Heterdaad

In de buurt van Ieper dokkerde ik met mijn fiets over de kasseien van het dorp Boezinge, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog met de grond gelijkgemaakt werd. Om te voorkomen dat ik helemaal dooreengeschud raakte, palmde ik even later een bank in, om wat te drinken en een versnapering – meer bepaald een mueslireep – te nuttigen, teneinde niet ten prooi te vallen aan een acute hongeraanval, die in het wielerjargon een hongerklop of een fringale heet.

Terwijl ik daar de zogeheten man met hamer de wind uit de zeilen zat te nemen, volgde ik het doen en laten van een man met een zeer professionele en luidruchtige heggenschaar, die bezig was met het snoeien en fatsoeneren van een haag die waarschijnlijk honderd meter lang was. Het kan ook een centimetertje minder of meer geweest zijn, want ik ben niet zo goed in het schatten van afmetingen. Op een gegeven moment legde hij het werktuig uit handen, om zich naar de andere kant van de heg te begeven, waar een collega van hem zijn hulp inriep. Tijdens zijn afwezigheid zag ik een auto stoppen. De chauffeur ervan ontfermde zich binnen de kortste keren over de snoeischaar en scheurde ervandoor, alsof de duivel hem op de hielen zat.

“Heb je toevallig zijn nummerbord gezien?” vroeg het slachtoffer van het misdrijf. Dat had ik dus niet. “Weet je soms het merk van zijn auto? Of de kleur?”
Ik blijk niet alleen slecht te zijn in het schatten van afmetingen, maar ook in het herkennen van automerken, ja zelfs in het omschrijven van kleuren. Ik was, met andere woorden, een buitengewoon onbetrouwbare ooggetuige.

The Author