Chica

Vandaag, maar dan jaren geleden, vond ik ze aan een boom gebonden in een bos …

Godsallejezig! Ik geloofde niet wat ik zag: een volkomen ontredderd kakebeenhuishouden op stelten. De duts stond er waarschijnlijk al een paar dagen. Haar keel en nek waren helemaal naar de filistijnen geschuurd door het touw. Het gaat boven mijn bevatting dat mensen zich een hond aanschaffen om die, zodra de fraîcheur eraf is, onaangedaan als oud vuil te dumpen. Dat is toch van een niets ontziende ranzigheid! Daar moet je kikkerbloed voor hebben.

Het duurde weken voor ze me vertrouwde. Zocht ik toenadering, dan deinsde ze terug als een duivel die een veeg met een wijwaterkwast krijgt. Stak ik een voorzichtige hand uit om haar te strelen, dan begon ze te klappertanden en beefde ze als een loden deur. Ze was niet enkel uit de weg geruimd, maar allicht ook geslagen. Men zou zulke laffe mossels ter plekke moeten … ach, vullen jullie zelf maar een tuchtigend werkwoord in.

Een kleine maand nadat ik haar opgevangen had, voltrok zich eindelijk het wonder. Ze darde die dag al urenlang nerveus rond voor ik begreep dat dreigend onweer haar onrust veroorzaakte. Toen dat ten slotte losbarstte en in volle hevigheid woedde, liet ze uit pure angst haar wantrouwen varen en zocht ze geborgenheid waar ze die vinden kon: naast me op de bank. Ze kroop dicht tegen me aan en koesterde zich in mijn sussend geknuffel. Het ijs was gebroken. Ze accepteerde me en ze werd een weergaloze kameraad: het enige gezelschap dat me restte en dat ik — ik geef het grif toe — om me heen kon velen.

Ze was een schrandere dobermannteef die me gedurende twaalf jaar en twee dagen met haar gezelschap verblijdde. Op een avond keerde ze niet terug uit de tuin. Ik vond ze onder een struik, waar ze weggekropen was om te sterven. Vandaag is ze enkel nog een herinnering, maar dan wel een herinnering die ik dusdanig koester dat ik die, als ik het geluk heb om in mijn nadagen niet in mezelf verloren te lopen, nooit meer zal kwijtraken.

The Author