Luistervinken

Ik schreef hier al eerder dat ik me graag onledig houd met het betrappen van de gesproken werkelijkheid, zoals de zeer door mij betreurde Simon Carmiggelt dat op superieure en dus onnavolgbare wijze beoefende. Ik zit geregeld onvergezeld in een restaurant of een café en weet dus hoe snel mijn aandacht afgeleid kan worden naar gesprekken die in mijn onmiddellijke omgeving gevoerd worden, door lui die te druk aan de praat zijn om te beseffen dat ik ze afluister. Het spreekt vanzelf dat men zich niet enkel in horecabedrijven aan deze activiteit kan overgeven, maar overal waar … ships pass in the night, and speak each other in passing.

Gisteren trilde er een vleugje lente in de lucht. Bomen en struiken toonden trots wat pril gebladerte, het groen van de bermen was doorschoten met zwerfvuil … eh … bloemen, vogels repeteerden eindeloos en … tijdens het fietsen op een jaagpad langs een kanaal botste ik op een niet mis te verstane versperring.

jaagpad

Vermanende vingers hadden zelfs de waarschuwing neergepoot dat er echt geen doorkomen aan was ─ NEE, je kan echt NIET door met de fiets!! ─  dus nam ik een omleidingsroute, vervolgens een zijweg en daarna nog een afslag, zodat ik omstandig verdwaalde. Ik hield halt bij een bank om mezelf een verfrissing toe te dienen en ondertussen wat kaarten en mijn gps-toestel te raadplegen. Terwijl ik dat deed passeerden er bijna voortdurend andere fietsers en wel van het soort dat we in de wandeling wielertoeristen noemen. Bleek dat die mannen en vrouwen tijdens het peddelen uitgebreid met elkaar converseren op een volgens mij onnodig luide toon. Het is me hoegenaamd niet duidelijk waarom hun gesprekken al roepend dienen te geschieden, maar zo hoor je natuurlijk nog eens wat.

“Heb je de foto’s van het parcours van Parijs-Roubaix gezien?” vroeg iemand.
“Mo vint toch!” riep zijn metgezel.
Ik denk dat het Will Tura was.

“Hij reed met een fiets van Merckx en hij droeg een uitmonstering van Quick-Step”, zei iemand.
“Hoe onnozel is dat?!” vond zijn kompaan.
Ik zou het niet weten.

“Hij kwam een dag vroeger thuis dan verwacht en hij trof zijn vrouw met een ander in bed aan”, toeterde iemand.
Zijn makker liet even een lachje horen, maar zei niets.
Daar dacht ik het mijne van.

“Er zaten daar vijf van die legaerts aan een bureau”, verkondigde iemand.
Zijn reisgenoot antwoordde iets, maar dat ontging me omdat er net een vliegtuigje overvloog.
Een legaert is een West-Vlaamse luierik.

Je hoort me niet beweren dat hetgeen ze zegden ooit een citatenboek zal halen, maar het was wel een welkome afwisseling.

Het mooiste zinnetje hoorde ik echter later die middag uit een kindermond. Ik zat op een terras in Middelkerke mijn dorst te lessen en naar de zee te turen toen een jongetje van ongeveer zes jaar zich tot zijn moeder richtte en zei:
“Mama, mag ik morgen een broek met korte mouwen aan?”

Heerlijk. Het maakte mijn dag.

The Author