Tag: politiek

De stemming zat er al goed in

Ik pleeg van mijn hart geen moordkuil te maken, dus mag iedereen weten dat ik vanmorgen om tien voor negen, na bijna drie kwartier aanschuiven, al mijn stemmen heb toevertrouwd aan de mensen van:

N-VA

Ik ben er namelijk van overtuigd dat Vlaanderen er niet kwalijk zal bij varen als zij wat in de melk te brokken hebben.

Trahit sua quemque voluptas
Vergilius
Een mens z’n lust is een mens zijn leven

Bevel is bevel

Ik heb opnieuw dat sterke staaltje van democratie op z’n Belgisch in mijn bus gekregen …

verkiezingen1

… en alsof dat op zich al geen aanfluiting is, gaan ze ons ook nog eens vertellen op welk tijdstip we ons het best van dit bevel kunnen kwijten:

verkiezingen2

Ze kunnen wat mij betreft het zeepokkenlazarus krijgen! Ik zal mij ter stemming aanbieden wanneer mij dat het beste uitkomt en als ik onverhoopt in een lange wachtrij terechtkom, zal ik daaromtrent zo luidruchtig lucht aan mijn ontevredenheid geven, dat ze me bij een volgende gelegenheid zullen vragen om asjeblief niet te komen. Dan zal ik natuurlijk wel gaan, kwestie van tegendraads te zijn, maar onder ons gezegd en gezwegen: ook zonder bevelschrift zou ik aan die kleurwedstrijd deelnemen.

Vrijheid, blijheid.

Wat een portretten!

Weten jullie waar ik me mateloos aan erger?
“Daar gaan we weer!”, hoor ik jullie mompelen. “Uilenvlucht heeft weer een been gevonden waaraan hij eindeloos kan knagen.”
Welja! Ergernis is mijn creatieve brandstof. Als ik last heb van een ongenoegen, dan moet ik dat spuien. Daar helpt geen lievemoederen aan, dus moet ik nu hoe dan ook even kwijt dat ik in hoge mate geïrriteerd raak door de verkiezingsborden, die men overal in Vlaanderen klakkelings neerpoot en waarmee men de schilderachtigste plekjes versjteert, om nog te zwijgen van de onbelemmerde verten die ze verkutten.

Het is geen geheim dat politici het meestal niet met zichzelf getroffen hebben en zelden, of eigenlijk nooit een schoonheidsprijs verdienen. Desalniettemin bemaskeren ze hun tronies met een gesuikerde-peertjes-uitstraling en een obligate glimlach, met vertoon van gekunstelde tandklavieren waarmee je brand kunt stichten.

Vanmorgen heb ik mijn geurvlag tegen zo’n bord geplant. De afgebeelde politicus, die onder een onnozele slogan op me neerkeek, had een pafferige kop, waaronder een vaalgele pelikaankeelzak lilde.
“Zijn dat je kinnen, of rust je hoofd op een stapel pannenkoeken?” informeerde ik.

Weten jullie wat ik me afvraag?
“Daar gaan we weer!” hoor ik jullie mompelen. “Uilenvlucht worstelt weer met een vraag en valt er iedereen mee lastig.”
Welnee! Dit keer is het een retorische vraag en ik verwacht dus geen antwoord.

Zou heel die smoelententoonstelling ooit al eens een stem opgebracht hebben? Zijn er mensen die naar zo’n bord kijken en zeggen: “Wat is me dat een interessant persoon. Voor die zal ik stemmen, zie!”

Fietsbijstand

Ik fietste lustig langs een met hoge bomen afgelijnde dreef, maar opeens hield ik op met peddelen en met vrolijk zijn, want ik had een lekke band.

Veel Vlaamse fietspaden, of wat daarvoor moet doorgaan, bevinden zich niet enkel in de deerniswekkende toestand van opperste verwaarlozing, maar ze zijn dan ook nog eens bezaaid met scherven van achteloos weggegooid glas. Onze minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Hilde Crevits, mag dan een streekgenote van me zijn, wiens smoelwerk … eh … wiens tronie ik tegenwoordig overal op het landschap ontsierende verkiezingsaffiches zie opduiken, maar op mijn stem moet ze niet rekenen, want ze heeft niet enkel de fervente fietser die in me huist lelijk in de kou laten staan, maar bovendien behoort ze tot een politieke partij die me niet ligt.

Nu ben ik altijd voorzien van het materiaal en het gereedschap om averij te herstellen, maar sinds verleden jaar ben ik aangesloten bij de pechverhelpingsdienst voor fietsers van de VAB ─ lees in dit verband Een heuglijke tijding ─ en aangezien ik voor eventuele bijstand betaal, kon ik daar maar beter gebruik van maken, vond ik.

Ik telefoneerde met de centrale, waar men me vriendelijk te woord stond, en hoewel men me aanvankelijk een wachttijd van anderhalf uur voorspelde, was ik al na drie kwartier geholpen en kon ik mijn weg vervolgen. Ik ben dan ook vol lof over deze dienst en kan die van harte aanbevelen, zij het met een kleine kanttekening: als je niet over een eigen reparatiesetje beschikt en de wegenwachter zijn eigen voorraad pleisters moet aanspreken, zul je daar € 2,5 voor moeten betalen. Het weze me toegestaan om dat schandalig duur te vinden, maar mij hinderde niet: ik heb altijd pleisters bij me, zowel voor mijn eigen als voor mijn fietsbanden.

Veel geschreeuw en weinig wol

Het eerste verkiezingsdruksel is in mijn brievenbus neergedwarreld, anderhalve maand voor de feiten.
Deze allerminst benijdenswaardige primeur is voor een opvolger op een kamerlijst van Open VLD. Zijn betoog klinkt zo rooskleurig en bemoedigend dat men er haast optimistisch zou van worden. Hij belooft me gouden bergen en zal ongetwijfeld slechts met een molshoop komen aanzetten. Wie het eerst komt, het eerst maalt, zal hij gedacht hebben, maar dan heeft hij verkeerd gedacht. Ik zal net zo min voor hem stemmen als voor een andere kandidaat van zijn clubje. Nog voor geen honderd pond klontjes.

Een Trojaans paard?

Het is nog maar een paar dagen geleden dat ik hier mijn besluit kenbaar maakte, om tijdens de komende verkiezingen vooral niet op Open Vld te stemmen. Hetgeen ik vandaag vernam, sterkt me alleen maar in die overtuiging. Het heeft ene Michel Verschueren ─ 82 jaar, Commandeur in de Leopoldsorde wegens de hemel mag weten welke verdiensten, die van zichzelf denkt dat hij een godsgeschenk is en zich graag op zijn aliassen ‘Mister Michel’ en ‘De Zilveren Vos’ laat voorstaan ─ behaagd de plaats van lijstduwer op de Vlaams-Brabantse kamerlijst van Open Vld in te nemen. Wat de merites van die ijdeltuit zijn, weet ik niet, maar jullie kunnen ze misschien terugvinden in de onderstaande uitspraken die men uit zijn mond heeft opgetekend:

─ Stakers zijn luieriken.
─ Twee mannen of twee vrouwen in een bed zijn decadent.
─ De ‘groenen’ zijn gecamoufleerde communisten.
─ Vakbonden moeten niet voor kleinigheden staken.
─ Arbeiders en bedienden zouden voor het behoud van hun job een uur langer moeten werken.

Naar verluidt is Gwendolyn Rutten, voorzitster van de Open Vld, blij met deze lijstduwer in haar provincie. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat men Gwendolyn zelfs blij zou kunnen maken met een dode mus.

Ik voel me niet geroepen om nog meer woorden aan dat heerschap te verspillen, maar wil graag besluiten met twee volgens mij toepasselijke spreekwoorden:

─ Een vos verliest wel zijn (zilveren) haren, maar niet zijn streken.
─ Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen.

Mensen met een buitensporig ego

In Sotsji is het feestje van de megalomane Poetin afgelopen. Veel aandacht heb ik niet aan de olympiade besteed. Het enige wat me kon bekoren was de manier waarop hardrijders op schaatsen zich over het ijs voortbewegen. Wat is dat een mooi en sierlijk balletteren, alsof ze zich onder water verplaatsen. Verder ben ik hoegenaamd niet wintersportief en bovendien heb ik in mijn eentje een soortement boycotactie tegen Poetin uitgevoerd. Ik moet die vent niet. Ik vind hem een bijzonder enge man en hij boezemt me maar heel weinig, of zelfs helemaal geen vertrouwen in.

Wat een bombarie om de aankomst van twee pinda’s … eh … panda’s in Belgenland. Onze premier gaf acte de présence, op nichterige wijze zwaaiend met een pluchen beest en geflankeerd door de heren De Crem ─ is er oorlog in ’t spel? ─ en De Croo. Duizenden kinderen hadden wellicht de aankomst van die schattige dieren van dichtbij willen meemaken, hetgeen om begrijpelijke redenen niet toegestaan was, maar minister De Croo (fils à papa) vond het blijkbaar nodig om iedereen de ogen uit te steken door zijn zoontje (fils à papa) aan de welkomstceremonie te laten deelnemen. Achteraf had hij dan ook nog het lef om daar op twitter mee uit te pakken:
“Er was er deze middag thuis eentje heel blij met de aankomst van @Xinghuihaohao (en het was niet zozeer ik…)”.
Ik was het al niet van plan, maar dientengevolge zal ik in mei in geen geval op Open Vld stemmen. Nepotisme kan men beter in de kiem smoren.

De witte gedeelten van de vacht van de panda’s zagen er trouwens nogal grauw uit, vond ik. Zouden ze in China geen Dash kennen?

Niet meer normaal!

Ik vulde een boodschappentas met flessen en bokalen ─ die natuurlijk leeg waren ─ en begaf me op weg naar de glasbol. Die bleek echter verdwenen en luidens de aanwijzing op een bord had men het gevaarte helemaal aan de andere kant van het dorp neergepoot. Het moet gezegd dat ik niet bepaald met opgetogenheid kennis van die mededeling nam, want ik was per benenwagen onderweg.

Van een gemeentelijke plantsoenschoffelaar die ik even later ontmoette, vernam ik dat de verhuis plaatsgevonden had op vraag van eigenaar van het enige huis in de buurt van de container. Hij was namelijk een fervent beoefenaar van de duivensport en zijn gevederde atleten raakten geheel overstuur door het lawaai van vallend en brekend glas. Dientengevolge bracht men de glasbol dan maar naar de rand van een pleintje, waarrond zich wel twintig huizen bevinden, met allemaal bewoners bij wie de herrie van vallend en brekend glas als muziek in de oren klinkt.

Kom daar nu eens om!

Het was me het zondagje wel

Sinterklaas is weer niet bij me langsgekomen. Volgens mij bestaat die gozer niet eens.

Ik heb vogelnesten klaargemaakt: ballen gehakt met een ei als kern. Schotse eieren heten die in het keukenjargon. Ze hebben die naam niet gestolen, want ze zagen er inderdaad schots en scheef uit.

Cedric, zeven jaar jong en zoon van een vriendin, stuitte in een tijdschrift op een weinig flatterende foto van Joëlle Milquet, de Belgische minister van Binnenlandse Zaken, bij ons beter bekend als Madame Non. Cedric dacht dat ze een heks was. Ik denk dat hij gelijk heeft.

bedIs het jullie al opgevallen dat het woordje bed er als een bed uitziet? Ik vroeg me af of zo’n stijlfiguur ook een naam zou hebben en warempel! Een zelfvervuller noemt men zoiets.

Samen met de vriendin waarvan hierboven sprake bracht ik een bezoek aan haar moeder, die sinds enkele maanden in een opslagruimte voor bejaarden verblijft.
“Er is weer niks op de televisie”, klaagde het mens en ze gooide vol vertwijfeling de armen in de lucht.
“Wacht, ik zal ‘m even aanzetten”, zei haar dochter.

Ik trok de koelkast open en schrok me ongeveer de tering. De spin die me op bloeddorstige wijze besprong, bleek evenwel het kroontje van een tomaat te zijn.