Tag: lente

Uitgelaten en uitgelaten

In deze mooie lentedagen verschijnen runderen van beiderlei kunne en alles daartussenin druppelsgewijs in de weiden, al kun je zulke massief geschapen dieren bezwaarlijk met druppels vergelijken. Als ik een vrachtwagen zijn lading groot vee aan de natuur zie toevertrouwen, mag ik graag halt houden om die gebeurtenis gade te slaan, want ik vind het een hartverheffend tafereel als koeien huppelend van plezier hun montere kontjes … nu ja, hun barokke achterkastelen in de lucht gooien.

Sommige zien er gelikt en proper uit, alsof ze net onder een douche vandaan komen. Bij andere daarentegen is de achtersteven bedekt met een korstige laag substantie, waarvan ik geredelijk veronderstel dat het modder is, al ben ik er vrijwel zeker van dat die veronderstelling niet met de waarheid strookt. Appetijtelijk is anders.

smeerstier

Maar goed, dan mag je als koe, stier of os na de lange wintermaanden eindelijk uit die donkere, bedompte stal en dan denk je dat je alles hebt gehad, maar dan krijg je dit nog:

modderbad

Luistervinken

Ik schreef hier al eerder dat ik me graag onledig houd met het betrappen van de gesproken werkelijkheid, zoals de zeer door mij betreurde Simon Carmiggelt dat op superieure en dus onnavolgbare wijze beoefende. Ik zit geregeld onvergezeld in een restaurant of een café en weet dus hoe snel mijn aandacht afgeleid kan worden naar gesprekken die in mijn onmiddellijke omgeving gevoerd worden, door lui die te druk aan de praat zijn om te beseffen dat ik ze afluister. Het spreekt vanzelf dat men zich niet enkel in horecabedrijven aan deze activiteit kan overgeven, maar overal waar … ships pass in the night, and speak each other in passing.

Gisteren trilde er een vleugje lente in de lucht. Bomen en struiken toonden trots wat pril gebladerte, het groen van de bermen was doorschoten met zwerfvuil … eh … bloemen, vogels repeteerden eindeloos en … tijdens het fietsen op een jaagpad langs een kanaal botste ik op een niet mis te verstane versperring.

jaagpad

Vermanende vingers hadden zelfs de waarschuwing neergepoot dat er echt geen doorkomen aan was ─ NEE, je kan echt NIET door met de fiets!! ─  dus nam ik een omleidingsroute, vervolgens een zijweg en daarna nog een afslag, zodat ik omstandig verdwaalde. Ik hield halt bij een bank om mezelf een verfrissing toe te dienen en ondertussen wat kaarten en mijn gps-toestel te raadplegen. Terwijl ik dat deed passeerden er bijna voortdurend andere fietsers en wel van het soort dat we in de wandeling wielertoeristen noemen. Bleek dat die mannen en vrouwen tijdens het peddelen uitgebreid met elkaar converseren op een volgens mij onnodig luide toon. Het is me hoegenaamd niet duidelijk waarom hun gesprekken al roepend dienen te geschieden, maar zo hoor je natuurlijk nog eens wat.

“Heb je de foto’s van het parcours van Parijs-Roubaix gezien?” vroeg iemand.
“Mo vint toch!” riep zijn metgezel.
Ik denk dat het Will Tura was.

“Hij reed met een fiets van Merckx en hij droeg een uitmonstering van Quick-Step”, zei iemand.
“Hoe onnozel is dat?!” vond zijn kompaan.
Ik zou het niet weten.

“Hij kwam een dag vroeger thuis dan verwacht en hij trof zijn vrouw met een ander in bed aan”, toeterde iemand.
Zijn makker liet even een lachje horen, maar zei niets.
Daar dacht ik het mijne van.

“Er zaten daar vijf van die legaerts aan een bureau”, verkondigde iemand.
Zijn reisgenoot antwoordde iets, maar dat ontging me omdat er net een vliegtuigje overvloog.
Een legaert is een West-Vlaamse luierik.

Je hoort me niet beweren dat hetgeen ze zegden ooit een citatenboek zal halen, maar het was wel een welkome afwisseling.

Het mooiste zinnetje hoorde ik echter later die middag uit een kindermond. Ik zat op een terras in Middelkerke mijn dorst te lessen en naar de zee te turen toen een jongetje van ongeveer zes jaar zich tot zijn moeder richtte en zei:
“Mama, mag ik morgen een broek met korte mouwen aan?”

Heerlijk. Het maakte mijn dag.

Knudde met ‘n rietje

Naar verluidt zouden de zon en de maan vanmorgen verstoppertje gespeeld hebben. Ik weet het enkel van horen zeggen, want zelf heb ik geen kloten … neem me niet kwalijk … geen bal van die veelbesproken eclips gezien. Ik heb nochtans gekeken, maar dweilgrijze wolkenpakken in hevig gedrang verduisterden de verduistering. Achteraf beschouwd was het alleszins niet de moeite om er levensduur aan op te offeren. Kijk, als Moeder Natuur haar beste beentje voorzet om ons op een fenomeen te vergasten, dan wil ik dat ook kunnen aanschouwen. Zo ben ik ooit helemaal naar het hoge Noorden gereisd om met eigen ogen het fameuze noorderlicht waar te nemen. Wel, ik heb daarginds heel veel waargenomen, zelfs rendieren, maar dat noorderlicht was in geen velden of wegen te bespeuren.

Nog zoiets. Vandaag begint de astronomische lente en in mijn ogen is dat de enige echte lente. Er bestaat ook een weerkundige lente, die op 1 maart van start gaat, want waarom zou men de zaken gemakkelijk maken als het ook moeilijk kan? En wanneer denken jullie dat die enige echte lente begint? In het holst van de komende nacht, om 23.45 uur. Ik zal er alleszins niet voor opblijven, want ik zal waarschijnlijk nog wakker zijn, niettegenstaande het onchristelijke uur.

Vanmorgen zag ik een troep sneeuwklokjes in Koekelare. Ze waren met belachelijk veel … en meer heb ik daar niet over te zeggen.

sneeuwklokjes

La vache qui rit

De natuur lijkt nu toch treuzelig aan de lente te beginnen. Bomen en struiken tonen trots hun pril gebladerte en de bloemen beginnen eindelijk reclame te maken om insecten aan te trekken.

Gisteren klom ik dus op mijn stalen … eh … mijn aluminium ros om een fietstocht te maken, die me doorheen de bedaarde landschappen van het Brugse Ommeland en het Houtland zou voeren. Het duurde helaas niet lang of ik kreeg met een geduchte en humeurige tegenstander af te rekenen: de wind. In onze tochtige kustprovincie is die bijna altijd present, maar gisteren woei er een meer dan kwistige bries, die bovendien zo sec was dat men die desgewenst tot inlegkruisjes kon verwerken. Ik vond het een bijzonder onaangename metgezel en hij vergalde in niet geringe mate mijn plezier.

Bij een toegangshek was een boer bezig drie forse koebeesten uit een oplegger te bevrijden. De dieren buitelden onstuimig de weide in, gooiden verrukt de massieve konten in de lucht en kwispelden voortvarend met de in mijn ogen zeer hinderlijke uiers die ze torsten. Nu ja, kwispelden … Laten we het zwiepen noemen. Ik schreef bijna dat ze als lammetjes door de weide huppelden, maar daarmee zou ik, net als met vrolijke veulens, de waarheid wel erg veel geweld aandoen. Een koe is nu eenmaal geen ranke deerne, die zich met de soepele tred van een ballerina voortbeweegt.

vacheIk was gestopt om het tafereel gade te slaan en was in hoge mate opgetogen over hetgeen ik aanschouwde. Het moet wat zijn als je na maanden in een muffe stal opnieuw in de vrije natuur kunt rondraggen. Ik werd er haast optimistisch van.
“Dat heet dan gelukkig zijn”, mompelde ik.
Ik vervolgde mijn weg en neuriede het lied met dezelfde titel, dat de betreurde Ann Christy geen windeieren legde. Van de weeromstuit schakelde ik zelfs een tandje bij, want ik was opeens zo lustig van hart dat geen wind me nog kon deren.

Ik ben zwetend als een hoer in de kerk en hijgend als een postpaard thuisgekomen.

Geluk moet de bitterzoete smaak van eindigheid hebben.     

Ze zijn er!

Het verheugt me dat ik jullie kan mededelen dat mijn logeetjes hier goed en wel aangekomen zijn.

Nee, dit keer heb ik het niet over kostgangers uit verre buitenlanden, maar over de zwaluwen die hoofdkwartier plegen te houden in de drie nesten die onder mijn dakgoot hangen te hangen. Ik had eergisteren al een eerste stelletje opgemerkt en vanmorgen blijken ook de overige twee optrekjes bewoond te zijn.

Om deze gebeurtenis enige luister bij te zetten, zal ik mijn gasten vanavond op een feestelijk souper trakteren. Op het menu staan:

  • muggenbilletjes in slakkenslijm;
  • kokette coloradokeverkoteletjes in een melodieuze bloedzuigersaus;
  • een sorbet van maden en lentelarven.

Dat wordt smikkelen en smullen!

Daarna zal ik vast borstel en blik klaarzetten, om gedurende zes maanden hun smerige stronten op te ruimen.

Dat wordt kaken en kokhalzen.