Tag: kalenderwijsheid

O Tom!

Vandaag duurt de dag net zo lang als de nacht, want om 11.05 uur doet de herfst zijn intrede. In tegenstelling tot wat velen denken is dat seizoen nog nooit op 21 september begonnen en dat zal in de komende jaren evenmin het geval zijn. Ik hou van de herfst, want ik ben een melancholisch mens, en om er alvast een beetje de stemming in te brengen, trakteer ik jullie nu al op een fraaie stijlfiguur, meer bepaald op een contradictio in terminis:

In de herfst worden de dagen hoe LANGER, hoe KORTER.

Zondagsrijder en zondagskind

Hierboven zien jullie de aankondiging van een lovenswaardig initiatief, dat voor mij eigenlijk best een uurtje vroeger had mogen beginnen.

Toen ik vanmorgen rond een uur of negen in de Brugse binnenstad door een straat vol opgefokte consumptiewinkels fakkelde, diende ik plots een beroep te doen op het engeltje dat op mijn schouder zat en met een kraaienwip mijn vege lijf te redden.

Een dame die een imponerende Mercedes mende ─ of toch de indruk wekte dat ze die mende ─ maakte om onnaspeurbare redenen een stuurfout. Ze reed eerst kledder tegen een amsterdammertje aan — waarmee ik geen inwoner van de Nederlandse hoofdstad bedoel, maar zo’n paaltje dat het parkeren op de stoep moet verhinderen — scheerde toen rakelings langs enkele voetgangers, waaronder ikzelf, en ramde vervolgens twee geparkeerde auto’s.

Ze struikelde uit het voertuig, overschouwde de ravage die ze had aangericht en had er kennelijk wel aardigheid in, want ze bracht eerst een brede grijns in stelling en begon toen te lachen alsof ze in een feeststemming gesukkeld was. We keken haar aan alsof ze ons een oneerbaar voorstel gedaan had.

─“Sorry, hoor!” verontschuldigde dat vreemd fatsoentje zich. “Als je het slachtoffer bent van een emotionele schok, moet je volgens mijn moeder lachen, huilen of plassen, om erger te voorkomen … en lachen leek me in deze omstandigheden het geschiktst.”

Tja, ik heb het hier al eerder geschreven: humor lost niets op, maar je leeft er wel gemakkelijker door.

Niemendalletjes

Ik heb hier al eerder vermeld dat ik een groot bewonderaar van de betreurde Simon Carmiggelt ben. Hij was een kroegtijger avant la lettre en schreef, op onnavolgbare wijze, succulente cursiefjes over wat hij daar allemaal hoorde en zag. Ik heb me gisteren ook naar zo’n drenkplaats begeven, om inspiratie op te doen, maar de muze van dienst kon me niet echt bekoren. Of toch? Terwijl ik me over een Hoegaarden ontfermde, luisterde ik naar de gesprekken die zich rondom mij ontsponnen en keek ik naar de gezichten van zij die ze voerden. Het zal gek klinken, maar mijn aandacht spitste zich toe op de oren van de aanwezigen en meer bepaald op de aanhangsels die men bij dat zintuig aantreft: de oorlellen. Het zijn gewis niet de interessantste lichaamsdeeltjes, maar als je eenmaal met een vergelijkende studie begint, kan je ’t ook niet meer laten. Je hebt ze in alle vormen en formaten. Soms zijn ze klein en vertederend; andere lijken op malse biefstukjes en een zeldzame keer ontbreken ze helemaal. Wat is eigenlijk de functie van die vleeslapjes? Ik kan me niet voorstellen dat ze louter tot verfraaiing van het uiterlijk dienen en voorbestemd zijn om allerhande edele gesteenten en metalen te torsen. Nee, ze moeten wel degelijk een reden van bestaan hebben, maar wat is die reden?

Ik hoopte dat internet mijn vraag zou beantwoorden, maar ook daar heb ik niet gevonden wat ik zocht. Ik ben wel een hoop wijzer geworden. Nu weet ik bijvoorbeeld dat:

  • het oor het enige gedeelte van het hoofd is, dat al vanaf de geboorte zijn definitieve vorm heeft
  • de ronde oorlel, die in grootte ongeveer een vierde van het ganse oor beslaat, de ideale vorm is
  • mensen zonder of met kleine oorlellen een zwakke wil hebben
  • de oorlel die spits naar onder toeloopt op een instinctieve wilskracht duidt
  • de brede, vierkantige oorlellen bij de doordrijvers horen

Tot slot nog een wijze raad: als je ooit je vingers verbrandt, druk die dan tegen je oorlel en de pijn zal onmiddellijk verdwijnen. Dat beweert men althans en ik neem het voor goede munt aan, want ik voel me vooralsnog niet geroepen om proefondervindelijk vast te stellen of dat inderdaad met de werkelijkheid strookt.

Kennen jullie trouwens de benaming van het stukje kraakbeen aan de voorzijde van de oorschelp, dat ik op de afbeelding hieronder met een rode pijl aangeduid heb? Dat is de tragus, meervoud tragi. En nee … ik heb er werkelijk geen idee van waar die uitsteekseltjes toe dienen.

Zowel onthullend als ontluisterend

In januari jongstleden heb ik me, in een vlaag van zinsverbijstering en in verregaande staat van ontkleding, samen met nog 5500 tamelijk geschuffelde personen, die zich ijsberen noemen, in een wel zeer verfrissende zee gewaagd en zodoende deelgenomen aan wat men de Oostendse nieuwjaarsduik noemt. Ik heb dat hier onbesproken gelaten, omdat ik niet bepaald trots ben op de manier waarop ik me op dat strand gedroeg en voor paal zette. We moeten het niet al te gek maken; het was zo al de schaamte voorbij en dus klef genoeg.

Het zal niemand verbazen dat men op internet foto’s en filmpjes van dat evenement kan bekijken, maar tot mijn verbijstering blijkt ook mijn optreden aldaar niet onopgemerkt gebleven te zijn. Onvermijdelijk komt er een dag dat een fijne teen er ruchtbaarheid aan zal geven dat de geestelijke vader van Uilenvlucht er niet voor terugschrikt om zich … eh … letterlijk bloot te geven. Daarom lijkt het me beter om jullie nu al omtrent het bestaan van zulke opnamen te informeren en jullie zelfs een link te bezorgen, waar jullie me bezig kunnen zien. Hierzo: nieuwjaarsduik