Kladdeboter

Het staat zo vast als een muts met zeven keelbanden dat ik veel van de knap houd en een verwend verhemelte heb. Als het aan mij lag, zou ik me iedere dag lekker spul en onvergetelijke happen laten voorzetten in zegevierende restaurants, maar dat kan ik natuurlijk niet aangehaald krijgen. Er groeien geen bankbiljetten op mijn rug, er staat geen geldboom in mijn tuin en bovendien ben ik geneigd om op de kleintjes te passen.

Daarom dien ik van de nood een deugd te maken: ik leg me toe op de ars culinaria. Mijn moeder ─ zij ruste in vrede ─ was kokkin van beroep en ik keek haar de kunst van het fijne koken af. Als ik nu in staat ben om lekkerbeetjes in mekaar te frotten, dan heb ik dat dus niet van vreemden en hoewel ik mezelf anders niet zo geweldig vind, kan ik niet ontkennen dat ik in staat ben om de gerechten die ik bereid een sprongetje naar de eeuwigheid te laten maken.

Omdat ik een beetje een kluizenaarstype ben, gebeurt het niet vaak dat ik bezoek ontvang. Voeg daarbij mijn krentenkakkerige instelling en het zal jullie duidelijk zijn dat ik slechts heel zelden iemand aan mijn tafel laat aanschikken. Laatst had ik toch een paar vrienden te gast, die ik laafde en spijsde, omdat ik ze eigenlijk wel graag mag.
─”Tjonge, jij kunt behoorlijk wat samengooien”, zei een van hen en ik was het met haar eens, want ik ben het altijd eens met mensen die gelijk hebben.

Gisteren had ik echter zin noch tijd om me aan culinaire aardigheidjes over te geven. Ik fatigeerde een slaatje, frituurde een patatje en bakte twee spiegeleieren, die evenwel door een onverhoedse beweging van mijn arm uit de pan glipten en op de keukenvloer pletsten. Ik heb toen maar een blikje pelsers opengemaakt.

Tja, dat ik koninklijk kook, moeten jullie dus maar met een grove korrel zout nemen. Ik kan verdorie met goed fatsoen nog geen ei bakken!

The Author