Onrustbarend

“Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen?!” dacht ik toen ik vanmorgen mijn in geheimzinnige nevelslierten gehulde tuin betrad en in het gazon een groot aantal paddenstoelen ontwaarde.

Ik weet zeker dat die er gisteravond nog niet stonden, dus moeten ze vannacht als … eh … paddenstoelen uit de grond verrezen zijn. Dat ze zich ongeveer in een cirkel opgesteld hadden, leek me een veeg teken. Ook mijn poezen vonden het zo’n vreemd verschijnsel, dat ze het slechts schoorvoetend durfden te benaderen, met van die behoedzaam snuffelende snoetjes, om vervolgens een sprongetje te maken en ijlings in de struiken te verdwijnen, alsof ze iets waargenomen hadden dat ze angst inboezemde.

“Dit zal toch geen heksenkring zijn”, hoopte ik, terwijl oude bijgeloven zich van me meester maakten. Zulke cirkels ontstaan immers op de plaatsen waar ’s nachts een heksensabbat heeft plaatsgegrepen, tijdens dewelke naakte toverkollen met de duivel dansen en zich allicht ook nog aan andere uitspattingen overgeven. Wie zich in zo’n kring waagt, zet zijn leven op het spel en zal binnen de kortste keren afgrijselijke ziekten onder de leden krijgen.

Om dat te vermijden, maakte ik me snel uit de voeten. Enigszins bezorgd wandelde ik naar de bakker en het was alsof de duvel ermee speelde: het eerste schepsel dat ik op mijn weg ontmoette, was toch wel de lokale heks zeker! Men noemt haar Vuile Miete van de Boskant en ze is werkelijk te lelijk om te helpen donderen. Mens, wat is dat een gedrochtelijk wezen! Dat heeft ze hoofdzakelijk aan zichzelf te wijten. Ze verzorgt zich niet. Lang en slierterig haar, een gezicht met twee behaarde pukkels, een grote haakneus boven een besnorde bovenlip, een als rampgebied erkend gebit, een geprononceerde kin met baardgroei … Geen wonder dat kinderen bang voor haar zijn. Ik voelde me ook niet op mijn gemak toen ik haar zag naderen. Ze had een raar loopje, hetgeen mij deed veronderstellen dat ze een bezem met zich meevoerde, die ze onder haar soepjurk tussen de benen verborgen hield.

Ik mompelde een groet die zij niet beantwoordde. Ze bekeek me enkel met een priemende blik van haar donkere knologen en toen wist ik het zeker: zij en niemand anders had vannacht in haar blootje op mijn gazon gedanst en die paddenstoelen verwekt. Goh, wat ben ik opgelucht en blij dat ik daar geen getuige van was. Het zou mij voor het leven getekend hebben.

Ik zal straks een bordje aan mijn tuinhek bevestigen: ‘Verboden toegang voor lelijke heksen.’ Over een maand is het immers Halloween en als er dan per se naaktdansen op mijn gazon moeten uitgevoerd worden, verkies ik dat dit door aantrekkelijke heksen gebeurt: meisjes met strakke kontjes en grote …
─”Roomsoezen.”
─”Hoeveel wil je er hebben?” vroeg de bakkersvrouw.
─”Vier!”, zei ik.

The Author