Aanvallen!

Hoewel ik in mijn bescheiden eenpersoonshuishouden bij voorkeur verse producten aanwend om sobere maaltijden in mekaar te frotten, was ik er toch in geslaagd een aantal bokalen en consorten te verzamelen. Gisteren nam ik die mee op mijn bijna dagelijkse voettocht naar het nabijgelegen dorp.

Vroeger bracht ik dergelijke overtolligheden meestal per fiets weg, maar daar ben ik van teruggekeerd. Glascontainers oefenen immers een sterke aantrekking uit op slordige en onhandige mensen. In de buurt van zo’n bol tref je allerhande rotzooi aan die daar eigenlijk niet thuishoort: kartonnen dozen, plastic tasjes, spiegels, lampen en … een bonte verzameling scherven. Een glasverpakking in zo’n container onderbrengen, is nochtans onthutsend eenvoudig. Een kind kan de was doen. Toch bakken sommigen er niks van. De bokalen glippen uit hun handen en vallen naast de bak aan gruzelementen. Drie keer gooien voor een cent! Geen haar op hun hoofd dat eraan denkt om die troep op te ruimen. Ik zal wellicht niet de enige argeloze fietser zijn die daardoor averij opgelopen heeft.

Ik ontdeed me van mijn eerste bokaal en luisterde verrukt hoe hij daarbinnen verwoestingen aanrichtte. Brekend glas is voor mij de poëzie van een simpele melodie. Toen verscheen er een wesp in de opening.
─”Gaan we d’r een beetje mee gooien, ja?” zoemde die verontwaardigd.
Ik negeerde het insect met beledigende onverschilligheid en kieperde mijn tweede bokaal naar binnen. Er doken gelijk nog drie angeldragers op. Ik wuifde die weg en lanceerde mijn derde projectiel. Geen seconde later wervelden er duizenden … sorry, ik laat me even meeslepen … toch zeker honderd pissige wespen rond mijn kop. Ik ben ertussenuit genaaid alsof uitslaande brand me aan de broek lekte.

Kijk, ik wil het niet beter weten dan een ander, maar als ik bokalen en flessen naar de glasbak breng, dan zijn die gewassen en gespoeld, zodat ze geen hinderlijk gespuis in verlokking brengen. Enne … hoe heet die Jamaicaanse sprinter ook weer? Usain Bolt? Hij zal op de komende wereldkampioenschappen aan mij een geducht tegenstander hebben.

The Author