Tag: zelfspot

Goed stom van me!

Het was tussen de middag en ik zat aan tafel een sobere maaltijd te nuttigen, toen mijn mobieltje op nogal opdringerige wijze van zich liet horen en verklapte dat iemand met een onbekend nummer me probeerde te bereiken.
─”Ga sterren plukken met je moeder!” mopperde ik.
Ik word niet graag gestoord tijdens het eten en zeker niet door iemand die moedwillig zijn telefoonnummer verbergt. Anderzijds ben ik ook buitengewoon nieuwsgierig, zodat ik desalniettemin het contact tot stand bracht.
─”Hallo!” sprak ik op nogal barse toon, want dat is de gebruikelijke begroeting als men telefoneert, maar ik wilde toch laten blijken dat de onderbreking van mijn middagpauze geen onverdeeld genoegen was.
Het meisje aan de overkant jubelde iets in het onverstaanbaars en nog voor ik haar kon vragen om dat even te herhalen draafde ze door:
─”We hebben vernomen dat u regelmatig gaat fietsen. Is dat zo?”
─”Dat is zo.”
Ik begon me al af te vragen wat ik zou kunnen gewonnen hebben.
─”Hebt u ook een fiets-gps?” wilde ze weten.
─”Die heb ik”, bekende ik aarzelend.
─”Dan wens ik u nog een prettige middag”, zei ze en ze verbrak de verbinding.

Ik had nee moeten zeggen. Nu heb ik weer niets gewonnen. Eigen schuld, dikke bult.

Kunstjes leren

Ze proberen me bang te maken. Ik lees, hoor en verneem dat mobieltjes bijzonder schadelijk zijn voor de gezondheid. De straling die uit dergelijke toestelletjes opstijgt, zou je hersens binnendringen en daar mogelijkerwijze tumoren veroorzaken. Men raadt derhalve het gebruik van oortjes aan. Op die manier vergroot je immers de afstand tussen je gsm en je hoofd en verminder je de directe blootstelling aan straling.

Ik ben niet alleen een lichtgelovig mens, maar ik koester ook grote angst voor tumoren en andere gezwellen. Ik wil me dus van oortjes voorzien, maar zelfs met de beste wil van de wereld kan ik die dingetjes niet aan mijn gehoororgaan toevertrouwen. Als het al een keer een beetje wil lukken, springen die smeerlapjes binnen de paar seconden gegarandeerd weer vrolijk uit mijn schelpjes. Je kunt ermee sukkelen. Nu is het zo dat ik niet bepaald groot geschapen ben, althans wat oren betreft, maar er zullen allicht nog mensen in dat geval verkeren. Daarom vermoed ik dat ik iets fout doe. Bestaat er misschien een truc of een handigheid om die gevalletjes dusdanig in te brengen, dat ze niet binnen de kortste keren ontsnappen?

Wie het weet, mag het zeggen. 

Niet te tellen!

Het zal jullie inmiddels genoegzaam bekend zijn dat ik met nogal wat afwijkingen, tics en hebbelijkheden worstel, maar een daarvan is tot nu toe onvermeld gebleven: mijn aritmomanie. Ja, daar kijken jullie van op, hè? Het gebeurt niet vaak dat ik met grote woorden uitpak, maar ter gelegenheid van de feestdagen wilde ik toch even indruk op jullie maken.

tellenAritmomanie heet in het Nederlands teldwang, zijnde de dwangmatige neiging om te … tellen natuurlijk, of wat hadden jullie gedacht? Als ik aan de wandel ben, tel ik bijvoorbeeld mijn stappen. Ik doe dat onwillekeurig en ik probeer er me ook tegen te verzetten, maar ik betrap er me op dat ik er telkens opnieuw mee begin. Ook als ik gebruik maak van andere vervoermiddelen, zoals een fiets of een auto, ga ik mijn goddelijke driehoek. Ik tel het aantal vlaggen dat ik op mijn weg ontmoet, hoeveel huizen er te koop of te huur staan, wat er zich aan blikjes in de bermen ophoudt … Je kunt het zo gek niet verzinnen of ik tel het.

Verleden zondag stuurde ik mijn fiets in Oudenburg op het jaagpad langs het kanaal, begon te tellen en toen ik vijftien kilometer verderop in de buurt van Brugge het water achter me liet, zat ik al aan 408 eenheden … met name geweerschoten afgevuurd door de jagers die zich daar in dichte drommen – nu ja, ik overdrijf wat, maar ze waren met velen – in de velden ophielden.

408 schoten! Het mag een wonder heten dat ik het er levend afgebracht heb en niet door een verdwaalde kogel of rondvliegende hagel getroffen ben.

Flodderen

“Het blijft droog tot de vooravond”, voorspelde een televisieweervrouw en ik, sullemans, geloofde haar onvoorwaardelijk. Ik haalde mijn rijwiel van stal, klauterde erop met de zwier van een saltimbanque ─ nu ja ─ en stuurde mezelf de nogal saaie polders in. Het zijn geen landschappen die enthousiaste superlatieven aan me ontlokken, maar we doen het ermee.

Op een gegeven moment bevond ik me in een gebied dat een aaneenrijging van vertes was en zich derhalve onafzienbaar uitstrekte. Daar zag ik zware wolkenpakken in hevig gedrang opdoemen en plotseling hoorde ik een luid gekraak. De oorzaak daarvan was … een wolkbreuk met alles erop en eraan: snoeiharde regen, striemende hagel, in de lucht graaiende bliksems, donder als kanongebulder, zwabberende windvlagen. Ik kon nergens schuilen en in mijn fietstassen trof ik niets aan dat me bescherming kon bieden, omdat ik vanwege de positieve weersvoorspelling verzuimd had regenkleding mee te nemen. Dat noodde geenszins tot lachen en ik was er dan ook absoluut niet mee opgezet.

Het duurde niet lang of Ik had geen droge draad meer aan mijn lijf. Ik was het sop uit mijn kloten geregend, zegt men in het West-Vlaams, maar dat vind ik een nogal onbehouwen, om niet te zeggen platvloerse uitdrukking. Laten we zeggen dat ik zo nat was als een … bezeikte zak.

Nu zou ik toch eens willen weten wanneer de vooravond eigenlijk begint. Volgens mij toch zeker niet om twee uur ’s middags.

Ik pleit er tevens voor dat men her en der hokjes neerpoot, waarin fietsers bij kladderig weer kunnen onderduiken.

Heterdaad

In de buurt van Ieper dokkerde ik met mijn fiets over de kasseien van het dorp Boezinge, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog met de grond gelijkgemaakt werd. Om te voorkomen dat ik helemaal dooreengeschud raakte, palmde ik even later een bank in, om wat te drinken en een versnapering – meer bepaald een mueslireep – te nuttigen, teneinde niet ten prooi te vallen aan een acute hongeraanval, die in het wielerjargon een hongerklop of een fringale heet.

Terwijl ik daar de zogeheten man met hamer de wind uit de zeilen zat te nemen, volgde ik het doen en laten van een man met een zeer professionele en luidruchtige heggenschaar, die bezig was met het snoeien en fatsoeneren van een haag die waarschijnlijk honderd meter lang was. Het kan ook een centimetertje minder of meer geweest zijn, want ik ben niet zo goed in het schatten van afmetingen. Op een gegeven moment legde hij het werktuig uit handen, om zich naar de andere kant van de heg te begeven, waar een collega van hem zijn hulp inriep. Tijdens zijn afwezigheid zag ik een auto stoppen. De chauffeur ervan ontfermde zich binnen de kortste keren over de snoeischaar en scheurde ervandoor, alsof de duivel hem op de hielen zat.

“Heb je toevallig zijn nummerbord gezien?” vroeg het slachtoffer van het misdrijf. Dat had ik dus niet. “Weet je soms het merk van zijn auto? Of de kleur?”
Ik blijk niet alleen slecht te zijn in het schatten van afmetingen, maar ook in het herkennen van automerken, ja zelfs in het omschrijven van kleuren. Ik was, met andere woorden, een buitengewoon onbetrouwbare ooggetuige.

Wie het kleine niet eert …

Ik had het hier al vaker over mijn hebbelijkheden en aanwensels. Ik opperde zelfs enkele keren dat er misschien toch een steekje aan me los is, waardoor ik af en toe niet helemaal spoor. Het moet alleszins niet gekker worden dan gisterenmiddag.

Ik at scampi diabolique met basmatirijst. Toen ik na de maaltijd mijn eetgerei naar de gootsteen bracht, merkte ik dat er twee rijstkorreltjes op mijn bord achtergebleven waren. Ik staarde er enkele seconden naar en vond toen dat ik die niet in het vuile sop kon kieperen, om ze rioolwaarts te sturen. Die onbeduidende graantjes waren niet in de Punjab, het grensgebied van Pakistan en India, in het pure smeltwater van de Himalayasneeuw opgegroeid om hier ongenuttigd en dus roemloos aan hun eind te komen. Ik takelde ze omhoog met een vingertop en gaf ze het applaus dat ze verdienden: ik at ze op.   
   
Ik hoor het mijn moeder nog met enige bezorgdheid aan een vriendin toevertrouwen: “Zijn inlevingsvermogen is te groot. Dat zal hem nog een allemachtige hoop ongemak bezorgen.”

Ik heb daarnet een uiltje geknapt. Letterlijk dan. Het vlindertje was in mijn werkkamer beland en probeerde tevergeefs het geheim van vensterglas te doorgronden. Ik ving het behoedzaam en gaf het de vrijheid. Tjonge, wat was dat insectje blij. Ik denk zelfs dat het kwispelstaartte. Of kan een uiltje dat niet?

Ik heb de indruk dat mijn inlevingsvermogen nog toeneemt met het verstrijken der jaren. Dat kan nooit goed aflopen.

Draaikont

zomerkoninkjeIk fietste langs een stalletje waar men kakelverse … eh … plukverse aardbeien verkocht voor een prijs die zelfs ik, in mijn hoedanigheid van komijnsplitser, niet kon laten lopen. Bovendien zijn het mijn favoriete vruchtjes. Ik kneep dus de remmen dicht en ging over tot de aankoop van drie bakjes.

Terwijl ik mijn weg vervolgde, begon ik al flink te kwijlen bij de gedachte aan de smulpartij die ik met mijn frivole freizen zou aanrichten. Opeens echter hield ik het niet langer. Ik kneep opnieuw de remmen dicht en installeerde me op een bank, die uitzicht bood op een dromerige vijver waarop sierlijke zwanen spelevaarden. Eerst gaf ik mijn ogen de kost en vervolgens deed ik hetzelfde met mijn mond, door er een uitdagend rood zomerkoninkje aan toe te vertrouwen. Ik huiverde, zij het niet van wellust, want het stukje fruit smaakte veel zuurder dan ik verwachtte. Ik pleeg aardbeien immers altijd in combinatie met suiker, of slagroom, of vanille-ijs, of zelfs chocolade te verorberen.

Ik dien derhalve toe te geven dat aardbeien puur natuur allerminst bij me in de smaak vallen en wel in die mate dat ik ze niet langer als mijn favoriete fruitsoort kan beschouwen. Voortaan en tot nader order is dat de wulpse, exotische ananas.

ananas