Tag: spelen

Een mislukt sprookje

Er was eens een gezinnetje …

Hansje en Grietje waren best wel gelukkige kinderen, hoewel hun moeder, Mie Modaal, een beetje aan de zorgeloze kant was en hun vader, Handige Harry, met een chronisch alcoholprobleem worstelde.

Op een frivole middag in de late lente opende de moeder de mond en sprak:
“Hans en Griet, gaan jullie eens even naar het dorp en koop daar twee liter soep van de dag en drie pizza’s.”
Ja, ze was helaas liever lui dan moe en als het even kon, liet ze het bereiden van maaltijden aan anderen over. Iedere woensdag vestigde er zich een marktkramer op het dorpsplein en die verkocht naast soep en pizza’s nog tal van andere gerechten, maar daar had Mie Modaal die middag geen zin.

Brave en gehoorzame Hansje begaf zich naar de garage en reed even later een soort zeepkist naar buiten. Zijn vader, die niet alleen Handige Harry heette maar dat ook was, had het eenvoudige voertuig voor hem gebouwd, al diende hij daartoe wel eerst een oude kinderwagen te slopen. Dat kon hij rustig doen, want ze waren hoegenaamd niet van plan om het gezin nog uit breiden.

Vanwege haar jeugdige leeftijd mocht Grietje in de koets plaatsnemen en Hansje duwde haar met jongensachtige bravoure tegen de helling op, want het dorp had zich in lang vervlogen dagen op een heuvelkam gevestigd. De lastige heenweg werd echter ruimschoots door de nauwelijks inspanning vergende terugweg gecompenseerd. De soep en de pizza’s kregen een plaatsje bij Grietje in het karretje.

Net buiten de dorpskom zag Hansje een uit het nest gevallen vogeltje in de goot liggen. Terwijl hij zich met het arme beestje bemoeide, zette de koets met Grietje aan boord zich in beweging. Het meisje begon te krijsen alsof ze in een mes hing. Hansje probeerde nog te redden wat er te redden viel, edoch hij struikelde in zijn haast en maakte zelfs een buiteling. De zeepkist bereikte ondertussen het steilste stuk van de helling en begon er vaart achter te zetten.

Een knappe en tevens charmante prins mende zijn stalen ros de heuvel op en zag het gevaarte komen aandokkeren. Met adembenemende souplesse gooide hij zich uit het zadel en stelde zich met ware doodsverachting in het midden van de weg op, klaar om het op hol geslagen vehikel tot staan te brengen en de passagiere te redden. Omdat een wiel in een putje terechtkwam, maakte het karretje onverhoeds slalommende bewegingen en de prins greep een gat in de lucht. Luttele seconden later schoot de koets de berm in en kapseisde …

Luidkeels huilend kwam Grietje onder het wrak vandaan. Ze bloedde hevig, maar even later bleek enkel de soep van de dag van haar af te druipen. Tomatensoep met balletjes. Ze was ongedeerd maar ze zag er niet uit.

Uit het struikgewas kwam toen opeens een varkentje met een lange snuit … en nu mogen jullie drie keer raden wie de koene prins was, die zich zo jammerlijk misgreep.

Dokter Zhivagina

Was sich überhaupt sagen läßt,
läßt sich klar sagen;
und wovon man nicht reden kann,
darüber muß man schweigen.*
Ludwig Wittgenstein

Ik vertel jullie waarschijnlijk geen nieuws, maar er bestaan mensen die echt niet weten wanneer of waarover ze hun snavel moeten houden. Zo werd ik tijdens een zakenlunch benaderd en aangesproken door een vrouw die ik weliswaar niet herkende, maar die volgens haar zeggen in lang vervlogen tijden mijn buurmeisje geweest was.

─”Weet je dat niet meer?” verbaasde ze zich. “We hebben samen nog doktertje gespeeld.”
─”Doktertje?” hikte de man die in haar kielzog dobberde en een agrarisch soort stevigheid over zich had.
Hij keek me aan alsof hij ieder moment over me heen kon kotsen.
─”Eigenlijk eerder gynaecoloogje”, wist zij niet van ophouden en ik niet waar ik me bergen moest. Ze wendde zich olijk knipogend tot mijn disgenoten: “Hij had een drukke praktijk, want hij was heel vakbekwaam, maar meer vertel ik daar niet over, al zweep je de vellen van mijn rug af.”

Het zal niemand verbazen dat de beide heren aan mijn tafel tijdens het verdere verloop van de maaltijd plaagstootjes bleven uitdelen en me zelfs op spottende wijze als Dokter Zhivagina aanspraken. De gezel van mijn vroegere buurmeisje daarentegen bleef me vanaf zijn zitplaats mesblikken toewerpen.

Een mens moet staan voor wat hij gedaan heeft, maar die oude koe hoefde men wat mij betreft echt niet uit de sloot op de dreggen.

* Wat gezegd kan worden, kan duidelijk gezegd worden, en waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.

Geef er een snok aan!

Gisteren heb ik me tijdens het fietsen in de luren laten leggen door een stelletje kwajongens. Toen ik door een laantje peddelde, zag ik plots een portefeuille op het plaveisel liggen. Hoe reageert een mens daarop? Je knijpt de remmen dicht en je stapt van je rijwiel om die op te rapen. Dat wilde ik dus ook doen, maar toen ik mijn hand uitstak, floepte het ding van me weg en verdween achter een heg. Daar hielden zich een paar snaken verscholen en die verschalkten al dan niet eerlijke vinders met een ruk aan een vrijwel onzichtbaar draadje, waarmee ze het verleidelijke object aangelijnd hadden. Ik kon er vettig om grinniken, want in de dagen van olim, toen de kippetjes keurslijven droegen en ik een kwajongen was die zich met kattenkwaad inliet, heb ik het ook een keer geprobeerd …

… al kon ik er toen minder van genieten, want mijn poging liep faliekant af. Ik fopte namelijk geen zwakke weggebruiker, maar een heuse automobilist. Die remde zo ongeremd … eh … zo bruusk dat een achteropkomende bromfietser niet tijdig kon stoppen, pardoes tegen die wagen knalde en zich aldus drie dagen ziekenhuis op de hals haalde. Niemand heeft ooit geweten dat ik dit ongeval veroorzaakt had, want ik ben stilletjes weggeslopen … zonder die portefeuille.

Ik ben ‘t wat kwijt

“Het zot rijst tegen de hoogdag”, is een uitdrukking die men in het pretpark West-Vlaanderen bezigt, zij het in afnemende mate, om aan te duiden dat mensen zich gekker gaan gedragen naarmate er een hoogdag nadert. Aangezien het over anderhalve week Pasen is …

Gisteren las ik een vermakelijke anekdote, neergeschreven door een dame die geregeld tegen zichzelf en haar leeftijd aanloopt en haar lezers deelgenoot maakt van haar keutelarijen. Ze had in een kringloopwinkel een diabolo op de kop getikt en hoopte daarmee haar kleinkinderen te verblijden. Toen ze met dat speeltje thuiskwam, kon ze het natuurlijk niet laten om er zelf mee aan te slag te gaan, hetgeen op een mislukking uitdraaide. Vervolgens zou haar echtgenoot even tonen dat hij de kneepjes kende. Hij ging weliswaar op krachtpatserige wijze aan het demonstreren, maar diende binnen de kortste keren zijn nederlaag toe te geven. Ook de zoon bracht er niets van terecht. De kleinkinderen daarentegen …

Beweert men niet dat jeugdsentiment doorgaans de eerste ouderdomskwaal is? Na het lezen begaf ik me als de vliegende reetscheet naar een berghok, dat ik met grote vastberadenheid overhoop begon te halen, want ik kan aardig wat verstouwen als ik op stoot ben. Ik zocht en vond de diabolo die ik in lang vervlogen tijden, toen ik nog klein en boosaardig was, met verbluffend gemak op het koordje in evenwicht hield en zelfs kon laten zweven. Ik zat wat met dat duivelse tuigje te klooien, maar laat het resultaat daarvan hier liever onvermeld, want ik bakte er niks van en het leek nergens naar. Ook de jojo, alias de klimtol, die ik daarna in handen kreeg, kon ik nauwelijks tot tollen bewegen, om van het klimmen nog te zwijgen. De hoelahoep die ik vroeger met sprekend gemak wel tweehonderd keer rond mijn slankgegorde lichaam liet wervelen, viel nu na een halve omwenteling op de vloer, als een onderbroek waarvan het elastiek geknapt is.

Toen echter, stuitte ik onverhoeds op dat merkwaardige instrument, waarvan de geheime krachten nog steeds in nevelen gehuld zijn …

… maar met jullie goedvinden kom ik daar morgen op terug, want ik voel me nu nog steeds wat mistroostig door de confrontatie met mijn onkunde. Bovendien ben ik de mening toegedaan dat overdaad schaadt, althans wat de lengte van de schrijfsels op Uilenvucht betreft, want ik heb niets tegen de bourgondische exuberantie die de Vlaming kenmerkt.