Tag: senioren

Praatje voor de vaak

Ik ben nogal geblutst uit een relatie gekomen. Hoewel ik me sindsdien zo min mogelijk met anderen bemoei en zelf ook liever mijn goddelijke driehoek ga, kan het toch gebeuren dat ik plots een aanspraakje nodig heb. Dat was ook gisteren het geval, dus spoedde ik me naar een lokale tempel des vertiers, op zoek naar het soort luchtige kroegpraat waaraan ik me in prettig gezelschap graag mag bezondigen. Weet ik veel wat me bezielde!

Aan de tapkast kwam ik in aanraking met een geeuwend vervelend gotsammelazarustype. Binnen de kortste keren vroeg ik me af waarom ik niet thuisgebleven was. Hij zat de hele tijd te krasborstelen over het klimmen der jaren en het daarmee gepaard gaande krimpen van de toekomst. Ik wilde dat niet onweersproken laten:
─”Ach, je houdbaarheidsdatum is nog lang niet verstreken”, lapzalfde ik. “Bovendien worden mensen interessanter met het verstrijken der jaren: er zijn meer lagen af te pellen”.
─”Je mag me overtuigen, maar niet vleien”, mompelde hij nogal onderkoeld. “Een kreeft in een kookpot heeft betere toekomstperspectieven.”
─”Hoe oud ben je eigenlijk?” vroeg ik, op het gevaar af dat hij me om een schatting zou vragen. Daar ben ik namelijk heel slecht in en meestal gooi ik er zo’n tien jaar bovenop.
─”Ik heb de Dode Zee nog gekend toen die nog leefde”, zei hij.

Ik liet een lach op mijn gezicht los, want een geslaagde oneliner valt er bij mij altijd lekker in. Helaas gebeurde er verder niets meer dat ik de moeite van het vermelden waard vind, zodat ik er hier maar een punt achter zet.

De duivel heeft veel gedaanten

Il cavaliere

Het is een smet op het blazoen van het op velerlei gebied heerlijke Italië dat ze daar nog steeds een ongelikte beer als premier hebben, die bovendien geen maffiose praktijken schuwt. Berlusconi heeft zo’n buitensporig ego dat hij van zichzelf denkt dat hij de zaligmaker is, of toch zeker een godsgeschenk. Hij blijft mensen schofferen, schrikt niet terug voor corruptie, probeert de persvrijheid aan banden te leggen en vertoont nog steeds door hormonenstormen aangeblazen puberteitsverschijnselen, waardoor hij van het ene seksschandaal in het andere duikelt. Vierenzeventig is hij ondertussen, maar de uitdrukking ‘grijs haar, wijs haar’ is net zo min op hem van toepassing als het predicaat galantuomo, want zowel zijn koptooi als zijn gedrag zijn nog steeds die van een pommadehengst, of van een ijdelzuchtige kwek, of van beide. Naar verluidt is hij nogal trots op zijn bijnaam: Il Cavaliere ofte De Ridder. Dat zal dan toch een ridder van de droevige figuur zijn, veronderstel ik.

De primaat

Toen de paus in januari ene Léonard tot aartsbisschop benoemde, vond ik de man te oud om nog op een geloofwaardige manier aan het begin van iets groots en meeslepends te staan. Ik heb me danig vergist. Zowel met zijn beledigende of zelfs vernederende uitspraken over aidslijders en homoseksuelen als met zijn lakse houding jegens pedofiele priesters en bisschoppen ─ is het niet zo dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken? ─ ontketent hij immers stormen van vlammend protest en verontwaardiging.
Nu heeft hij de kostgangers van de aardkloot in een open brief van vijf pagina’s tekst en uitleg verschaft over zijn omstreden uitspraken. We hebben hem vanzelfsprekend met zijn allen verkeerd begrepen en de woorden zijn bovendien door gewiekste persmuskieten uit hun context gehaald. Die vent weet werkelijk niet van ophouden. Kan iemand hem misschien de mond snoeren? Hem voor eeuwig en een dag het zwijgen opleggen hoeft wat mij betreft niet, al zou dat misschien immanente gerechtigheid zijn voor iemand die meent dat hij weldenkende luiden ongestraft mag schofferen, maar ondertussen wel verzachtende omstandigheden inroept voor het schuim der natie: priesters en bisschoppen die zich aan kinderen vergrijpen.

Touché!

Ik scheerde als een zwaluw door de supermarkt en worstelde in vrije stijl met mijn scheurijzer. Als er iets is waar ik weinig of geen verstand van heb, dan is dat van het beteugelen van zo’n balsturig boodschappenwagentje, maar dat is hier, geloof ik, al eerder aan bod gekomen.

Ik had nog een afspraak en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging een beetje door te karren, waardoor ik na het inslaan van een zijstraat bijna een ander voertuig ramde. Aan boord daarvan bevond zich een kleuter, wiens moeder iets verderop een rek met afgeprijsde goederen bezienswaardigde. Het jongetje keek me met grote ogen aan en riep:
─”Opa! Opa!”

Tja, dan weet je ’t wel! Ik schoot weliswaar in de lach, maar dat ging niet echt van harte. Het was immers de allereerste keer dat iemand me voor opa versleet en me aldus een ouwelullengevoel gaf. Beweert men niet dat men de waarheid uit een kindermond hoort? Ik kan mezelf dus niet langer voorliegen dat ik jong ben en zal voortaan steeds vaker tegen mijn leeftijd aanlopen. Ouder worden is een ramp die steeds weer toeslaat.

Ik zocht troost in een kop koffie, kreeg het gezelschap van een vriendin en vertelde haar het voorval.
─”Sneeuw op het dak betekent niet dat de kachel niet brandt,” monkelde ze “maar toch innige deelneming met je verouderingsproces. Vooruit! Pak je tanden en je looprekje. We gaan naar huis.”

Ze heeft de duivel in me wakker gemaakt. Mij komt de wraak toe en de vergelding!

Hossen in de bossen

Ik wist eerst niet wat ik hoorde, dus hield ik zowel de tred als de adem in en luisterde. Het was gezang. Hoewel de stem duidelijk bij een vrouw hoorde, leek die toch niet echt aan een verlokkelijke sirenenboezem te ontstijgen. Het klonk eerder als … ja, hoe moet ik het het omschrijven? … als het strijdlied van een amazone die nodig naar de zangles moest:

Wij zijn dol op de bossen
Daar kunnen we hossen
Daar kunnen we klossen

Het lied kwam op me af langs het bospad, samen met de dame die het ten beste gaf. Ik schatte ze een jaar of zeventig en ze stak in een voor haar leeftijd erg sportieve outfit: een zwierige jopper, een drollenvanger met Schotse ruiten en op combatboots lijkende stappers. Ze hield er stevig de tred in, marcheerde me uit volle borsten zingend voorbij en zwaaide joviaal naar me. Kijk, dat vond ik de ware spirit. Ik schaarde me aan haar zijde, synchroniseerde sprongsgewijs mijn pas met de hare en weg waren we!

Jo met de banjo
En Lien met de mandolien
Kaatje met haar mondharmonicaatje
Truitje met haar luitje
Je moet dat clubje zien
Dol op een man
Dol op een man
Wij zijn zo dol op de mandolien.

Gelachen dat we hebben!

Een kommer en een kwel

Op de televisie zag ik een moeder, oud en der dagen zat. Ze kachelde moeizaam naar de tachtig toe. Niettegenstaande die respectabele leeftijd en haar kwakkelige gezondheid zorgde ze nog steeds zelf voor haar zoon. Hij was een kerel als een karrenpaard en kon ongetwijfeld iemand vermoorden met een krant, maar hij beschikte helaas over slechts weinig verstandelijke vermogens, waardoor hij net als een kleuter voortdurende aandacht en bijstand behoefde.

Lange weg maakt moede man … en vrouw. De liefde van een moeder vermag veel, maar het brave mens had ondertussen nog slechts weinig olie in de lamp en de snee was eruit. Ze maakte zich zorgen, want ze wilde haar jongen goed uitbesteden, zodat hij ook na haar dood een enigszins genietbaar leven kon leiden, maar er was geen onderkomen voor hem beschikbaar. Samen met honderden anderen wachtte ze tot er ergens iemand een plaatsje voor hem vrij stierf.

Gearmd wandelden ze naar een nabijgelegen kapelletje. Daar baden ze een weesgegroet, waarna de moeder zich aan wat gemijmer overgaf:
─“Ik heb de staat in al die jaren miljoenen bespaard”, zei ze. “Men zou toch denken dat ze het in ruil daarvoor nu eindelijk eens van me kunnen overnemen.”

Nee, mevrouw. Ze hebben dat geld verkwanseld aan van alles en nog wat. Ze hebben dat geld aangewend om gevangenissen te bouwen, met comfortabele cellen, zwembaden en fitnesszalen voor het tuig van de richel. Ze hebben dat geld gebruikt om de financiële putten van banken en bedrijven te dempen, die ontstaan zijn door wanbeheer en zakkenvullers. Ze hebben met dat geld het leger van de laatste snufjes op het gebied van moordtuigen voorzien. Ze hebben met dat geld … Ach, je hebt het ongetwijfeld al begrepen. Jij zult nog even met je oude knoken in de kou blijven staan, samen met je zoon … en honderden anderen. Je hebt allicht nooit het applaus gekregen dat je verdient, maar van mij krijg je een staande ovatie … al zet dat natuurlijk geen zoden aan de dijk.

Van de kale ratten besnuffeld

Hoe oud zou Margriet eigenlijk zijn? Volgens mij kachelt ze naar de negentig toe, maar ik ben heel slecht in het schatten van leeftijden. Ik kom af en toe bij haar aan huis, om me met haar administratieve rompslomp te bemoeien, en ik zou het haar dus rechttoe rechtaan kunnen vragen, maar dat durf ik niet. Ik heb weliswaar lak aan de etiquetteregel die bepaalt dat informeren naar het bouwjaar van een dame van grote onbeschoftheid getuigt, maar ik heb ondervonden dat mensen die niet zo piep meer zijn dikwijls de bal terugkaatsen met:
─”Hoe oud denk je dat ik ben?”
Dan gooi ik, sullemans, daar gemakkelijk tien jaar bovenop, hetgeen men me nooit in dank afneemt.

Zaterdagmorgen klampte ze me aan boord in het dorp. In tomeloze vaart verlieten de woorden haar mond, want ze bevond zich in staat van recalcitrantie. De gemeente was namelijk van plan een weg te verbreden en dientengevolge zou men een haar toebehorende rij populieren rooien. Omdat ze deze beslissing niet onweersproken wilde laten, had ze zich tot de bevoegde ambtenaar gewend, maar die poeierde haar af en zei dat ze haar bezwaren per aangetekende moest indienen. Kon ik misschien …
─”Ik kom vanmiddag eens langs”, zei ik. “Rond een uur of drie.”

Margriet overhandigde me een flard papier, waarop ze haar protest had samengevat in enkele kernachtige woorden, die ik tot een brief moest rondbreien. ‘Rattekaal’ las ik opeens.
─”Wat bedoel je met rattekaal?” vroeg ik.
─”Zo zeggen ze dat toch!” antwoordde ze. “Ik ben daar rattekaal tegen.”
Waarna ik schreef dat Margriet daar radicaal tegen was.

Toen ik klaar was, greep ze een portemonnee en ze overhandigde me met een royaal handgebaar een muntstuk van twee euro. Ik veinsde grote dankbaarheid en vertrok …  Als er mij vaker zulke interessante geldbedragen te beurt vallen, zal ik ooit zo kaal als een rat op de drempel van de droevige ouderdom staan. Rattekaal dus.

Jarig

Bij de bakker stond een bejaarde dame, die overigens een nog zeer voordelige indruk maakte. Ze kocht een feestelijk ogende taart, al is dat natuurlijk een intrinsieke eigenschap van alle taarten, of toch bijna.
─”Hebben we wat te vieren, Angèle?” informeerde een man met een ietwat sloddervossig voorkomen.
Ik vroeg me af waarom hij het koninklijk meervoud ‘we’ gebruikte en kon me niet van de indruk ontdoen dat hij naar een invitatie hengelde.
─”Ik ben drieëntachtig vandaag”, verklapte Angèle trots en ze glimlachte koket. Met zijn allen mompelden we iets dat op een felicitatie leek. Angèle nam de gelukwensen dankbaar in ontvangst en wendde zich vervolgens tot de bakkersvrouw: “Wat krijg je van me?”
─”Je hebt net al betaald.”

Angèle wist even niet hoe ze het had en keek lichtelijk verbijsterd, maar ze herstelde zich prompt en zei:
─”Ik onthoud de dingen slechts van ’s middags tot twaalf uur, en dan moet de klok nog heel snel slaan, of zelfs dat lukt me niet.” Humor lost eigenlijk niets op, maar je leeft er wel gemakkelijker door. “Ik ben vandaag zesentachtig”, raakte ze kennelijk een beetje de greep op het leven kwijt, want binnen de halve minuut gooide ze er drie jaar bovenop.

Niemand van de aanwezigen vond het nodig haar daarop te attenderen. We beseften allemaal dat ouder worden een ramp is die telkens weer toeslaat.