Tag: reizen

Wees gegroet!

Ik ben niet goed met cijfers en rekenen zal nooit mijn favoriete tijdverdrijf zijn, maar af en toe dien ik me toch aan wat telwerk over te geven, teneinde mijn huishouden op de rails te houden. Op die manier heb ik ontdekt dat ik niettegenstaande mijn ongeval en alles wat daaruit voortvloeide ─ chirurgische ingreep, ziekenhuisverblijf, revalidatie ─ toch nog genoeg overhoud om even een stapje in de wereld te zetten. Mijn hart zong op van vreugde. Bovendien is mijn lichamelijke conditie de laatste weken met sprongen … nu ja, laten we rasse schreden nemen … vooruitgegaan, zodat ik niet meer terugschrik voor geografische ongemakken, zoals bijvoorbeeld bergen en dalen.

Als jullie dit lezen, ben ik dus goed en wel onderweg naar Buenos Aires, of misschien zelfs al in de Argentijnse hoofdstad aangekomen, waar het nu volop zomer is.

Jullie zullen het dus een aantal weken zonder mij moeten stellen, maar ik maak me sterk dat dit vermoedelijk geen al te heftige ontwenningsverschijnselen zal veroorzaken.

Bof ik eventjes! Dans met mij de tango d’amore …

Norte

En maar zwaaien, en maar blij kijken

vakantiebestemming

Als jullie dit lezen ben ik op weg naar mijn vakantiebestemming, waar ik tot 12 augustus hoofdkwartier houd.

De nieuwsgierigen onder jullie, die graag willen weten waar ik uithang, zullen wat moeite moeten doen om dat uit te vogelen.
Google Maps is nu voor iedereen beschikbaar en gratis bovendien. Via deze link ─ Google Maps ─ kom je daar terecht. Als je daar in het zoekvenster de hiernavolgende coördinaten invult, zul je haarfijn weten waar ik ondergedoken ben: 47.346167, 13.192370

En nu ben ik weg, want zoals we het in het West-Vlaams zeggen: me hat schuufelt (= mijn kont fluit = ik kan niet snel genoeg vertrekken).

Ikke blij

We hebben met zijn allen een lang en druk weekend voor de boeg. In de allereerste plaats moeten we alles wat klok, horloge en uurwerk is opnieuw en nog maar eens de zomertijd opdringen. Dientengevolge zullen we zestig minuten kwijtspelen, om van het in de war raken van ons circadiaans ritme nog te zwijgen. Zondag grijpt in het noordelijk deel van Belgenland een van de jaarlijkse hoogmissen van het wielrennen plaats, met name de Ronde van Vlaanderen. Ook eierstrooiende paasklokken en dito hazen doorkruisen die dag de Vlaamse contreien. Als daar maar geen ongelukken van komen. Maandag is grollendag en dienen we aprilgrappen te bedenken en vooral te ontwijken, als we ons niet hopeloos belachelijk willen maken.

Ik houd het even voor bekeken. Morgenochtend fladder ik naar een eiland dat zich in het zuiden van Europa boven de zeespiegel verheft, om pas volgende week dinsdag terug te keren.

Ik zal vanzelfsprekend voor jullie bidden in vele talen, ook in het Nederlands en het Vlaams.

Tombe la neige

Ik heb zo van die bevliegingen …

Vanmorgen kreeg ik plots zin in knisperverse croissants met een lik boter en een kwak honing. De boter en de honing had ik in huis, maar die croissants niet, dus nam ik de kuierstokken en begaf me op weg naar het dorp en de aldaar gehuisveste bakker. Het duurde niet lang of het begon gemoedelijk te sneeuwen, waardoor er ras een lied in me opwelde: Leise rieselt der Schnee. Ik zette het op een zingen, weliswaar niet uit volle borsten     … eh … borst, want ik wilde niet voor gek lopen, maar eerder neuriënd en bijna net zo zacht als de leise rieselende Schneeflöckchen.

daklawineIn het dorp stuitte ik op een met een vlotte babbel gesierde kennis en terwijl hij me met woorden omstrengelde, ging het sneeuwpak op het dak dat zich boven ons uitstrekte onverhoeds aan het schuiven, om vervolgens gezwind het dak te verlaten en neer te storten op … Kunnen jullie het raden? Dan hebben jullie waarschijnlijk verkeerd geraden, want niet ik, maar mijn kennis was het slachtoffer. Ik deelde slechts in heel geringe mate in de brokken.

Desalniettemin zette dit ongelukje me aan het denken. Verslingerd als ik ben op in sneeuw gedompelde bergdorpen was ik van plan om eerlang naar het Zwitserse Engelberg te reizen. Ik kan daar namelijk gratis en voor niks logeren, hetgeen vanzelfsprekend mooi meegenomen is voor een spaarzaam, om niet te zeggen gierig mens. Bij nadere beschouwing zou ik dat echter beter niet doen. Het kan haast niet anders of ik zal daar onder een lawine terechtkomen. Ik kan wel wat leukers verzinnen. Zo is het in mijn geboorteland nu volop zomer … Ook daar kan ik gratis en voor niks logeren. Zou ik?

Directiesecretaresse

Verleden week diende ik me voor zaken naar New York te begeven.

Ja, ik ben er me van bewust dat het nogal snoeverig klinkt, maar het strookt wel met de waarheid en waarom zou ik die geweld aandoen? Nu hou ik wel van The Big Apple, want het is een alleraardigst stadje en het propperige eilandje Manhattan is een bezoek meer dan waard, maar ik ben er niet graag in mijn eentje. Ik merk het wel dat jullie fronsen en jullie hebben natuurlijk gelijk: in New York ben je nooit alleen. Ik bedoel echter iemand die standvastig aan mijn zijde vertoeft. Met klinkende argumenten kan men zich waar ook ter wereld en zeker in New York van gezelschap voorzien, maar dan valt het niet te voorspellen wat voor vlees er in je kuip belandt. Ik spendeer trouwens nooit geld aan iets wat ik ook gratis kan krijgen.

Ik nam dus een vriendin mee. Laten we haar Gezellin noemen. Zo heet ze niet, maar ik mocht haar hier enkel onder schuilnaam opvoeren. Als jullie het eind van mijn tekst bereiken, zullen jullie begrijpen waarom ze waarschijnlijk liever niet herkend wil worden. De vlucht en het hotel werden betaald door de New Yorkse uitgeverij waarvoor ik regelmatig teksten vertaal, dus hoefde ik het voor de centen niet te laten. We maakten er een zesdaagse van.

De vliegreis verliep vlekkeloos en ook de J.F.Kennedy Airport handelde snel met ons af, want we dienden niet lang op onze bagage te wachten en ook de douaneformaliteiten zorgden voor weinig oponthoud. Ik heb het daarginds ooit anders meegemaakt.

limousineMen verwachtte ons. Ten prooi aan virulente verveling hield een geüniformeerde pommadehengst een bordje omhoog, waarop in precieuze schoonschriftletters mijn fout gespelde naam en Belgium geschreven stond. Ik maakte me kenbaar en de man liep ons voor naar een praalgraf op wielen … eh … een beddenwagen van hier tot gunter, die uitnodigend portieren opensperde.
─”Moord Errietje!” gaf Gezellin luidkeels lucht aan haar verrukking. “Is er een zwembad aan boord misschien? Allez, we hebben weer bekijks. Doctor Vanzwiereltruis en zijn erectiesecretaresse arriveren in New York en begeven zich met grote middelen van vervoer naar Manhattan. Sorry hoor, mensen! Die het lang heeft, laat het lang hangen …”
─”En die ’t nog langer heeft, laat het slepen”, riep een meisje dat, een enorme rugzak torsend, achter ons langs liep. “Ik zal me wel het hernia zeulen!”
Daar keken we beiden van op.
─”Ik wist niet dat men in New York West-Vlaams sprak”, grimaste Gezellin. “Zou ze ’t gehoord hebben van die erectiesecretaresse?”

Voorbereiding op de Elfstedentocht

Je kunt het niet meteen aan me zien en ik zal het ook nooit openlijk toegeven, maar ik mag graag naar romantische films kijken. Het gebeurt niet zelden dat zulke tranentrekkers zich tijdens de kerstdagen afspelen en als de plaats van het gebeuren dan ook nog New York is, kun je er donder op zeggen dat een ijsbaan ─ meestal die van Rockefeller Center of ook nog de Wallman Rink in Central Park ─ er een belangrijke rol in toebedeeld krijgt. Af en toe bekruipt mij de lust om ook eens in zo’n machtig decor te gaan schaverdijnen en zodoende mogelijkerwijs ten prooi te vallen aan een hersenbouleverserend en idyllisch liefdesavontuur. Ik ben weliswaar al vaker in New York geweest en ik heb daar veel beleefd en nog meer gezien, maar die fameuze schaatsbanen heb ik nog nooit met eigen ogen aanschouwd. Vermoedelijk komt het daardoor dat ik het in mijn leven nog steeds in mijn eentje moet zien te rooien.

Als het aan mij ligt, zal daar echter binnen zeer afzienbare tijd verandering in komen, want vanmiddag hijs ik me met frisse tegenzin aan boord van een in hoge mate door mij verafschuwd luchtschip, dat hopelijk gezwind en ongehinderd naar de aldoor aan de wolken krabbende stad zal suizen. Ik ben vast van plan om dit keer wel die ijsbanen te bezoeken. Het probleem is natuurlijk dat ik niet kan schaatsen, maar misschien dat ik net door mijn gestuntel het hart van een mooie deerne zal veroveren. Het gaat er soms raar toe in de wereld van de romantiek.

Lang blijf ik niet weg. Normaliter moet ik volgende week op vrijdagochtend opnieuw in Belgenland neerstrijken. Ik wil thuis zijn als onze planeet op 21 december met man en muis vergaat, want zeg nu zelf: zoiets maak je niet elke dag mee.

De inwonende poespas ─ de woordspelingen waren gratis vanmorgen ─ is hier inmiddels aangekomen. Mijn koffer staat gevuld en wel in de hal. Ik ben er klaar voor. Het enige wat ik nog moet doen, is jullie hartelijk groeten. Aan allen die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! Tot over een week, bij leven en welzijn.

En maar zwaaien! En maar blij kijken!

missliberty

Joehoe!

Bepaal voor je op reis vertrekt wat je aan kleren en geld wil meenemen.
Halveer vervolgens het aantal kleren en verdubbel het geldbedrag.

De ondervinding heeft me geleerd dat ik de bovenstaande raadgeving beter niet in de wind kan slaan. Mede daardoor allicht heb ik een in alle opzichten geslaagde vakantie achter de rug.

Dolce far niente noemen sommigen dat … vooral de Italianen dan, maar ook personen van andere nationaliteiten, die over de polyglottische gave beschikken, of gewoon indruk willen maken met hun kennis van buitenlandse gemeenplaatsen. Zalig nietsdoen. Wel, ik kan jullie verzekeren dat ik mijn dagen alleszins niet in ledigheid doorgebracht heb.

Ik bevond me in een gebied waar de natuur een verzachtende omstandigheid is. Ik beklom baldadige bergen en trotseerde smartelijk opengespleten rotspartijen, zwierf door lieflijke dalen en doorkruiste mysterieuze wouden, zwom in dromerige meren en ploeterde in walsende rivieren, dwaalde door grimmige spelonken, sopte door grazige weilanden … ach, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar het zal jullie ongetwijfeld een roodkoperen rotzorg zijn wat ik daarginds allemaal heb bewerkstelligd.

Rondraggen in de natuur … daar wordt een mens zo moe van, hè? Het heeft dan ook wat moeite gekost om me los te weken van mijn vakantie, maar vandaag sta ik ─ met enige overdrijving ─ weer op de barricaden. Nu ik de werkzaamheden hervat, wil ik in de allereerste plaats even stilstaan bij de Olympische Spelen, waar de Belgen zo maar eventjes drie medailles konden binnenrijven. Drie! Twee bronzen en één zilveren plak. Dan ben je lekker bezig! Het zilveren exemplaar werd bovendien behaald door een … eh … atleet, die op ongemeen soepele wijze op zijn buik ging liggen, teneinde een aantal schoten te lossen met een karabijn. Christene zielen! Als sportieve prestatie kan dat tellen. Ga d’r maar aan staan.

Onze noorderburen, de Nederlanders, kunnen zich met gepaste trots op twintig medailles beroemen: 6 gouden, 6 zilveren en 8 bronzen. Ik heb vanwege mijn vakantie slechts een van hun atleten aan het werk gezien: de goedlachse Epke Zonderland, die als geen ander aan een rekstok kan slingeren. Kijk, dat noem ik nu een topatleet. Bij hem vergeleken is onze karabijnschutter slechts een schopsteentje en daar maak je geen diamant van.

De bedenker van het fotograpje hieronder mag van mij trouwens ook een medaille krijgen.

Sodom, Gomorra en Pompeji

C’est une fête toute napolitaine, Monseigneur, nous dansons sur un volcan.
Narcisse-Achille de Salvandy

Samen met een Argentijnse vriend en reisgezel heb ik ooit met ware doodsverachting de Vesuvius beklommen … eh … bedwongen. Men bedwingt een berg. Als dat dan ook nog een vuurspuwende berg is, moet men zowel de berg als zijn angst bedwingen, want dat zijn lang geen ongevaarlijke toestanden waarin men zich begeeft. In ons geval liep het waagstuk goed af: we daalden zonder kleerscheuren of brandwonden en in heelhuidse gesteldheid van dat ventiel van Moeder Aarde neer. We hadden de begane grond nog niet helemaal bereikt of er lag reeds een andere bezienswaardigheid op ons te wachten: de overblijfselen van het eens zo florissante en o zo decadente Pompeji.

In het begin van onze jaartelling was dit stadje de zomerverblijfplaats en het lustoord van de rijke Romeinen … een Italiaans Knokke-Zoute met andere woorden. Er heerste daar een zeer ongedwongen, ja zelfs ronduit losbandig sfeertje. Onkuisheid en ontucht dat er daar bedreven werd! Hohoho! Daar hebben jullie werkelijk geen idee van en ik evenmin, maar we proberen het ons toch een beetje voor te stellen, nietwaar?

Op 24 augustus 79, om elf uur in de morgen, weerklonk opeens een buitengewoon luide knal. De top van de Vesuvius vloog de lucht in en de aarde spuwde haar ingewanden uit. Gedurende twee dagen regende het stenen en allerhande troep op Pompeji, dat allengs bedolven raakte, en wie probeerde te vluchten werd door giftige dampen ingehaald en geveld. Van de naar schatting vijfentwintigduizend inwoners heeft wellicht niemand de woede-uitbarsting van de vulkaan overleefd en de stad verdween van de aardbodem, want plots zat die eronder. Pompeji voegde zich bij de Bijbelse steden Sodom en Gomorra, die vanwege hun verdorvenheid met zwavel en vuur verwoest werden.

Zestienhonderd jaar later kwam er tijdens grondwerken plots een beeld aan de oppervlakte. Opgravingen begonnen en als men dat doet, legt men meestal iets bloot. Soms leg ik iets bloot dat ik helemaal niet opgegraven heb, waarschijnlijk omdat ik kan toveren, maar dat doet hier verder niets ter zake. Aldus verrees Pompeji als het ware uit zijn graf en vandaag de dag gaan we er in groten getale naar kijken.

Nu zal ik nooit in laaiend enthousiasme ontsteken bij het aanschouwen van ietwat mistroostige ruïnes en dat deed ik in Pompeji dus ook niet. Ik ben meer een natuurmens. Met een fraai landschapje of een bekijkenswaardig fenomeen kun je me altijd plezieren. Samen met mijn vriend dwaalde ik door de straatjes, bezocht ik Romeinse villa’s of wat er van overbleef en verlustigde me enigszins aan de soms schunnige muurschilderingen en mozaïeken, die verrieden welke perversiteiten daar allemaal moeten plaatsgevonden hebben naast de gewonere dadelijkheden van de seksuele bedrijvigheid.

Toen kwam er opeens een bewaker of iets dergelijks naar ons toe. Hij droeg in alle geval een kepie en een indrukwekkende sleutelbos. In ruil voor een fooi kon hij ons het ‘verboden Pompeji’ laten zien, deelde hij ons in moeizaam Engels mee, maar wij begrepen het en grote nieuwsgierigheid maakte zich van ons meester. Enkele bankbiljetten wisselden van eigenaar en hij bracht ons tot bij een gifgroene deur, die hij met een kanjer van een sleutel ontsloot.

Het was alsof wij een seksboetiek betraden. We werden omringd door tientallen beelden van mannen met enorme fallussen, vrouwen in wel zeer uitdagende poses en afbeeldingen van ongeveer alle copulatiestandjes die het menselijk brein ooit verzon. Het was me het museumpje wel. Gelachen dat we hebben.

Ja, als ik tweeduizend jaar geleden geleefd had, zou ik wat graag in Pompeji gewoond hebben. Natuurlijk zou ik net op reis geweest zijn toen de Vesuvius ontplofte.