Eet je bord leeg!

De kelner van het restaurant wapperde nogal om zijn ruggengraat en liep er klapwiekend mee te koop dat hij de Griekse beginselen toegedaan was. Dat hij zich ook nog op heel erg vriendelijke wijze en uiterst bekwaam van zijn taken kweet, had natuurlijk weinig of niets met zijn geaardheid te maken.

Aan een tafel niet zover bij me vandaan zat wat ik als een echtpaar met een volwassen zoon beschouwde. Ik vermoedde bovendien dat die zoon de speciale vriend van de kelner was. Ze knipoogden alleszins olijk naar elkaar, zoals men dat doet tegen iemand met wie men dartele herinneringen deelt.

De zoon at mosselen. Toen de kelner na afloop hun tafel afruimde, wees hij naar de pot met de overblijfselen van die weekdieren en zei tegen zijn vriend:
“Je moet wel je schelpen nog opeten.”

Ik proestte het uit. Ik vond dat namelijk bijzonder grappig. Ik ben met weinig tevreden.

Ik had eveneens mosselen gegeten, maar niemand verzocht me om de schelpen op te eten. Ik voelde me tekortgedaan.

The Author