Tag: gedrag

Moleskinemolest

MoleskineWaar ik ook ga of sta, heb ik steevast een notitieboekje binnen handbereik. In mijn geval is dat zo’n delicaat dingetje van Moleskine. Zodra ik wat hoor, zie, voel of denk dat me enigszins belangrijk of bruikbaar toeschijnt, administreer ik dat met verheugde vingers. Zij die af en toe in mijn gezelschap vertoeven, storen zich vaak aan deze volgens hen bijzonder irritante gewoonte, want ik schroom me bijvoorbeeld niet om een fietstocht te onderbreken, of mijn auto onverhoeds in een berm te parkeren, teneinde een gedachte die overeind springt in geschrifte te vangen.
─“Gatverdamme!” mopperen ze geërgerd als ik opnieuw en nog maar eens dat schriftje trek. “Ben je daar weer met je vervloekte boekje! Maniak!”

Ze kunnen mij echter de moord pruimen met hun verwijtende woorden, want ik ben een bijzonder eigengereid persoon en misschien zelfs een beetje ongezeglijk, dus blijf ik doodgemoedereerd mijn goddelijke driehoek gaan door te pas en te onpas mijn geheugensteuntje op te diepen om er blaadjes in vol te krabbelen.

Als ik in een hopelijk verre toekomst mijn moede hoofd neerleg en voor immer de ogen sluit, zal ik ongetwijfeld grote paniek zaaien als ik tijdens de rouwplechtigheid plots het deksel van mijn op een katafalk prijkende kist openklap — van mij mag dat trouwens gerust met een sinister knersend geluid gepaard gaan — om bij het flakkerende licht van de mij omringende kaarsen nog snel een laatste gedachte aan mijn Moleskine toe te vertrouwen, waarna ik op door Chopin bedachte en dus weemoedige pianoklanken achter een gordijn zal verdwijnen, of misschien zelfs door de grond zal zinken, en zachtjes doorschuif naar de onverbiddelijke vlammen waarin ik tot stof en as zal wederkeren. Het lijkt mij een passend besluit van mijn leven op aarde en het is eens wat anders dan het traditionele fluisteren van laatste woorden.

Weggooimens

De man heet Kurt. Hij is veertig of daaromtrent en vrijgezel. Hij werkt bij een klussenbedrijf, waar men hem voor schop en bezem gebruikt. Kurt is een stille in den lande, of eigenlijk meer een ingeknepen ziel. Hij kampeert op de pechstrook van de samenleving. Zelfs in het café, waar hij af en toe een pilsje drinkt, behandelen we hem als iets dat onder onze schoenzool overleden is. We proberen ons zo min mogelijk met hem te bemoeien. Kurt spoort immers niet helemaal en als je hem durft aan te spreken, laat hij je niet meer met rust en zeurt hij je de kop gek, dus laten we hem liever links liggen.

Vandaag echter is Kurt het gespreksonderwerp in het dorp en eigenlijk moet ik op de alinea hierboven de verleden tijd toepassen. Enkele uren geleden heeft men hem immers gevonden. Hij lag naast zijn fiets in een berm en hij was dood. Waarschijnlijk is zijn hart lang genoeg eenzaam geweest en heeft het er de brui aan gegeven. Er was toch geen beterschap in zicht.

Neem het ons niet kwalijk, Kurt, dat wij je stelselmatig uit onze verhalen schrapten, tot op het moment dat er een einde kwam aan je oponthoud op onze planeet, tot jij een punt zette achter een leven in de luwte en uit een voorgoed mislukt bestaan stapte. We hebben allemaal boter op ons hoofd,