‘t Kan erger, hè?

Als ik ’s morgens de ogen open en het tot me doordringt dat ik niet over warm water beschik om te douchen, dan word ik niet leuk wakker. Bovendien verontrustte een gore smaak mijn mond. Ik had wat men een vogelkooienbek met jeukende tanden noemt, al lag de oorzaak daarvan niet bij een klamme kater, maar bij het overdadig tot me nemen van suikerwaren.

De technicus die mijn woning opnieuw van warm water moest voorzien heeft me klakkelings in de steek gelaten, door gewoon niet op te dagen en me niet eens met een verontschuldigend telefoontje te bedenken. Daar sta je dan met je goeie gedrag. Een mens zou zich voor minder aan de alcohol begeven, maar dat heb ik dus niet gedaan. Ik zocht mijn toevlucht tot snoepen en niet te min. Ik ben namelijk … très sucré: een ongelofelijke zoetekauw. Ik heb mezelf getroost met het vreten van grote hoeveelheden onbestaanbaar zoete noga en dito marsepein, want als ik er eenmaal mee begin, leg ik licht onverzadigbaarheid aan de dag en kan ik pas ophouden als ik door mijn voorraad West-Vlaamse sneukelbucht heen ben. Vannacht heeft mijn spijsverteringsstelsel dat dus allemaal moeten verwerken en het is daar kennelijk niet helemaal in geslaagd, waardoor ik me vanmorgen bepaald misselijk voelde.

Het ontbreken van warm water noopte me tot een kattenwasje, waarna ik de keuken betrad, koffie inschonk, de radio aanzette en Mandolines in the moonlight van Perry Como voorgeschoteld kreeg, onmiddellijk gevolgd door That’s amore van Dean Martin. Daar knapte ik zienderogen van op en ik werd er warempel zo blijmoedig van als een bloemenwinkeltje. Ik ben namelijk een groot liefhebber van croonen en die twee riedeltjes zijn mijn uitgesproken favorieten in dat genre, omdat ze beide de maan als protagonist hebben en ik, romantische ziel, eveneens warme gevoelens voor dat hemellichaam koester. Ik raak er meestal dusdanig door in vervoering dat ik van dichtvuur blaak …

… zou het dan toch waar zijn dat romantiek in ‘t maanlicht een voorbijgestreefd gevoel is, dat souperen bij flakkerende kaarsen afgedaan heeft, dat vallende sterren geen wensen meer vervullen en dat sluimerende palmstranden aan de rand van schuimende zeeën al hun aantrekkingskracht verloren hebben? O … deze zwaarmoedige gedachten, en vele andere, spietsen als spitse pijlen door mijn ontredderde hoofd. Mijn hart is moe, mijn ziel bedroefd. Laat mij maar heerlijk ouderwets zijn en naar een zeilboot staren, die vaart op de plek waar een schaamrode zon de schuchtere golven kust; laat me luisteren naar vogelzang en ‘t zoet gekweel van nachtegalen; laat me meedrijven met sierlijke zwanen op spiegelgladde vijvers; laat me dromen van soepele lijven, lenige leden, lekkere … maar ik laat me meeslepen en dwaal af, zij het niet met tegenzin.

Ik heb gezien dat de maan flink aan ‘t wassen is om ─ even kijken ─ op 12 september helemaal vol te zijn. Dat wordt genieten. Maar goed, zover zijn we nog niet, dus wat zullen we vanmiddag eens eten? Een pizza natuurlijk!

When the moon hits your eye like a big pizza pie, that’s amore!

The Author