Tag: religie

Onthullingen

Er is een tijd geweest — anno dazumal — dat de kerken op zondag nog volliepen en de katholieke priesters soutanes droegen. Dat waren zwarte, tot aan de voeten reikende gewaden met aan de voorzijde van een hele trits knoopjes, van boven tot beneden. Als je die, als drager van dergelijk kledingstuk, ’s morgens allemaal moest dichtknopen en ’s avonds weer losmaken, bleef er waarachtig niet veel tijd over voor de besognes van alledag.

Boze tongen beweren dat sommigen zich op Schotse wijze onder die soutane ophielden. Ik geef toe dat ik tot voor kort twijfel koesterde omtrent de aanwezigheid van dessousartikelen onder de Schotse kilt, maar ik heb daaromtrent uitsluitsel gekregen toen ik op een avond in een pub tussen een vrolijke bende in klederdracht getooide Schotten terechtkwam. Er bevindt zich inderdaad geen ander textiel onder die rokken en ik kan jullie verzekeren dat dit lang niet altijd voor een hartverheffend schouwspel zorgt, al zullen de meningen daarover ongetwijfeld sterk uiteenlopen.

Priesters in soutane … om ze te zien moet je tegenwoordig naar Rome reizen, of naar andere achtergebleven gebieden, en dat heb ik er heus niet voor over om uit te vinden of sommigen zonder dat gewaad inderdaad in puribus naturalibus zouden verschijnen. Mijn vermoeden berust enkel op wat ik weet van horen zeggen. Toen ik college liep, was daar immers een priester van middelbare leeftijd, die halsstarrig weigerde de soutane voor een pak in te ruilen. Af en toe nodigde hij mentorsgewijs jongens naar zijn kamer uit, teneinde aldaar in alle intimiteit met hen over de dingen des levens te keuvelen. Zij die … eh … zo’n gesprek met hem voerden, verklaarden eensgezind dat die soutane het enige was dat hem bedekte. Als zij toen logen, dan ik nu ook, al heb ik lange tijd niet begrepen hoe men tijdens een simpele conversatie aan die wetenschap kon komen, maar na het ontmaskeren van een niet gering aantal losbandige geestelijken, zoals bijvoorbeeld de zeer ontuchtige en een schandelijk leven leidende bisschop Vangheluwe, weet ik inmiddels hoe de vork in de steel zit.

Diezelfde man deed trouwens nog iets wat men tegenwoordig niet meer ziet. Hij brevierde wandelend. Onder het lopen las hij onophoudelijk in een dik gebedenboek. Ik moest daar vanmorgen plots aan denken. Ik ben namelijk wat achteropgeraakt met mijn lectuur, dus nam ik een boek mee op mijn ochtendwandeling. Twee vliegen in één klap. Nou, vergeet het maar! Ik kan dat dus niet. Het lezen van welgeteld één alinea veroorzaakte twee struikelingen, dus klapte ik het boek dicht en genoot volop van de oprukkende herfst.

Draaikonterij

Ze zal een jaar of dertig zijn, schat ik, en zo op het eerste gezicht maakt ze best wel een voordelige indruk. Hoewel ze in mijn dorp woont en net als ik een vrijgezellenbestaan leidt, heb ik nog maar één keer met haar gesproken en ik wist meteen wat voor vlees ik in de kuip had. Haar ogen begraasden me met de blik van een mannenvreetster en ik meende er ook iets in te ontwaren, dat men vaak ziet bij iemand wiens kompas verdraaid is. Volgens mij was er ─ ik wik mijn woorden en druk me voorzichtig uit ─ een steekje aan haar los. Er zijn in alle geval serieuze kosten aan.

Ik denk niet dat ik me toen vergist heb. Ze krijgt opvallend veel mannen op bezoek en ze verkiest vermoedelijk jeugdige onstuimigheid, want wie daar binnengaat is meestal nog niet lang in de twintig, of zelfs zo jong dat ze het weekend als de toekomst beschouwen. Haar buren zien het allemaal met lede ogen aan, maar kan men het iemand kwalijk nemen dat die met gulzigheid het merg uit het leven zuigt? Nee toch! Ik alleszins niet.

Zoals de meeste meisjes en vrouwen die nogal los met de zeden omspringen, geeft ook zij blijk van diep godsdienstig geloof en smachtende devotie. Tot voor een paar maanden bracht ze een groot gedeelte van haar vrije tijd in de kerk door, waar ze aan talloze plechtigheden deelnam, vaak in stil gebed verzonken zat en enkel opsprong om alle beschikbare heiligen van brandende kaarsjes te voorzien. Toen liet ze zich plots bekeren door de getuigen van Jehova, die zoals men weet hun overtuigingen aan de deur plegen te slijten en dus ook bij haar aanbelden. Ze verlegde haar actieterrein van de kerk naar de koninkrijkszaal …

… maar toen ik haar vanmorgen ontmoette, was ze getooid met een hoofddoek, zoals het een islamitische vrouw betaamt. Omdat de sluier enkel haar gezicht onbedekt liet, viel vooral haar blik me op en ja hoor … ze keek nog steeds een beetje beseibeld. Ik vrees dat het zelfs verergerd is.

Is de paus katholiek?

Het zal een jaar of vier geleden zijn dat Benedictus de Zoveelste — een fossiel dat men ergens in Germanistan opgegraven heeft en dat nu in het Vaticaan de pauselijke scepter en tegelijk ook de plak zwaait — wat tekst bijeenschreef. Men zou het een opstel, of zelfs een verhandeling kunnen noemen, maar dat ware te eenvoudig en voor iedereen begrijpelijk, dus noemt men die pennenvrucht een apostolische exhortatie, hetgeen in mensentaal ongeveer hetzelfde betekent als een pauselijke aansporing. De titel van het schrijfsel, dat ik gisteren toevallig in handen kreeg, luidt: Sacramentum Caritatis. Hoor ik je roepen dat dit Latijn voor je is? Wel, je hebt gelijk: het is Latijn! Mocht je ook willen weten wat het betekent, dan ben je bij mij aan het juiste adres, want ik kan zo goed vertalen dat ik er mijn beroep van gemaakt heb. Ik tover dus gelijk het Nederlandstalige equivalent uit mijn klavier: Het sacrament van de liefde. Laat ons nu even kijken wat de Heilige Vader ons allemaal te vertellen heeft.

In de allereerste plaats houdt hij een pleidooi voor het gebruik van het Latijn. Aangezien ik Gregoriaanse gezangen best te pruimen vind, heb ik daar niet meteen bezwaar tegen, maar hij wil meer: we moeten ook weer in dat voor velen onverstaanbare koeterwaals gaan bidden. Laten we wel wezen: het Latijn is en blijft een dode taal. Sommigen beweren dat die aan een reveil bezig is, mede dankzij populaire politici, maar daar geloof ik het mijne van. Ik ontmoet alleszins steeds minder mensen met wie ik wat in het Latijn kan keuvelen. Zij die nog gepast op een dominus vobiscum kunnen reageren, zijn inmiddels dun gezaaid, en dan weten de meesten daarvan niet wat ze eigenlijk antwoorden. Bestaat er iets lulligers dan het opdreunen van een tekst die men niet begrijpt?

Ik hou nochtans van het Latijn. Het maakt geweldig veel indruk als je tegen je geliefde kan zeggen: speciosus forma prae filiis hominum: diffusa est gratia in labiis tuis. Als zij of hij dan ook nog begrijpt wat je verkondigt — gij zijt de schoonste onder de kinderen der mensen, bevalligheid ligt op uw lippen — liggen er ongetwijfeld een aantal zwoele uren in het verschiet.

Welke ouderwetse en oerconservatieve gedachten heeft Benedictus verder nog aan het papier toevertrouwd? Hij schrijft: het celibaat is een zegen voor de kerk en de priesters dienen er zich aan te houden. Morgen brengen! Er staat geen maat op de stommiteiten die mensen uithalen, als hun langdurig onderdrukte seksuele gevoelens exploderen. Dat weten we allemaal. Het recente verleden heeft ons geleerd dat ook kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zich aan ontoelaatbare uitspattingen overgeven en daar nog mee wegkomen ook. Een zegen voor de kerk … hoe verzint hij het in vredesnaam?

Zijn volgende aansporing betreft hertrouwde koppels. Die zijn welkom in de eucharistievieringen, maar ze mogen enkel te communie gaan als ze samenleven zonder seks te bedrijven. Wat een klinkklare nonsens! Ik kan me niet voorstellen dat er ooit nog een hertrouwd koppel te communie zal gaan. Niemand zal zich vrijwillig het stigma van impotente man en frigide vrouw op de hals halen.

Ten slotte heft hij ook nog een vermanende vinger naar katholieke politici. Zij mogen geen wetten stemmen die abortus, euthanasie of het homohuwelijk toelaten. Als ze stout zijn en dat toch doen, zullen ze als straf geen katholieke erediensten meer mogen bijwonen. Tja, als hij zo doorgaat, zit er straks niemand meer in de kerk.

Ik stel voor dat de politici onverwijld een wet stemmen, waarin bepaald wordt dat katholieke hoogwaardigheidsbekleders voortaan zichzelf moeten bedruipen en niet meer met belastinggeld zullen betaald worden. Bovendien ben ik van plan om eerlang naar Rome te reizen om Benedictus een trap onder zijn Instrumentarium Caritatis — de instrumenten van de liefde — te geven. Die vent maakt me telkens weer boos.

Massamoordenaar

Toen ik het terras betrad, stond ik oog in oog met een huisjesslak. Nu ja, oog in oog … Ik zou voorstellen dat jullie deze uitdrukking met een korrel zout nemen, maar aangezien ik een dierenvriend ben en niet op alle slakken zout leg … Ja, ze zijn weer gratis vanmorgen: de woordspelingen.

─”Dag slak!” zei ik, want ik heb een keurige opvoeding genoten en kan, net als Franciscus van Assisi, met de dieren praten. Ik blijf het jammer vinden dat zo’n gesprek zich steevast tot een monoloog beperkt, of enkel een geluid tot gevolg heeft waar ik geen touw kan aan vastknopen. Dat was ook nu het geval. De slak negeerde me straal en ging onverstoorbaar door met het demonstreren van wat wij, kostgangers van de aardkloot, een slakkengang noemen. In de paar minuten dat ik haar en hem ─ slakken zouden tweeslachtig zijn ─ gadesloeg, waren zij en hij ongeveer een centimeter opgeschoten.

Ik liet het weekdier rustig zijn slakkengang gaan en gaf me over aan allerhande huishoudelijke activiteiten, tot ik een motor hoorde indutten, gevolgd door het dichtklappen van een portier en de montere kreet ─ joehoe! ─ van een vriendin, die op weg naar de supermarkt altijd even bij me aanwipt met de vraag of ik wat nodig heb. Ik begaf me naar het terras om haar te begroeten en arriveerde daar net op tijd om het sinistere gekraak te horen waarmee de slak onder haar schoenzool overleed.
─”Bah, wat vies!” grimaste ze terwijl ze eerst het vermorzelde slachtoffertje en daarna de onderkant van haar schoen in ogenschouw nam.
─”Trap het dan niet dood!” nijdaste ik. “Dat beestje zit hier al uren en iedereen liet het ongemoeid, tot jij arriveerde en met je turftrappers …”
─”Zeg eens even: ben je vanmorgen aan de wandel geweest?” veranderde ze snel van onderwerp.
─”Natuurlijk.”
─”Heb je er een idee van hoeveel levende wezentjes er bij iedere stap onder jouw overzetboten gesneuveld zijn?” had ze me mooi tuk.

Er zit niets anders op: ik zal me tot het jaïnisme moeten bekeren. De aanhangers van deze religie vegen namelijk het pad waarop ze lopen van tevoren schoon, om de mogelijkheden dat ze een dier doodtrappen tot een minimum te beperken.

Trouwens … schoenen van maatje eenenveertig kan men toch bezwaarlijk overzetboten noemen, meen ik.

Vadertje spelen

Astrid, zeven jaar jong en al een pittig tantetje, kwam thuis van school en haar moeder begon gelijk interesse te veinzen voor haar prestaties aldaar. Ze had zich laten gezeggen dat ouderlijke belangstelling in hoge mate bevorderlijk was voor de goede gang van zaken tijdens het leerproces en daarom aanbeveling verdiende.
─”En wat heb je vandaag allemaal geleerd?” informeerde ze.
─”Over de vlucht naar de diepte”, verklapte Astrid.
─”Welke vlucht?”
─”De vlucht naar de diepte”, herhaalde het meisje gewillig.

Toen ook de derde poging hetzelfde antwoord opleverde, blikte de moeder me schichtig aan. Ik probeerde met een paar gerichte vragen licht in de duisternis te brengen, vernam hoe een geduchte kindermoordenaar de kleine Jezus naar het leven stond, waardoor Maria op een ezel plaatsnam en met Josef …
─”Het gaat over de vlucht naar Egypte”, wist ik opeens.
De moeder staarde me eerst sprakeloos aan en zei toen:
─”’t Verbaast me dat een heiden als jij dat verhaal kent.”

Vervolgens begon Astrid het liedje te kwelen dat ze op school geleerd had:
─”De herdertjes lagen bij nachte, ze lagen bij nacht in het veld …”
Haar moeder viel in, fier dat ze eindelijk kon bewijzen hoe goed ze zich van haar ouderlijke taak kweet.
─”Ze hielden vol trouwe de wachte, ze hadden hun schaapjes geteld.”
─”En? Hoeveel schaapjes waren er eigenlijk?” vroeg Astrid ietwat ongeduldig.

De moeder keek me aan. Haar ogen drukten een soort dierlijke radeloosheid uit: de wanhoop van de stervende kat.
─”Zeshonderd drieëntachtig”, zei ik.

En Astrid was daar tevreden mee.

Hocus pocus

Toen ik het hier een paar dagen geleden over vermeend magische kaarsen had, liet ik doorschemeren dat ik al eens eerder ten prooi gevallen was aan een gebeurtenis, die even onverklaarbaar was als bijvoorbeeld de onverwoestbare maagdelijkheid van Maria. Het toeval wil dat deze dame van onberispelijke en dus onbesproken levenswandel de hoofdrol speelt in wat ik jullie nu ga vertellen.

In het diepe zuiden van Frankrijk, aan de rand van de melancholische Pyreneeën, bevindt zich een wereldvermaard bedevaartsoord: Lourdes. In lang vervlogen tijden zou de moeder van God zelve, Maria, zich daar herhaaldelijk gemanifesteerd hebben en het eenvoudige meisje, Bernadette Soubirous, was telkens getuige van dat raadselachtige verschijnsel.

Mensen willen graag van iets magisch dromen en zulke niet alledaagse voorvallen spreken in niet geringe mate tot de verbeelding, dus begon men zich in groten getale naar Lourdes te begeven. Het duurde dan ook niet lang of er voltrokken zich daar wonderbaarlijke fenomenen: zieken en gebrekkigen genazen er op onbegrijpelijke wijze van onheelbare kwalen. Nou, daar kwam vanzelfsprekend veel volk op af en dat is nu nog steeds het geval.

Ik zal niet meer dan zes uur in Lourdes doorgebracht hebben, maar toch heb ik met eigen ogen zo’n mirakel aanschouwd. Ik zag namelijk een man in een invalidenwagen, die zich aan het heilzame water van de bron laafde en zie … opeens waren de wielen van zijn karretje voorzien van nieuwe banden. Sorry hoor, maar die wou ik even kwijt.

Ik ben maar zo kort in Lourdes gebleven, omdat het stadje niet bepaald een hartverheffende aanblik bood. Je kon er onmogelijk de confrontatie met de misère van de wereld vermijden en al die lichamelijk benadeelden klampten zich vast aan een laatste strohalm, die helaas valse hoop heette. Bovendien vierde de commercie er dusdanig hoogtij, dat het bijna stuitend was. Nee, ik werd er niet bepaald vrolijk van, dus trok ik spoedig de bergen in, voorzien van een flacon met water van de geneeskrachtige bron. Ik was van plan om dat flesje cadeau te geven aan een zieke en zeer gelovige buurvrouw, maar dat ging niet door, omdat ze bij mijn thuiskomst al niet meer tot de levenden behoorde. Het vermeende toverdrankje verdween derhalve in mijn medicijnkast.

Maanden later kreeg ik op een avond plots ziedende koorts. Binnen de paar minuten steeg mijn temperatuur naar bijna veertig graden en toen de dokter arriveerde, gingen mijn tanden tekeer als een klappermolen. Ik bleek aan een darmontsteking te laboreren en die trakteerde me tijdens de daaropvolgende dagen op lancinerende pijnen, die nauwelijks te harden waren. Toen ik opnieuw en nog maar eens weeklagend door mijn woning heisterde en op zoek naar soelaas mijn medicijnkast openrukte, kreeg ik dat flesje in handen.
─”Baat het niet, het schaadt ook niet”, dacht ik en ik nam een flinke slok.
Een mens doet wat in zijn wanhoop.

En toen gebeurde het onvoorstelbare. Het was alsof er in mijn buik een elastiekje knapte ─ plok! ─ en meteen daarna bedaarde die helse pijn, om niet meer op te flakkeren.

Zoiets verzin je toch niet! En nee, van wat jullie hierboven lezen, heb ik inderdaad geen enkel woord verzonnen.

De wondere wereld der kaarsen

Ooit heb ik van een bejaarde non ─ bestaan er eigenlijk jonge? ─ een kaars gekregen, die volgens haar zeggen aanleiding tot wonderbaarlijke gebeurtenissen kon geven. Ze had het ding meegebracht van een bedevaart naar Czẹstochowa in Polen, waar het klooster van Jasna Góra een oude icoon met een Madonnafiguur herbergt, die zowaar magische kunsten bewerkstelligt en dientengevolge aan grote verering onderhevig is. De kaars was in aanraking geweest met dat miraculeuze schilderijtje en daarom eveneens een bron van verbazingwekkende manifestaties. Tja, we willen met zijn allen toch zo graag de grenzen van de realiteit overschrijden …

Vrijdagavond viel hier plots de stroom uit. Bijgestaan door een aansteker, waaraan ik binnen de kortste keren mijn vingers brandde, stommelde ik naar de schakelkast. Aangezien alle hefboompjes nog in goede orde opgesteld stonden, mocht ik aannemen dat de oorzaak van de panne buitenshuis lag, dus was het wachten geblazen tot men het euvel hersteld had. Ik rommelde in de lade waarin ik, onder veel meer, kaarsen bewaar en kreeg als eerste dat Poolse exemplaar in handen. Hoewel het toverartikel met veel gesputter en vrolijk druipend brandde, gebeurde er niets dat ik als wonderlijk kon bestempelen. Na ongeveer een kwartier floepten de lampen aan en kon ik letterlijk een zucht van verlichting slaken.

Vanmorgen kocht ik echter een kraslotje bij de krantenboer en tot mijn grote gelukzaligheid ontblootte ik daarop het bedrag van € 250. Het is me nooit eerder overkomen. Daarom zal ik die kaars vanavond geen vijftien minuten, maar een vol uur laten branden en morgen koop ik opnieuw een subito-prestootje.

De wonderen zijn de wereld niet uit. Nu ik erover nadenk … Ik ben eigenlijk al eens eerder het slachtoffer … nu ja, de gunsteling geweest van een onverklaarbare tussenkomst van hogerhand, maar dat vertel ik jullie wel bij een volgende gelegenheid.

Een mens zou warempel aan zijn ongeloof beginnen twijfelen.

Pasoppen

Het is avond. Ik scharrel door een straat. Het licht van de lantaarns bedekt me met een ziekelijke kleur. Geelzucht. Vlak voor me verlaten zij een woning. Hij heeft een woeste baard. Zij draagt een zwart gewaad dat tot de grond reikt en enkel haar gezicht onbedekt laat.

─"Kijk, mama! Zorro!"
Dat roept de schelle stem van een monter knaapje, dat zich samen met zijn moeder aan de overkant van de straat bevindt.
─“Sst!” sist de moeder.
─“Hey, Zorro!” heeft haar kroost daar geen oren naar.

Ik schiet onwillekeurig in de lach. De man met de baard heeft dat gezien. Hij stelt zich voor me op en neemt een nogal pugilistische pose aan.
─“Meneer lachen met vrouw?” gromt hij.

Ik probeer hem uit te leggen dat ik niet met zijn vrouw lach, maar met de spontane reactie van het jongetje aan de overkant. Hij begrijpt me niet. Hij houdt zijn boze blik op mij gericht, verheft dan een vermanende vinger en zegt:
"Meneer moet pasoppen!"

Ja, sorry dat ik leef! Mag ik nog lachen als ik iets grappigs hoor of zie, zonder dat iemand me bedreigt? Het leven is te kort om op alle slakken zout te leggen. Als het zo is dat ik altijd en overal moet pasoppen, om toch vooral niemand voor het hoofd te stoten of op de lange tenen te trappen, zit het er dik in dat dit een averechts effect op me heeft en dat mijn verdraagzaamheid jegens andersdenkenden, die ik nochtans hoog in het vaandel voer, weleens aan slijtage onderhevig zou kunnen zijn.

Boze paparazzi … eh … Papa Ratzi

Naar aanleiding van een aantal huiszoekingen, die gisteren op al dan niet geoorloofde wijze in het Belgische aartsbisdom zijn uitgevoerd, stuurde het clubje van Papa Ratzi, via Dominique Mamberti, monseigneur en minister van Buitenlandse Zaken, een met protest geladen communiqué de wereld in.

La segreteria di Stato vaticana esprime vivo stupore per le modalità in cui sono avvenute alcune perquisizioni condotte ieri dalle autorità giudiziarie belghe e il suo sdegno per il fatto che ci sia stata addirittura la violazione delle tombe …

Het Vaticaan is hevig geschokt over de manier waarop sommige huiszoekingen gisteren door de Belgische justitie uitgevoerd werden en is verontwaardigd over de schending van de graftombes …

Tja, Monseigneur …

De Belgische bevolking is hevig geschokt over de manier waarop sommige katholieke priesters en hoogwaardigheidsbekleders zich aan ontoelaatbare seksuele handelingen overgeven en verontwaardigd over de schending van kinderen en minderjarigen …

Als bisschop Vangheluwe en consorten hun (on)gewijde fikken thuisgehouden hadden, waren deze huiszoekingen er wellicht nooit gekomen.