is nakend. We hebben er mooi weer bij en vanwege de weldadige temperaturen duiken de mensen in kleren waarin ze zich comfortabel voelen. Bij vrouwen zijn dat vaak luchtige, tot de verbeelding sprekende niemendalletjes: tietse truitjes, of onstuimig gebloemde jurken, die we in Vlaanderen koppig bain de soleils blijven noemen, spreiden decolletés tentoon waarin men makkelijk kopje-onder kan gaan. Of zij ook oog hebben voor de sloddervossige boelewaaihemden en de op de groei gekochte shorts waarmee de herenafdeling zich tooit, indien al niet voor schandaal loopt, laat ik hier in het midden, maar ik heb er weinig fiducie in.

De verregaande staat van ontkleding en het uitstallen van fijne vleeswaren geven natuurlijk aanleiding tot onderbuikgevoelens, die men vooral in cafés en kroegen onder woorden brengt. Ons kent ons, mannen onder elkaar en ouwe-jongens-krentenbrood! Ik heb gisteren wat van mijn tijd in zo’n drenkplaats verkwanseld.
Aan de kist zat een zeer verzopen kerel, die het drinken afwisselde met het observeren van de straat.
─”Stoot gesignaleerd!” riep hij als er daar een bezienswaardigheid opdook.
Dan draaiden alle koppen in de richting die hij uitkeek, waarna men commentaar leverde op de stoot in kwestie.

Het viel mij op dat het Engels danig in opmars is. Jongelui hebben het niet meer over barokke boezems, prachtige prammen of lekkere tieten, maar over een happy canyon, love pillows en sweet sisters. Mannen die al iets langer meegaan, hebben meer belangstelling voor de lagere regionen en hetgeen ze constateren, beschrijven ze niet bepaald op subtiele wijze. Een van de vrouwelijke passanten had ‘ferme stampers onder haar zeikbak’ en van een hoogbenige dame vonden ze dat “haar ekster heel hoog nestelde”.

Er bevond zich slechts één oudere man in het café. Die beklaagde er zich over dat de korte broek ─ nu ja, wat heet kort? ─ die hij droeg best wel tochtig was. Hij kreeg te horen dat je makkelijk een stijve nek of een stijve schouder kunt krijgen als je op de tocht zit. Misschien dat hij dankzij die tochtige broek …

Ja, kroegen … Net als de betreurde Simon Carmiggelt mag ik er bijzonder graag komen. Je hoort en je ziet er nog eens wat.