Met tijgerachtige souplesse

Ik heb allerminst de allures van een Griekse god, die met de geoliede zwier en de roofdierachtige tred van een balletdanser door het leven walst. Jullie zullen me ook nooit horen beweren dat ik er atletische aspiraties op na houd, of ooit olympisch goud in de wacht wil slepen. Ik spring niet hoog of ver. Lopen en fietsen doe ik niet op sensationele wijze. In water kan ik me amper drijvende houden. Ik stoot geen kogels, werp net zo min speren als discussen, slinger geen hamers en mijn gestoethaspel met een bal is nimmer overtroffen. Ik heb leren leven met mijn beperkingen en ken mijn limieten, wat lang niet van iedereen gezegd kan worden.

Tijdens een wandeling zag ik iets in het veld liggen: een voorwerp waarin ik een menselijke gedaante meende te herkennen. De afstand was evenwel te groot om te onderscheiden wat het precies was. Ik moest dus dichterbij zien te komen en om dichterbij te komen, diende ik over een sloot te springen, hetgeen normaliter binnen mijn bereik valt. Mijn ogen maakten een ruwe schatting, waarna ik een aanloop nam en hupsakee! Daar kliefde ik met de elegantie van Superman door het luchtruim.

Niet ver van de plek waar ik moest neerstrijken, piepte er uitgerekend op dat moment een muskusrat naar buiten. Het dier zag me komen aansuizen, raakte verstrikt in levensgrote angst en probeerde er tussenuit te naaien, waardoor ik me eveneens het lazarus schrok. Mijn ingebouwde computer raakte op tilt en dwong me tot het maken van een noodlanding. Ik kon me nog net aan wat groeisels vastklampen, maar helaas rukte ik die met wortel en al uit de grond en ik plompte achterover het water in.

Ik was doorweekt. Als een verzopen kat sjokte ik naar huis. Slechts weinigen hebben me in die toestand gezien, maar toch kan je er donder op zeggen dat die het aan de klokkenreep zullen hangen. Ach, mijn rug is glad en breed. Je moet er wat voor overhebben als je beroemdheid nastreeft.

─”En wat lag  er eigenlijk in dat veld?” hoor ik jullie vragen.
Da’k het niet weet!

The Author