In jolig groepsverband

Gisteren bevond ik me in een van toeristen verstoken, want nauwelijks bezienswaardig straatje van Brugge. Plots viel mijn oog op een Mariabeeld, dat zich twee hoog en nederig in een nis ophield. Het voetstuk was voorzien van een inscriptie: ‘Maria van Scarletten, bid voor ons.’ Ik geloofde mijn ogen niet en stond te kijken alsof ik een buitenaards wezen aanschouwde, want …

… toen ik zo jong was dat ik nog op de schoolbanken vertoefde, zwierven mijn kameraden en ik op vrije middagen vaak in jolig groepsverband door de Brugse binnenstad. We bezochten eerst een cafeetje, waar zelfs een zestienjarige bier kon krijgen. Als we ietwat beneveld waren — of niet meer over besteedbaar geld beschikten — gingen we de straat op om ons favoriete spelletje te spelen. Vermomd als toeristen kozen we een slachtoffer uit, dat de volgende vraag voorgeschoteld kreeg:
─”Kunt u ons misschien vertellen waar we het standbeeld van Maria van Skeletten kunnen vinden?”

Dan zagen we hoe de aangesprokene fronste en tevergeefs zijn hersens pijnigde, want Brugge herbergt talloze Maria’s en zelfs een Madonna van Michelangelo, maar Maria van Skeletten is daar een grote onbekende.
─”Hoe was de naam ook weer?” vroeg men meestal als men begon te twijfelen aan wat men gehoord had.
─”Maria van Skeletten”, herhaalden wij gewillig. “Zonder pruim en zonder tetten.”

En dan maakten we dat we wegkwamen.

Maar goed, Maria van Skeletten verloor op zekere dag haar charme en we schakelden over op een ander spelletje. Ik was toen al heel bedreven in het imiteren van vreemde talen. Ik kon Chinees spreken als de beste, al zou men in Bejing geen jota snappen van de klanken die ik uitstootte. De Scandinavische talen waren echter mijn specialiteit … je weet wel: leutefleut en reutemeteut en smeurebreut. We kozen opnieuw een slachtoffer uit en gingen die de weg vragen in het Noors, het Zweeds of het Deens. Mijn vrienden hielden zich stom op de achtergrond en ik voerde het woord. Dat ging ongeveer zo:
─”Da! Wietewo kerandeuveis se ho treuma preveuna keure de pelle mieneweuter.”

Nu is men in Brugge wel wat gewend op toeristisch gebied en dat laatste woordje ‘mieneweuter’ brachten men meestal onmiddellijk in verband met het ‘Minnewater’, dat een van de mooiste plekjes van de stad is. Begonnen ze met handen en voeten uit te leggen hoe we bij dat Minnewater konden komen en wij maar als kalveren staan toekijken hoe ze zich inspanden. Dat beleefden we monumentaal veel plezier aan … tot op de dag dat de prooi me aankeek en zei:
─”Vraag het nu ook maar eens in het Vlaams, want ik woon twee straten bij je vandaan.”

The Author