Categorie: Angulus ridet

Niet schadelijk voor de ogen

Omdat ik volop bezig ben een reisje naar la douce France voor te bereiden, sturen behulpzame vrienden en kennissen me allerhande documentatie en informatie toe, teneinde mijn uitstap de moeite van het ondernemen waard te maken. Vanmorgen trof ik in mijn mailbox een foto aan, die een glorieus uitzicht bood op een wel zeer oogstrelende brug. Wat een fenomenale compositie! Wat een speelse makelij! Die dartele rondingen! Die weelderige welvingen! Het spreekt vanzelf dat ik dit sensationele kunstwerk onmiddellijk toegevoegd heb aan de dingen die ik alleszins wil bezienswaardigen, omdat ze aan mijn toeristische verwachtingspatroon voldoen. Om het met Michelin te zeggen: vaut le détour et même le voyage.

Hoe sterk is de eenzame fietser?

Hoewel de zon slechts dunnetjes stond te schijnen en nu en dan zelfs over een wolk struikelde, besloot ik het er toch op te wagen. Als een volleerd ruiter zwiepte ik mijn kont op het zadel en gaf de aftrap van een fietstocht doorheen het oprukkende najaar. De route die ik uitgestippeld had, kronkelde zich vaak als een aal in doodsnood onder de pathetische gewelven van zwaar en oud geboomte, dat getooid was met kruinen waarin de herfst vlamde.

Ik was ongeveer tien kilometer van huis toen de hemel plots aan het kruien ging. In hevig gedrang kwamen zware wolkenpakken aanzeilen en binnen de kortste keren regende het snoeihard en zeer doeltreffend. Ik kon nergens schuilen en het duurde dan ook niet lang of ik maakte een zeer verzopen indruk: mijn anders zo jolige haardos hing in bespottelijke slierten langs mijn gezicht; mijn regenkleding bleek niet bestand tegen al dat zwalpende water; mijn broekspijpen flapperden als kleddernatte zeilen rond mijn benen en mijn voeten waren drenkelingen in hun schoenen.

Tot overmaat van ramp kwam ik dan ook nog met panne te staan, want het versnellingsapparaat haperde even en daardoor liep de ketting uit de rails. Terwijl ik op habberdegriekse wijze bezig was mijn handen aan dat ding te bevuilen, reed er een enorme tractor met oplegger voorbij. Met driest geweld doorkruiste die een plas en ik kreeg al de opspattende modder over me heen. Ik zag eruit alsof ik onder een steen vandaan kwam.

Terug thuis had ik bijna een uur nodig om me enigszins op te kalefateren en terwijl ik dat deed, nam ik een kloek besluit: het zou één keer en nooit weer zijn! De herfst kan me voortaan de moord pruimen!

Huiselijk geluk

In een vlaag van zinsverbijstering begon ik gisterochtend tiramisu in mekaar te frotten, want het is een bewerkelijk gerecht waar ik meer tijd aan besteed dan ik eigenlijk beschikbaar heb.

─”Er hoort een speels besluit na een goed maal”, zei ik ’s avonds tegen mijn tijdelijke huisgenoot en ik diste het melodieuze toetje op.
─”En niet te krap!” schuddekopte hij. “Verwacht je een buslading uitgehongerde toeristen of zo?”
─”Ik heb me laten meeslepen”, bekende ik ootmoedig en ik voorzag hem van een lang niet kinderachtige portie.

Hij bekeek de hap met argwaan, rook er even aan en haalde bijna onmerkbaar zijn neus op. Eerst zat hij wat te peuren, proefde toen aarzelend en ratste vervolgens in een flap en een floep het hele bord leeg.
─”Is dat even lekker!” smakte hij. “Dat heb je lang niet slecht gedaan. Lust voor lepels. Jij kunt wat samengooien, man!”
Ik glunderde en stond best wel fraai met de veer die hij me in het achterwerk stak.

Later vertrok hij naar de plek waar hij zijn vriendinnetje zou ontmoeten. Samen  zouden ze het op een ongetwijfeld romantisch mijmeren zetten, tijdens een wandeling langs een door de maan beschenen vijver, waarop zwanen spelevaarden en het water beschilderden met witte sier … of iets anders van die strekking.

Hoewel ik hem pas rond middernacht thuis verwachtte, kwam hij al iets na tienen aanzetten. Hij was in het gezelschap van het meisje dat hij zeer beminde.
─”Willen jullie wat drinken?” vroeg ik nadat hij ons aan elkaar voorgesteld had.
─”Heb je nog van die tsunami?” informeerde hij.
─”Je zult tiramisu bedoelen”, grijnsde ik.

Terwijl ik in de keuken de borden dresseerde, hoorde ik hem tegen zijn vriendinnetje zeggen:
─”Ik denk da’k hier blijf wonen.”

Het maakte mijn dag.

De wind onder hun vleugels

In een zalig vroeger, toen mijn ouwelui en mijn zusje nog op aarde vertoefden en wij elkaar gezelschap hielden, hing er bij ons thuis een belletje op het terras. Sommigen noemden het een windgong, anderen dan weer een eolusharp, maar eigenlijk was het noch het een noch het ander.

Een windgong bestaat uit een aantal buizen van metaal, glas of bamboe, die een twinkelend geluid produceren als de wind ze beroert en ze tegen elkaar aanbotsen. Bij eolusharpen zijn het de snaren die zachtjes zingen als de god wiens naam ze dragen — Aiolos is de god der winden — ze met onzichtbare vingers betokkelt.

Het speeltuigje op ons terras kwam uit het land van de rijzende zon en heette daar furin, hetgeen men alhier gemakshalve als Japans tuinbelletje vertaalt. Als men zou zeggen ‘er hangt een furin op mijn terras’ loopt men immers een geredelijke kans dat de mensen zich daar heel wat anders bij voorstellen.

Onze furin had een stemmetje dat me aan een gedicht van Guido Gezelle deed denken — o krinklende winklende waterding — of ook nog aan het etherische stemgeluid waarmee de zangeres Enya op onnavolgbare wijze Marble Halls ten gehore brengt: I dreamt I dwelt in marble halls … Hemels!

─“Telkens als dat belletje gaat, heeft een engel zijn vleugels gekregen”, beweerde mijn moeder en ik, romantische ziel, geloofde dat onvoorwaardelijk.
─“Dat belletje dient om de stilte te accentueren”, zei mijn vader die een no-nonsenseman was en niet in engelen geloofde.

Nadat de dood zich eigengereid met mijn leven had bemoeid door me mijn dierbaren te ontnemen, raakte de furin op een dwaalspoor. Verleden week, tijdens het opruimen, kreeg ik echter plots dat belletje in handen en gisteren heb ik het opgehangen.

Gisteren hebben mijn ma, mijn pa en mijn zusje eindelijk hun vleugels gekregen. Ik heb het zelf gehoord. In gedachte zie ik ze ietwat onwennig en ondeugend door het hemelse paradijs fladderen, tikkertje spelen … en als de wind van hun vlerken over het terras strijkt, klatert de lach van het rinkeltinkeltje …

… en dan glimlach ik ook.

Krijg het schijt!

Je let er meestal niet op, tot het je opeens in het oog springt en je het vervolgens regelmatig opmerkt. Zo gaat dat met de dingen des levens. Tegenwoordig zie ik het af en toe in een film opduiken en heel vaak in soaps, die zich grotendeels in huiselijke kringen afspelen en waar het een haast onlosmakelijk deel van het decor vormt. Ik heb het over het op tafels smeulend fruit.

Ik vind vruchten in bont groepsverband prachtig om naar te kijken. Het verbaast me geenszins dat mensen die met verve het penseel hanteren ─ de woorden verve en penseel waren heel verwonderd elkaar hier tegen te komen ─ deze voortbrengselen van de zon en de zomer graag vereeuwigen in stille ventjes … eh … ik bedoel stilleventjes. Het stille ventje penseelde met verve een stilleventje. Daar gaan we weer! Wat is onze Nederlandse taal toch een bron van vermaak!

In de buurt van Venetië, op het onooglijke eilandje Murano, heb ik ooit een fraai gecomponeerde fruitschaal van kristal gekocht: een gestroomlijnde streling voor het oog. Ik ben erin geslaagd dat melodieuze gewrocht behouden naar Vlaanderen over te brengen en sindsdien staat het te mijnent op een kast allerhande prullaria te herbergen: elastiekjes, luciferboekjes, batterijen, sleutels … ja, zelfs condooms!

Verleden week heb ik die schaal bevorderd tot pièce de milieu van mijn keukentafel en ik heb er, ten prooi aan grote opgetogenheid, een uitgebreid assortiment vruchten in ondergebracht. O, wat oogde dat fraai en decoratief! Het zag er ook allemaal echt gezond uit. En zo is het begonnen.

Nu moet ik iedere dag al dat fruit inspecteren en wat aanstalten maakt om te bederven, moet ik meteen verorberen. Gisteren was dat een kiwi, drie nectarines, een sinaasappel, twee bananen, een dozijn druiven, een handvol kersen …

Het zal dan ook niemand verbazen dat ik vandaag voortdurend hoog naar de WC moet. Ik denk dat ik die fruitschaal maar weer zal opbergen en als een soort bevlieging beschouwen.