Tag: schrijven

Fossiel

Den onderschreven gheeft te kennen mits desen dat hij tot laevenisse van sijne ziele sal verobligeert sijn den schat der nederlandsche taele voor het nageslacht te bewaeren.

Wie mij regelmatig leest, zal weten dat ik op sterven na dode Nederlandse woorden en uitdrukkingen, als ze al niet helemaal in onbruik geraakt zijn, graag even aan de vergetelheid ontruk. Ik kan het gewoon niet laten en zal het blijven doen, zelfs als men me ‘na scerpe examinatie ende torture met de koorde sou straffen.’

Voor de gelegenheid wil ik het prachtige, edoch zieltogende ‘mitsgaders’ onder jullie aandacht brengen. Het is een nevenschikkend voegwoord dat ‘alsook, bovendien, benevens’ betekent en dat men vrijwel uitsluitend in oude teksten aantreft. Hier en nu wil ik daar verandering in brengen:

Ik presenteer vandaag een voorbeeld van archaïsch taalgebruik aan de lezers van mijn blog, mitsgaders aan allen die belangstelling koesteren voor het Nederlands, mitsgaders voor woorden waarvan de houdbaarheidsdatum al ruimschoots verstreken is.

Zo, dat hebben we ook weer gehad.

Instinkers

Naar jaarlijkse gewoonte heb ik gisteravond mijn spelkunst getest door mee te schrijven aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal. De tekst van deze jubileumuitgave (25) was van de hand van Bart Chabot, die zich kennelijk uitgeleefd had in het Nederlands.

Tussen niemendalletje en blankebabybilletjesprivilege

Geef het Dictee terug aan de kijker, kopte De Telegraaf vorig jaar. Daar schrok het Dictee wel even van. De genuttigde zwezeriken lagen plotseling zwaar op de maag. Maar na een medoc te hebben gedronken, toog het Dictee alsnog welgemoed aan de slag.
Dames en heren thuis en in deze parlementariërsruimte, bij dezen proficiat: u hebt, onder toeziend oog van koning Willy de Tweede, nog steeds nul fouten in uw brossel!
O, als gisteren herinner ik me het eerste Dictee: na aankomst in een havelock met andere BN’ers bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal bekroop me het rodelopergevoel. Een halfuurtje later kwam een kokospalm voorbij, en zee-egels uit het Middellandse Zeegebied en een kasuaris en nochtans; en apensoort, apenrots en apekool: een taalkundig houtenjassenpark, en kookte ik vanbinnen want ik kende de Van Dale niet vanbuiten.
De oe’s en a’s waren niet van de lucht tijdens dat gillendekeukenmeidenvertoon van het Nederlands.
Sindsdien hebben we ongelooflijk veel geleerd: aanwensel, bespioneren, ge-sms’t en kippenragout kennen voor ons bollebozen geen trubbels meer, en ook uitentreuren, hawaï-shirt of gestrest en een rock-‘n-rolllegende in goeden doen spellen wij foutloos.
Ooit mocht ik het Kinderdictee schrijven en vergastte de bollewangenhapsnoeten op de oeioeimachine, een perubalsempopulier en een tafa of West-Australische penseelstaartbuidelmuis; een gribbelgrabbel van woorden, alle uit de Dikke Van Dale, de toverballenautomaat van onze taal.
Sla de Dikke willekeurig open en ontdek de geheimenissen van de brougham, een gesloten rijtuig voor twee personen getrokken door één paard; blader door die Ali Babataalschatkamer en ontdek dat een turbe een menigte is, en een turco een Noord-Afrikaanse inlandse tirailleur in Franse krijgsdienst.
Dat was het jubileumdictee. Rest de vraag: wilt u de komende jaren meer of minder dicteeën? Het antwoord moet wel luiden: ‘Meer! Meer! Meer!’

De deelnemers die aanwezig waren in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in Den Haag maakten gemiddeld 23 fouten.
De bekende Vlamingen in de vergaderzaal maakten gemiddeld 25 fouten.
De lezers van De Morgen in de vergaderzaal maakten gemiddeld 16 fouten.
De bekende Nederlanders in de vergaderzaal maakten gemiddeld 31 fouten.
De lezers van De Volkskrant in de vergaderzaal maakten gemiddeld 19 fouten.

De winnaar in de vergaderzaal was de eenentwintigjarige Randy van Halen uit Dordrecht met slechts 7 fouten. Wie doet het hem na?!

Ik alleszins niet, want ik maakte 9 fouten. Ik heb ze hierboven in het rood aangeduid en geef hieronder wat toelichting:

– ik schreef Médoc, met accent en met een hoofdletter
– ik schreef van buiten, met een spatie
– ik schreef kippenragoût met een dakje
– ik schreef troubles
– ik schreef Hawaï-shirt met een hoofdletter
– ik schreef gestresst, met dubbele s
– ik schreef rock-and-rolllegende
– ik schreef kinderdictee, met een kleine letter
– ik schreef brown, want ik had nog nooit van een brougham gehoord

Voor meer tekst en uitleg kun je de website van Onze Taal aanklikken, waar men de pennenvrucht van Bart Chabot uitgebreid onder de loep neemt.

Kreupel wil altijd voordansen

Ik mag er zonder enige pretentie prat op gaan dat ik me slechts zelden aan taalfouten bezondig. Zo heb ik bijvoorbeeld niet de minste moeite om de staart van werkwoorden van de correcte d’s en of t’s te voorzien. Ook het obstakel van de verbindings-n zorgt nauwelijks voor hinder. Vaste voorzetsels beschouw ik niet als loslopend wild en leestekens krijgen van mij een rechtmatige behandeling. Ik weet goed de weg in samengestelde zinnen, mors niet met superlatieven en gemeenplaatsen, roer bijna nooit Engels door mijn Nederlands en hoed me voor uitputtende beschrijvingskunst, waarvan het einde al zoek is nog voor ik er met tegenzin aan begin.

Het kan vanzelfsprekend altijd gebeuren dat er een foutje tussen de mazen van het net glipt. Als men me daarop wijst, stel ik dat op prijs en ben ik niet te beroerd om me ootmoedig op de borst te kloppen, maar gisteren …

In de dorpskroeg kwam een man naar me toe. Hij is narcosearts, ofte anesthesist, maar ook een kloothommel die zijn eigendunk nauwelijks kan tillen en een betweter in een academisch steunkorset. Ik heb onlangs een vertaling voor hem gemaakt en daar wilde hij kennelijk een kanttekening bij plaatsen.
─”Je moet nog eens beweren dat het Nederlands nauwelijks geheimen voor je heeft”, sprak hij op een nogal stellige toon met een gelijkhebberige bijklank. “Ik heb in één zinnetje twee flaters ontdekt.”
─”Kom op met je kommetje!” stak er onbehagen in me op, omdat hij het blijkbaar nodig vond om die tekortkoming met luider stemme te afficheren.
─”Jij schrijft: het meisje zei dat ze scampi lekker vond. Dat moet zijn: het meisje zei dat het scampi’s lekker vond. Meisje is een onzijdig woord en het meervoud van scampi …”
─”… is scampi”, onderbrak ik hem. “Scampi is van oorsprong al de meervoudsvorm van het Italiaanse scampo. In het Nederlands mag je ook scampi’s gebruiken, maar dat is dubbelop en dus hoeft het niet. Meisje is inderdaad een onzijdig woord, maar in het Nederlands gaat biologisch geslacht vóór grammaticaal geslacht. Bij meisje moet je dus zij of haar gebruiken. Anders nog wat?”

Ik heb, geloof ik, nog nooit zo triomfantelijk gekeken als gisteravond in de dorpskroeg. Ik wil het niet beter weten dan een ander, maar juist is juist.

Vocabulaire 6

Een botsballon vind ik een fraaiere benaming voor wat in de wandeling een airbag heet.

Een faunatrap is een metalen trapje waarlangs zoogdieren die in het kanaal zijn gesukkeld weer op het droge kunnen komen. Vooral reeën en vossen komen in het water terecht. Vaak raken die dieren uitgeput, omdat ze maar moeilijk weer op de betonnen oevers kunnen klimmen. Met een faunatrap kunnen ze zichzelf van de verdrinkingsdood redden.

Een faalkwaal is iemand die de hele dag door blunders maakt.

Een hoerentoeter is eigenlijk de Javaanse naam voor een trechtervormig gerold shagje. Vandaag de dag gebruikt men het woord steeds vaker als een versterkende term: zo dronken als een hoerentoeter; zo scheef als een hoerentoeter; zo vreemd als een hoerentoeter.

De nieuwste variant van uit zijn dak gaan is: uit zijn kanarie gaan.

Een stoppelbaard is tegenwoordig in. Ik kan het ook niet helpen dat ik het een onverzorgd groeisel vind en zelfs met de nieuwe benaming ervan, een latemiddagbaard, kan men me niet vermurwen.

Muzenissen

Ik stap vrijwel dagelijks naar het dorp, om er de aldaar gevestigde neringdoeners – bakker, slager, kruidenier, krantenboer, kroegbaas en wat dies meer zij – met een lucratief bezoekje blij te maken. Dat is een wandeling van heen en terug om en bij vier kilometer, maar ik probeer de tijd die ik onderweg ben nuttig te besteden. Mijn hersens zijn vrijwel ononderbroken bezig met het bedenken van fraaie zinnen of pakkende slogans, want dat is mijn vak. Tot voor kort gebeurde het vaak dat ik de vondsten die ik onderweg bij mekaar sprokkelde bij mijn thuiskomst vergeten was. Onlangs heb ik me echter een dictafoon aangeschaft en nu loop ik voortdurend met dat toestelletje te kleuteren, zodat er niets meer verloren gaat van de spitsvondigheden die ik tijdens het kuieren verzin.

Vanmorgen viel het me bijvoorbeeld op dat menigeen deze dag uitgekozen had om zich aan het fatsoeneren van allerhande vegetatie te wijden. Her en der hoorde ik het typische geluid dat elektrische snoeischaren plegen te maken en dat ik nog het best met het werkwoord snutteren kan omschrijven. Meteen bedacht ik een fraaie alliteratie die ik tevreden aan mijn dicteerapparaat toevertrouwde: de snutterende snoeischaren.

Toen ik opnieuw aan mijn schrijftafel zat, kwam ik tot de ontdekking dat de dikke Van Dale niet de minste aandacht besteedde aan wat in Vlaanderen snutteren heet: het op stuntelige wijze knippend versnipperen van iets. Jammer. Mijn stafrijm, de snutterende snoeischaren, had de titel van een nieuw Suske & Wiske-album kunnen zijn.

suske&wiske

Zeugmata, polysyndetons, anakoloeten en andere nonsens

Ik heb dus deelgenomen aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal en ik mag best wel trots zijn op het resultaat dat ik behaalde. Meer zelfs! Als ik me onder de aanwezigen in de Eerste Kamer in Den Haag had bevonden, zou ik met 7 spelfouten en 6 taalfouten zowaar als winnaar uit de bus gekomen zijn en een fraaie pen in ontvangst hebben mogen nemen. Als ik beroemd wil worden, zal ik toch eens in het echt moeten meedoen.

De auteur van het dictee, Kees van Kooten, had dit jaar trouwens voor een nieuwigheid gezorgd en ook een aantal taalfouten in zijn tekst ondergebracht, zoals bijvoorbeeld onjuist gebruikte woorden, van hun gat geblazen uitdrukkingen, verkeerde verbuigingen van werkwoorden of een foutieve woordvolgorde. De deelnemers dienden deze zogeheten verhaspelingen op te sporen en te onderstrepen.  Ja zeg, maak het een beetje! Het vermijden van spelfouten is op zich al geen sinecure en dan komt dat er nog bij.

Ik ben trouwens hoegenaamd niet te spreken over de onsamenhangende pennenvrucht die hij ons opdiste. Het was een samenraapsel van woorden, die heel verbaasd zijn elkaar tegen te komen en die de meesten van ons enkel gebruiken als een kruiswoordraadsel ons daartoe verplicht. Het dictee richt zich steeds meer op een select clubje en op maniakken, voor wie in het Engels talloze namen bestaan, zoals bijvoorbeeld nerd, geek en freak. Ik wil daar eigenlijk niet bij horen.

Lees hier de tekst van het dictee: Een przewalskipaardenmiddel

Daar is ze!

Ik ben maar een arme sloeber, die zich geen vaatwasmachine kan veroorloven. Zo komt het dat ik me regelmatig aan de gootsteen in de keuken posteer, om handmatig de vaat te doen of om op West-Vlaamse wijze de schuttels te wass’n. Hoewel ik dat allerminst een aangename karwei vind, doe ik het toch niet echt met tegenzin, want terwijl ik me met kopjes, borden en bestekken onledig houd, gebeurt het niet zelden dat de muze opduikt. Ik krijg plots een lumineus idee, ze kust een fraaie zin in me wakker, of ze verrast me met vogelzang in mensentaal. Dan is het zaak om de inblazing zo snel mogelijk aan papier of computerscherm toe te vertrouwen, want anders ben ik het kwijt.

Het is me al overkomen dat ik meerdere keren mijn werkzaamheden moet onderbreken, om mijn handen af te drogen en naar mijn werkkamer te hollen, teneinde iets te administreren. Meestal blijf ik daar dan ook nog wat rondlummelen en dat is natuurlijk niet bevorderlijk voor de goede gang van het huishouden. Daarom heb ik verleden week een blocnote en een potlood op de keukentafel gelegd … en die liggen daar te liggen, want sindsdien blijft de muze weg. Het is alsof ze me enkel wil inspireren als ik er een inspanning voor doe, de eigengereide teef!

Vanmorgen heb ik de blocnote en het potlood verwijderd en ja hoor! Daar was ze! Ze fluisterde lenig proza en potige volzinnen in mijn oor, maar ik heb haar straal genegeerd. Ze moet voor mij niet mank gaan, ik heb lang genoeg in de kreupelstraat gewoond.