Tag: riposte

Uitgejubeld huwelijk

Ze liepen samen door de supermarkt. Zij vertoonde symptomen van opgeprikte deftigdoenerij. Hij dobberde in haar kielzog en verstopte zich achter een tobberige gelaatsuitdrukking. Toen ontmoette zij een vriendin. De dames begonnen tegen elkaar aan te kakelen.

taartspringen─”Wij moeten vanavond naar het verjaardagsfeest van Marc”, verklapte zij.
─”O, wat leuk!” riep de vriendin.
─”Leuk?!” protesteerde zij. “Ik heb niets om aan te trekken.”
─”Dan kunnen ze je misschien gebruiken om uit de taart te springen”, opperde haar echtgenoot laconiek.
Ze keek hem eerst aan alsof hij een knallende veest gelaten had tijdens een begrafenisplechtigheid en daarna leek ze van plan om tot handgemeen over te gaan.
─”Ach, lik mijn reet!” verried ze toen dat ze minder precieus was dan ze liet uitschijnen.
─”Dat zou uren duren”, zei de man.

Ik vluchtte snel een andere gang in en daar hing ik machteloos van het lachen over mijn karretje.

Van liefde verstoken?

Ik kom bijna dagelijks voorbij een woning, waarin naar verluidt een vrijgezel huist. Hoewel ik de man niet persoonlijk ken, heb ik al veel over hem vernomen, want hij duikt regelmatig op in de gesprekken die men in de lokale neringen voert. Zo gaat dat immers in een dorpje dat nog net niet dood is en waar zelden wereldschokkende dingen gebeuren.

Op een keer, toen ik bij de groenteboer mijn beurt afwachtte, waren twee klapeksters onomwonden bezig zijn doodzonden van de bomen te schudden. Volgens hun zeggen leek zijn huis op een ommuurde vuilnisbelt en was hij dom, en achterbaks, en brutaal, en … Plots mengde de man die voor me stond zich in het onderhunsje. Hij zei op geërgerde toon:
─”Zijn jullie zeker dat jullie niets vergeten? Een alcoholprobleem of zo?”
Het was een nogal drieste en niet geheel ongevaarlijke aanpak, maar hij snoerde ze er wel de mond mee en oogstte mijn stille bewondering voor zijn dapperheid.

Aan het huis kan je eigenlijk niet zien dat een vrijgezel er hoofdkwartier houdt. Nu ja, de ruiten zijn nogal smoezelig en de berookte vitrage heeft niet de juiste afmetingen, maar daar kan men geen conclusies aan vergooien. Onlangs prijkte er zelfs een appetijtelijke fruitmand op de vensterbank.
─”Zie je wel dat het zo’n vaart niet loopt!”, dacht ik bij mezelf. “Een vrijgezel die gezonde vruchten in huis haalt, heeft besloten om te zwemmen en niet gewoon met het leven mee te drijven.”

Inmiddels zijn we drie weken later en de fruitmand staat nog steeds onaangeroerd op die vensterbank, al biedt de inhoud ervan niet meer zo’n fraaie aanblik. De bananen zijn vrijwel helemaal vergaan en ook bij de andere vruchten is de aftakeling duidelijk zichtbaar. Volgens mij kan het daarbinnen toch niet bijzonder fris ruiken, maar ieder zijn meug natuurlijk. Ik heb me d’r niet mee te bemoeien. Hij zal toch niet dood liggen, wel?

Goeie babbel!

Tijdens het opbergen van de sedimenten van 2009 kreeg ik ook een prentbriefkaart in handen. Kennissen hadden die aan me laten bezorgen, om me mede te delen dat ze zich in de Italiaanse Dolomieten ophielden, dat de zon daar haar beste straaltje voorzette en dat het eten er heel lekker was.

Omdat ik een hevige fan van deze wondermooie bergen en de daarmee gepaard gaande dalen ben, en vooral ook omdat ik bijzonder aangename herinneringen bewaar aan hetgeen ik in die verrukkelijke contreien mocht beleven, besteedde ik enige aandacht aan de afbeelding. Ik keek naar de niet te onderschatten Pordoipas: een weg die kronkelend als een aal in doodsnood door een intimiderend landschap meanderde en zodoende in niet geringe mate aan het toeristische verwachtingspatroon voldeed. Een inzet in de bovenhoek toonde de herberg die aldaar op de pashoogte gastvrijheid biedt. In de buurt van dat etablissement speelde zich jaren geleden het tafereel af, dat ik hieronder met woorden voor jullie zal schetsen.

Ik zwierf door Europa in het gezelschap van een goeie vriend, Reinhold, die mijn leven regelmatig van koddige kanttekeningen voorzag. Dat was ook het geval op de Pordoipas, waar wij het voornoemde café verlieten en naar mijn iets verderop geparkeerde auto kuierden. Ik zal ongetwijfeld verstrooid geweest zijn, want dat overkomt me wel vaker. Feit is dat ik zonder mijn spiegels te raadplegen een plaatsje op de weg veroverde en daardoor bijna in aanvaring kwam met een ander voertuig, dat luidkeels remmend rakelings aan ons voorbijschoot.

Het nummerbord verried dat er zich Duitsers aan boord bevonden en die zijn, zoals men weet, volkomen humorloos en gauw aangebrand. Zij dus ook. Het portier zwaaide open en een heerschap kwam naar ons toe: de blik vol blinde haat, laaiende woede en levensgrote afschuw voor alles wat leeft. Hij nam een pugilistische pose aan en begon me genadeloos af te zeiken … waarop Reinhold, die nauwelijks Duits spreekt, zich vooroverboog tot hij de Germaan in het vizier kreeg en de gevleugelde woorden uitte:
─“Ach mensch, sie kunnen ein bisschen meine klossen küssen und meine zak aufblazen.”

De man staarde mijn gezel aan alsof die plots een vagina tentoonspreidde, maar was dusdanig onder de indruk van van diens polyglottische vaardigheid dat hij ons verder ongemoeid liet en afdroop.
─“Daar heeft hij niet van terug”, grijnsde Reinhold tevreden.
─“Allerminst”, monkelde ik en ik gaf hem een schouderklopje: “Du hast ihm düchtig das haar ausgekammt und die lesse gelesen, mein freund.”

Verrassingseffect

In een frietkraam
Uitbaatster: “Is ‘t om mee te nemen?”
Klant: “Nee, ‘t is om direct weg te gooien.”

Op een fuif
Hij: “Ben je vrij voor deze dans?”
Zij (hoopvol): “Ja.”
Hij: “Kun je dan zolang mijn glas vasthouden?”

Op het werk
Boze baas: “Sodemieter nu maar op! En je hoeft maandag niet terug te keren.”
Werknemer: “Oké! Tot dinsdag dan.”

Meerkeuzevraag

De televisie diste een programma op waarin hoofdzakelijk marginaal nieuws aan bod kwam: faits divers die bij de kijker enig jolijt kunnen veroorzaken. Zo verschenen er sfeerbeelden van een bouwvallig zwembassin, die een voormalige badmeester van commentaar voorzag. Een van de anekdotes die hij ontkurkte, greep plaats in de dagen van olim, toen de kippetjes keurslijven droegen en de zedenverwildering nog niet toegeslagen had. Zelfs het baden in tweedelig zwempak, beter bekend als de bikini, was toentertijd nog verboden.

Op zekere dag diende er zich evenwel een pittige tante aan, die deze wulpse, indien al niet aanstootgevende uitmonstering omgord had. Zij werd prompt door de opzichter terechtgewezen, want hij zei:
─“Het spijt me, mevrouw, maar een tweedelig badpak is hier niet toegestaan.”
Waarop de dame hem ietwat verbaasd aankeek en antwoordde:
─“Mij best. Welk deel moet ik uittrekken?”

Pot voor meneer

Een vriendin van me beging een stommiteit en ik zag me genoodzaakt haar terecht te wijzen. Het spreekt vanzelf dat ik haar niet in boude termen en dus frontaal aanviel, want dan haalt het ene woord het andere uit en de hel is niks vergeleken met een vrouw die op wraak zint. Nee, ik verzon een subtiele reprimande, waarmee ik misschien ooit het citatenboek zal halen. Ik zei:

Ach, vrouwen … Net als lavalampen zijn ze mooi om zien, maar geen groot licht.

Er viel een besmuikte stilte en ze keek me aan alsof ik haar geld schuldig was.

─"Wat klinkt dat boekerig", brandde ze toen los. "Ben je daarvoor bij Schopenhauer te rade gegaan?"
─"’t Had gekund", meesmuilde ik. "Hij was een groot filosoof."
─"En een notoire vrouwenhater", kapte ze me af met een slimmigheidje.

Die zat. Ik had er alleszins niet van terug.