Tag: humor

Jarig

Bij de bakker stond een bejaarde dame, die overigens een nog zeer voordelige indruk maakte. Ze kocht een feestelijk ogende taart, al is dat natuurlijk een intrinsieke eigenschap van alle taarten, of toch bijna.
─”Hebben we wat te vieren, Angèle?” informeerde een man met een ietwat sloddervossig voorkomen.
Ik vroeg me af waarom hij het koninklijk meervoud ‘we’ gebruikte en kon me niet van de indruk ontdoen dat hij naar een invitatie hengelde.
─”Ik ben drieëntachtig vandaag”, verklapte Angèle trots en ze glimlachte koket. Met zijn allen mompelden we iets dat op een felicitatie leek. Angèle nam de gelukwensen dankbaar in ontvangst en wendde zich vervolgens tot de bakkersvrouw: “Wat krijg je van me?”
─”Je hebt net al betaald.”

Angèle wist even niet hoe ze het had en keek lichtelijk verbijsterd, maar ze herstelde zich prompt en zei:
─”Ik onthoud de dingen slechts van ’s middags tot twaalf uur, en dan moet de klok nog heel snel slaan, of zelfs dat lukt me niet.” Humor lost eigenlijk niets op, maar je leeft er wel gemakkelijker door. “Ik ben vandaag zesentachtig”, raakte ze kennelijk een beetje de greep op het leven kwijt, want binnen de halve minuut gooide ze er drie jaar bovenop.

Niemand van de aanwezigen vond het nodig haar daarop te attenderen. We beseften allemaal dat ouder worden een ramp is die telkens weer toeslaat.

Ambiance!

Vanwege mijn verlangen naar een waarschijnlijk onbestaand paradijs, waag ik me af en toe aan het soort reizen waarvoor vaccinaties verplicht zijn. Zo bevond ik me enkele jaren geleden aan boord van een nogal primitief vliegtuig, dat met rasse schreden … eh … met kwieke vleugelslag naar een verre uithoek van de wereld koerste, naar zo’n land waar geen land meer achter ligt: een stuk van de hemel dat op aarde gevallen is en zich koestert in het aanhankelijke blauw van een zee. Men had me verteld dat de natuur het daar nog voor het zeggen had en dat ik er de wonderlijkste landschappen zou aantreffen, die zo mooi waren dat ze op gedichten leken.

We streken er neer op een wel zeer onchristelijk uur, net voor de nacht het hazenpad koos en de dag zich aan het krieken wijdde. De douanebeambte die ons opwachtte, zette een gezicht als een oorwurm. Hij nam het ons kwalijk dat we hem van zijn nachtrust beroofden, dat zag je er zo aan af. Hij rommelde nogal onbeheerst in mijn handbagage toen er opeens luid gelach weerklonk. Omdat ik veroordeeld ben tot levenslange kwajongensschap en als onverbeterlijke grapjurk bekend sta, voerde ik immers zo’n ouderwetse lachzak met me mee en die had hij in gang gezet.

Dat werkte aanstekelijk. Het carnavalsartikel veroorzaakte grote hilariteit en maakte daar de hele boel aan de gang. Je moet er aardigheid in hebben en dat had die grenswachter dus niet. Hij bleef kijken alsof hij net overgegeven had en dat binnen de kortste keren weer zou gaan doen … en hij nam wraak. Ik diende als enige mijn koffers open te maken, waarvan hij de inhoud vervolgens zo nauwgezet controleerde dat het lachen me helemaal verging.

Sindsdien neem ik een scheetkussen mee, maar dat heb ik nog niet kunnen gebruiken.

Kannibalen in de kantlijn

“Justine Henin heeft zich met sprekend gemak geplaatst voor de finale”, zei de journalist die zich beroepshalve met tennis inlaat en hij vervolgde: “Ze at haar tegenstandster op.”

En maar mens toch! Ze zal dat meisje toch eerst in de pan gehakt hebben, mag ik hopen.

Vervolgens besteedde hij enige aandacht aan de rijzende tennisster: Yanina ‘Whoopie!’ Wickmayer.
“Het zal me werkelijk benieuwen wat zij allemaal in haar marge heeft”, verklapte de journalist.
Nou, dat benieuwt mij eveneens in niet geringe mate, want … Wel, eh … ik dien toe te geven dat ik een leek ben op het gebied van de vrouwelijke anatomie en ik weet dus eigenlijk niet wat ik me bij zo’n marge moet voorstellen, of waar ik die moet zoeken. Ik vind het alleszins een beetje een dubbelzinnige benaming, waardoor er een aantal geen twijfel overlatende en dus ronduit ontuchtige beelden mijn hersens binnensijpelen, maar ik ben er me terdege van bewust dat ik over een lenige, om niet te zeggen breidelloze en dus in hoge mate ongezonde fantasie beschik.

Wat heeft Yanina Wickmayer in haar marge? Zou het misschien die fameuze whoopie kunnen zijn? Of heeft de journalist zich versproken en bedoelde hij eigenlijk mars?

In welke hoek wil je liggen?

De televisie dobberde in het kielzog van een lokale persmuskiet naar de woning van een man, die zich hobbygewijs aan de zeer door mij verafschuwde bokssport wijdde. De vechtersbaas in kwestie was zichtbaar in zijn nopjes met het bezoek. Hij tooide zich inderhaast met indrukwekkende handschoenen en stelde zich op naast een nogal verfomfaaide bokszak, waar hij een pugilistische pose aannam en onverschrokken, om niet te zeggen manhaftig in de cameralens keek, alsof hij daar geen vogeltje, maar een krokodil met een gemeen kakement verwachtte.

─”Ze noemen mij de slager van Flémalle”, verkondigde hij trots.
─”Hoe kom je aan die bijnaam?” vroeg de reporter bloeddorstig.
─”Wel,” sprak de man, “ik ben slager van beroep en ik woon in Flémalle.”

Mensen kinderen, dan kan je me wegdragen hè!