Ik ben brandhout voor de hel

Als ik ’s avonds zwaar getafeld heb, kan ik er donder op zeggen dat ongenode wezens mijn dromen zullen bevolken. Dat was onlangs ook het geval en die nacht heb ik zowaar in arren moede iemand van het leven beroofd. Er leek geen haan naar te kraaien.

Tijdens de voorbije nacht is echter gebleken dat de politieman, die met het onderzoek belast is, over een niet te onderschatten doorzettingsvermogen beschikt. Hij is ervan overtuigd dat er een moord gepleegd is, staat op het punt het stoffelijk overschot van het slachtoffer vinden en wil tot elke prijs de dader bij de kladden grijpen. De grond wordt me stilaan te heet onder de voeten en ik moet derhalve dringend handelen. Als ik niets onderneem zal de droom binnen de kortste keren in een nachtmerrie veranderen en daar wil ik niet bij zijn.

Het is absoluut noodzakelijk dat ik het lijk elders onderbreng, maar ik weet bij God niet meer waar ik het een paar weken geleden verstopt heb. Wat nu gezongen?

The Author