Goeie babbel!

Tijdens het opbergen van de sedimenten van 2009 kreeg ik ook een prentbriefkaart in handen. Kennissen hadden die aan me laten bezorgen, om me mede te delen dat ze zich in de Italiaanse Dolomieten ophielden, dat de zon daar haar beste straaltje voorzette en dat het eten er heel lekker was.

Omdat ik een hevige fan van deze wondermooie bergen en de daarmee gepaard gaande dalen ben, en vooral ook omdat ik bijzonder aangename herinneringen bewaar aan hetgeen ik in die verrukkelijke contreien mocht beleven, besteedde ik enige aandacht aan de afbeelding. Ik keek naar de niet te onderschatten Pordoipas: een weg die kronkelend als een aal in doodsnood door een intimiderend landschap meanderde en zodoende in niet geringe mate aan het toeristische verwachtingspatroon voldeed. Een inzet in de bovenhoek toonde de herberg die aldaar op de pashoogte gastvrijheid biedt. In de buurt van dat etablissement speelde zich jaren geleden het tafereel af, dat ik hieronder met woorden voor jullie zal schetsen.

Ik zwierf door Europa in het gezelschap van een goeie vriend, Reinhold, die mijn leven regelmatig van koddige kanttekeningen voorzag. Dat was ook het geval op de Pordoipas, waar wij het voornoemde café verlieten en naar mijn iets verderop geparkeerde auto kuierden. Ik zal ongetwijfeld verstrooid geweest zijn, want dat overkomt me wel vaker. Feit is dat ik zonder mijn spiegels te raadplegen een plaatsje op de weg veroverde en daardoor bijna in aanvaring kwam met een ander voertuig, dat luidkeels remmend rakelings aan ons voorbijschoot.

Het nummerbord verried dat er zich Duitsers aan boord bevonden en die zijn, zoals men weet, volkomen humorloos en gauw aangebrand. Zij dus ook. Het portier zwaaide open en een heerschap kwam naar ons toe: de blik vol blinde haat, laaiende woede en levensgrote afschuw voor alles wat leeft. Hij nam een pugilistische pose aan en begon me genadeloos af te zeiken … waarop Reinhold, die nauwelijks Duits spreekt, zich vooroverboog tot hij de Germaan in het vizier kreeg en de gevleugelde woorden uitte:
─“Ach mensch, sie kunnen ein bisschen meine klossen küssen und meine zak aufblazen.”

De man staarde mijn gezel aan alsof die plots een vagina tentoonspreidde, maar was dusdanig onder de indruk van van diens polyglottische vaardigheid dat hij ons verder ongemoeid liet en afdroop.
─“Daar heeft hij niet van terug”, grijnsde Reinhold tevreden.
─“Allerminst”, monkelde ik en ik gaf hem een schouderklopje: “Du hast ihm düchtig das haar ausgekammt und die lesse gelesen, mein freund.”

The Author