Tag: horeca

Niet versagen!

Het restaurant waar ik zo nu en dan mes en vork in stelling breng, behelsde slechts vijf mensen: de ‘patron’, een kelner, twee heren die voortdurend in zakelijke gesprekken verwikkeld raakten en jullie nederige dienaar. Opeens echter zwaaide de deur open en er dobberde een schriele zestiger binnen, op onzekere benen en een stok.

Met enig gestommel nam hij plaats aan een tafeltje in mijn gezichtsveld en hij bestelde het menu van de dag. Prompt kreeg hij de daarbij horende kom soep voorgezet. Hoewel de man dapper lepelde, slaagde hij er nauwelijks in soep tot bij zijn mond te brengen. Parkinson bemoeide zich immers met zijn handen en hij spreidde een niet te onderschatten tremor tentoon, waardoor hij bijna letterlijk op zijn honger bleef zitten. Na veel gemors en geklieder vatte hij de kom tussen beide handen en dronk die leeg.

Ook de rundertong in maderasaus en de puree struikelden voortdurend van zijn vork, maar de man zette door met engelengeduld, of was het de moed der wanhoop?
“Laat je niet kennen!” moedigde ik hem binnensmonds aan, al had ik het eerlijk gezegd wel met hem te doen.

De koffie ging vergezeld van een glaasje advocaat en hij gaf te kennen dat hij geen alcohol mocht gebruiken, waarop de kelner hem op eigen initiatief een gebakje bezorgde, wat ik wel fideel van hem vond. De man begon het taartje te verorberen … nu ja, dat probeerde hij althans, want jullie hebben ongetwijfeld al begrepen wat er gebeurde.

Ik smeek de goden op mijn blote knieën dat ze me behoeden voor Parkinson en terwijl ze toch bezig zijn ook voor opa Alzheimer en oma Dementieva.

Maffe kostuumpjes

Ik vertel jullie geen nieuws als ik verkondig dat ik het niet op mislukte wielrenners – die we in Vlaamse contreien wielertoeristen noemen – begrepen heb, want dat liet ik hier al ten overvloede van mijn tong … eh … uit mijn pen … eh … uit mijn toetsenbord rollen. Hun kamikazegedrag en verregaande onbeschoftheid, vooral als ze in groep optreden, zijn me een doorn in het oog en een bron van grote ergernis, al mag ik ze natuurlijk niet allemaal over dezelfde kam scheren. Zouden die luiden eigenlijk plezier beleven aan dat met geroep en geschreeuw gepaard gaande jakkeren tot hun tong zich ongeveer ter hoogte van hun navel bevindt?

Wielertoeristen hebben ook de onhebbelijke gewoonte om zich in loeistrakke en derhalve ronduit belachelijke uitmonsteringen te hijsen. Ik zat gisteren in een restaurant wat te peuzelen, toen er plots een hangbuikzwijn verscheen dat, tot overmaat van ramp, gekooid was in zo’n dwangbuis. Dat zal oneerbiedig klinken, maar de man sjouwde rond met een buitenproportioneel lichaam: een slordige stapeling van vetkwabben, waaronder zich puilende geslachtsorganen schuilhielden. Voeg daar een stel harige benen met spataderen bij en jullie kunnen zich voorstellen wat ik zag telkens als ik de ogen opsloeg. Dat heerschap bedierf dusdanig mijn eetlust dat ik het daar binnen de kortste keren afgetaaid ben.

Heren wielertoeristen, blijf alstublieft buiten mijn gezichtsveld als ik aan het eten ben. Of geef geen blijk van slechte smaak door in foute aankleding een restaurant te betreden.

De wereld van het snelle geld (2)

In mijn vorige bijdrage deed ik jullie kond van hoe ik zonder slag of stoot en binnen de paar minuten een klapper maakte en € 200 binnenrijfde. Ik meldde tevens dat ik daar dermate opgetogen over was dat ik mezelf op een etentje vergastte. Daarvoor begaf ik me naar een bescheiden restaurant: eigenlijk meer een café dat ook wel te eten schaft, zolang je maar niet op pauwentongetjes uit bent en dat was ik dus niet.

Het meisje dat me bediende, gaf blijk van weinig ervaring. Ze had alle moeite van de wereld om de glazen en flessen op haar dienblad in evenwicht te houden. Ook bleek ze niet op de hoogte te zijn van het jargon dat in voedsel- en drankverstrekkende etablissementen gangbaar is. Zo wist ze bijvoorbeeld niet wat ik bedoelde toen ik haar mededeelde dat ik mijn biefstuk graag à point wilde hebben en toen ik een pichet rode wijn bestelde, hoorde ze het in Keulen donderen. Dat onweer bleef aanhouden, tot ik het woord karaf gebruikte. Ze was wel uitermate vriendelijk, dat dan weer wel.

Ik at wat en ik dronk wat, waarna ik de rekening liet aanrukken. Het festijn kostte me € 37,30. Ik overhandigde haar een biljet van € 50 en zei: “Veertig is goed.”
Waarna ze me € 40 gaf.

Het duurde even voor het tot me doordrong dat ik voor het bikkesement en de lafenis slechts € 10 betaald had. Bofte ik even! De nobele ridder die af en toe in me schuilt ontwaakte evenwel. Hij wenkte het meisje, bracht haar discreet op de hoogte van haar blundertje en deed restitutie.

Nee, het scheelde echt niet veel of ik had die dag, zonder enige inspanning mijnerzijds, € 230 verdiend. Zulke interessante geldbedragen mag men me in onbeperkte mate blijven aandragen.

Eet je bord leeg!

De kelner van het restaurant wapperde nogal om zijn ruggengraat en liep er klapwiekend mee te koop dat hij de Griekse beginselen toegedaan was. Dat hij zich ook nog op heel erg vriendelijke wijze en uiterst bekwaam van zijn taken kweet, had natuurlijk weinig of niets met zijn geaardheid te maken.

Aan een tafel niet zover bij me vandaan zat wat ik als een echtpaar met een volwassen zoon beschouwde. Ik vermoedde bovendien dat die zoon de speciale vriend van de kelner was. Ze knipoogden alleszins olijk naar elkaar, zoals men dat doet tegen iemand met wie men dartele herinneringen deelt.

De zoon at mosselen. Toen de kelner na afloop hun tafel afruimde, wees hij naar de pot met de overblijfselen van die weekdieren en zei tegen zijn vriend:
“Je moet wel je schelpen nog opeten.”

Ik proestte het uit. Ik vond dat namelijk bijzonder grappig. Ik ben met weinig tevreden.

Ik had eveneens mosselen gegeten, maar niemand verzocht me om de schelpen op te eten. Ik voelde me tekortgedaan.

Eten in zwart-wit

“Zullen we daar wat gaan eten?” vroeg ik.
“Doen!” antwoordde ik, want niemand vergezelde me en ik had de vraag dus aan mezelf gesteld.

Ik betrad het restaurant, nam plaats aan een tafeltje en trakteerde mezelf op een Campari-soda, het suggestiegerecht, zijnde scampi diabolique, een half litertje witte wijn, een punt warm appelgebak met slagroom en een koffie. Ik sloeg dat alles doodgemoedereerd in mijn slabbaris, zat nog wat uit te buiken, vroeg toen de rekening en kreeg dit:

rekening

Geen elegante kassabon en geen btw-briefje, maar een ordinair flardje papier met een nogal onbeholpen samenvatting van wat ik verorberd had. Of is dit de afrekeningsnota van zo’n geregistreerde of witte kassa, waarmee men het zwartwerk in de horeca wil uitroeien?