Tag: zelfspot

Wassen en smeren

Ik heb me ooit door de televisie laten vertellen, of wijsmaken, dat het dagelijks innemen van een lepel olijfolie zeer bevorderlijk zou zijn voor het algemeen welbevinden van de persoon die zich eraan overgeeft, wat ik nu dus iedere ochtend doe. Jullie horen me niet beweren dat het mijn kostje is, maar iets wat de gezondheid begunstigt, hoeft niet per se lekker te zijn. Bitter in de mond, maakt het hart gezond. Je kunt in het leven niet alles hebben.

Toen ik vanmorgen aanstalten maakte om me van dit ritueel te kwijten ging plots de telefoon: niet het mobieltje dat ik bij de hand had, maar het vaste toestel dat zich in mijn werkkamer bevindt. Ik ontdeed me snel van de fles olijfolie door die op het aanrecht achter te laten, waarna ik me naar mijn bureau begaf, teneinde daar mijn oor te luisteren te leggen.

Luttele minuten later stond ik opnieuw in de keuken. In gedachten verzonken door de ietwat onheuglijke tijding die ik net te horen had gekregen, liet ik een lepel vollopen, ledigde die in mijn mond … proestte het uit en riep: godgloeiende godverdomme!

Ik had me namelijk van fles vergist en mezelf afwasmiddel toegediend. Ik vermoed dat dit niet zo gezond is als olijfolie, zelfs al was het Dreft, dat een uitstekend product is.

Ik ben blijkbaar nog verstrooider dan ik dacht.

olijf-dreft

Lof der zotheid

“Het zotte rijst met den hoogdag”, placht mijn moeder te zeggen, toen zij nog leefde en ik nog klein en boosaardig was. Ik heb altijd al een hommel in het hoofd gehad en het moet zijn dat die in de buurt van een kerkelijke feestdag wat heviger bromde dan anders en zo deze Vlaamse wijsheid aan de mond van mijn ma ontlokte.

Mijn moeder is ondertussen heel lang dood en zelf ben ik inmiddels al geruime tijd van mijn jeugd bekomen, maar als een hoogdag hoogtij viert, krijg ik nog steeds vlagen van zotheid te verwerken. Zo blaak ik tijdens deze kerstdagen van dichtvuur en heb ik opeens heel veel zin om een politiek getint hekeldicht te schrijven. Dat is des te merkwaardiger, omdat ik absoluut niet voor dichter in de wieg gelegd ben.

Gelukkig rijmt Rutten op trutten, Calvo op salvo en Peeters op mee-eters. Dat schiet aardig op. Als ik nu ook nog een geschikt rijmwoord vind voor Beke en Almaci staat niets nog het welslagen van mijn zotte inval in de weg, want Theo Francken hoort niet thuis in een hekeldicht van mijn hand. Ik zal hem een plaats geven in het lofdicht dat ik ter gelegenheid van de volgende hoogdag zal schrijven.

Jup!

Het gebeurt niet zelden dat ik tijdens mijn fietstochten personen ontmoet die me kennen. Dat blijkt uit hetgeen ze me tijdens het voorbijrijden toeroepen. Deze confrontaties vinden meestal dicht bij huis plaats, maar soms hoor ik ook mijn naam weerklinken als ik me op grote afstand van mijn woning bevind, soms wel vijftig kilometer, of een enkele keer zelfs meer.

Wat wil nu het geval? De mensen die me zo enthousiast met een saluut bedenken, behoren vrijwel altijd tot het soort fietsers die we in de wandeling als wielertoeristen omschrijven. Ze kleden zich dan ook overeenkomstig de usanties van deze volksgroep: huidstrakke spandex, stoere helmen en zonnebrillen met spiegeleffect.

Het zijn precies de helmen en brillen die voor problemen zorgen en het herkennen van de persoon in kwestie bemoeilijken. Meestal heb ik er geen idee van wie er achter die vermomming schuilgaat en dat irriteert me mateloos.
“Jup!” roep ik dan, want dat is een Vlaamse groet die volkomen neutraal is en geen uitsluitsel geeft omtrent het al dan niet herkennen van de ontvanger ervan.
Als ik dan mijn weg vervolg, blijft dat dusdanig door mijn kop malen dat ik nog amper van mijn fietstocht geniet en nauwelijks oog heb voor de mij omringende natuur.

Ik heb ter gelegenheid van Halloween een masker gekocht, hoewel ik zo’n ding hoegenaamd niet nodig heb om er angstaanjagend uit te zien. Misschien moet ik dat geval voortaan opzetten als ik ga fietsen, zodat niemand me nog herkent en me dientengevolge met een groet bedenkt.

Doen!

En voort raast de tijd

smicobHeb ik jullie al eens verteld dat ik de eigenaar ben van wat men eertijds een kunstenaarskop placht te noemen? Neen wellicht. Hoe men zo’n artistiek hoofd tegenwoordig omschrijft, weet ik niet, maar ik heb het over door een nogal woeste baard en knevel omkroesde lippen en de rebelse haardos van iemand die verslaafd is aan opstijgende helikopters.

Een aantal jaren geleden begon het me tijdens mijn sessies in de badkamer op te vallen dat er kerkhofbloemen tevoorschijn kwamen. Kennen jullie die uitdrukking? Het is een ietwat eufemistische manier om het opduiken van grijze haren te verdoezelen. Aangezien ik de schadelijke tijd met alle mogelijke middelen op een afstand probeer te houden, verkeerde ik vrij lang in een ontkenningsfase, maar omdat het proces in een stroomversnelling leek te raken, kon ik mezelf niet langer voorliegen dat ik jong was. Ik ben op m’n retour en heb meer verleden dan toekomst.

Inmiddels zijn zowel mijn koptooi als mijn kincreatie juichend blond, om het woord leliewit niet te gebruiken. Ik had het liever anders gewild, maar het is niet anders en laten we wel wezen: het zou zijn charmes hebben, ware het niet dat men me voortdurend met de feiten meent te moeten confronteren door me een ouwelullengevoel te bezorgen.

Verleden week wandelde ik langs een hoog gebouw, waarop zich een jonge dakwerker bevond, die het verrichten van beroepsbezigheden onderbroken had om een sigaretje op te steken. Hij keek op me neer en riep:
“Dag opa!”
Ik keek naar hem omhoog en antwoordde:
“Sneeuw op het dak betekent niet dat de kachel niet brandt.”
Daar had hij niet van terug, want hij zweeg.

Eergisteren diende ik tijdens een fietstocht een vader met twee kinderen te kruisen. Omdat we ons op een nogal smalle weg bevonden, gebood hij zijn kroost om achter elkaar te rijden teneinde …
“de Kerstman door te laten.”

Nu ja … het is lang niet altijd een kommer en een kwel. Toen ik vanmorgen bij de groenteboer binnenstapte, begroette hij me met een joviaal …
“Dag jonkheid!”

Er is nog hoop.

Beter een kleine plezante …

Ik passeerde een kraam waar men pizza’s verkocht en zie: hoewel ik hoegenaamd niet zwanger ben, kreeg ik opeens rare trek en wel in die mate dat het water me zowat in de mond liep.

Ik raadpleegde een wijle het prentenkabinet van hetgeen ze me konden aanbieden en toen ik aan de beurt was, bestelde ik:
─”Een pizza met chorizo en champignons om thuis te bakken.”
─”Een grote of een kleine?” vroeg men mij.
─”Een grote!” antwoordde ik stellig, want mijn ogen durven nogal eens groter te zijn dan mijn buik.

Kreeg ik me daar een pizza met de diameter van een Grieks eiland. Ik bracht die naar huis en kwam daar tot de ontdekking dat niet enkel mijn ogen groter dan mijn buik waren, maar dat ook de pizza groter was dan de oven waarin ik die wou bakken. Ik zag me genoodzaakt om die in de oven van een oud fornuis in de garage onder te brengen.

Een tiental minuten later zette ik het op een geweldig eten, maar ik ben er niet in geslaagd om die mastodont in één keer op te vreten, niettegenstaande mijn kerelshonger. Bovendien was het ding veel minder lekker dan ik verwacht, of toch zeker gehoopt had. Ik kreeg er gemarineerde oprispingen van.

Als ik nog eens rare trek heb, zal ik zelf wel wat samengooien, indachtig de wijsheid: beter een kleine plezante dan een grote ambetante.

reuzenpizza

Elke zot heeft zijn marot

schrijfmap

Een van mijn talloze hebbelijkheden manifesteert zich als ik me aan het neerpennen van lenig proza wijd, zoals bijvoorbeeld het schrijven van een bijdrage voor mijn blog.

Ik heb jullie waarschijnlijk al eens medegedeeld dat ik mijn teksten altijd eerst met de pen in de hand op papier zet. Dat is in deze door toetsenborden gedomineerde tijden al vrij opzienbarend, maar daarmee is bij mij de kous nog niet af. Ik maak namelijk vrijwel uitsluitend gebruik van schrijfblokken met het gele, blauwgelijnde en van een marge voorziene papier, die men vaak in Amerikaanse films en feuilletons ziet opduiken als er advocaten, notarissen, journalisten, schrijvers en wat dies meer zij in beeld verschijnen en notities maken.

In de Joenaaitud Steets heten ze U.S.Legal Pads en je kunt ze daar voor een prikje kopen. Enkele jaren geleden heb ik er een aantal meegebracht uit New York en ik vond ze heel aangenaam in het gebruik, in die mate zelfs dat ik er een beetje verslaafd aan raakte. Toen ik door mijn voorraad heen was en noodgedwongen op een andere papiersoort overschakelde, ging het schrijven me plots veel minder vlot af, zodat ik in arren moede per internet op zoek ging naar die originele U.S.Legal Pads. Ik heb ze gevonden bij de Concept Store van Pro-Idee en ik heb ze besteld, hoewel ze er schandalig duur zijn. Negen schrijfblokken van honderd vel kosten zo maar eventjes € 39,95 en voor de verzendingskosten moet je ook nog eens € 18 afdokken. Achttien euro! Ik dacht dat men ze per helikopter bij me zou afleveren, maar ze kwamen gewoon met een autootje van de post.

Op de afbeelding hierboven kunnen jullie zien hoe het stukje dat jullie nu aan het lezen zijn tot stand is gekomen. Het zal jullie duidelijk zijn dat daar behoorlijk wat tijd mee gemoeid is. Je bent een perfectionist of je bent het niet en ik ben het. Gelukkig hoef ik na het schrijven niet alles nog een keer uit te tikken. Mijn pc is namelijk uitgerust met een ingenieus en ook weer erg duur spraakherkenningsprogramma van Dragon, dat bijna foutloos typt wat ik dicteer of voorlees, zodat ik nauwelijks wat hoef te verbeteren.

Als iemand van jullie weet waar ik de Original U.S.Legal Pads voor een voordeliger prijs dan hierboven vermeld kan aanschaffen, zal ik dat graag vernemen. Mijn dankbaarheid zal vanzelfsprekend groot zijn.

De geneugten van de zomer

Ik was diep in het door de zon verpletterde binnenland van West-Vlaanderen doorgedrongen, toen ik bezijden de weg een groot aantal weelderig rankende braamstruiken ontwaarde die met verrukkelijke bessen pronkten. Aangezien ik deze donkere vruchtjes als een lekkernij beschouw, die ik bovendien gratis en voor niks kon verwerven, maande ik mijn rijwiel tot stoppen. Vervolgens wapende ik me met een fietspomp, die ik als machete gebruikte om me een weg door verlekkerd kijkende brandnetels te banen. Helaas merkte ik niet dat er zich onder die netels een sloot ophield, waarin zich niettegenstaande de aanhoudende droogte nog water bevond. Plots verdween de grond onder mijn voeten, met een plompend geluid kwam ik in de smurrie terecht, probeerde mijn evenwicht te bewaren, slaagde daar niet in en plofte neer in een schoot van netels.

Ik ben rijkelijk voorzien van netelblaren thuisgekomen, nat tot net onder de knieën, zonder braambessen en zonder fietspomp, want in al mijn misère heb ik mijn machete daar ergens laten liggen.

Grote gierende grasdoedels! Wat ben ik toch een klunshark!

Benjamín zag eens bramen hangen,
o, als frambozen zo groot,
’t scheen dat Benjamín wou gaan plukken,
maar hij kukelde in de sloot.

Slechte manieren

airwickOnlangs heb ik drie automatische luchtverfrissers van Airwick Freshmatic gekocht. Als je die ieder voor zich en elk apart voorziet van twee batterijtjes en een spuitbus, produceren ze met geregelde tussenpozen ─ je kan dat instellen ─ een zuchtend, ja bijna proestend geluid als een hefboomsysteem in werking treedt en een wolkje parfum verstuift. Airwick beschrijft het als volgt: er wordt een explosie van heerlijke geuren verspreid door het vertrek. Mij best, al vind ik explosie toch een beetje overdreven.

Mijn toestellen staan opgesteld in het woongedeelte, in de badkamer en in mijn bureau. Om het halfuur ─ dat is de spaarstand ─ geven ze zich over aan de explosie van heerlijke geuren waarvan hierboven sprake was. De keuze aan parfums is legio, maar mijn voorkeur gaat uit naar een lekker luchtje uit het gamma Exotic Inspiration, ofte odeurs die, alweer volgens Airwick, geïnspireerd zijn door de rijkdom van de natuur, meer bepaald de blauwe klaproos uit de Himalaya. Nu ben ik in mijn leven één keer in de buurt van de Himalaya geweest, maar die blauwe klaproos heb ik daar niet gezien of geroken. Wel integendeel! Ik was in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, en daar stonk het niet te min … maar ik dwaal af, omdat ik daar goed in ben en eigenlijk niets liever doe.

Zoals ik al schreef laten die luchtverfrissers op gezette tijden een zuchtend, of zelfs proestend geluid horen. Aangezien ik het kluizenaarschap aankleef en dientengevolge geregeld op de rand van de eenzaamheid balanceer, ben ik dat geluid beginnen imiteren en beantwoorden. Alleen zijn doet wat met een mens. Telkens als een van die toestellen in mijn aanwezigheid van zich laat horen, laat ik me niet onbetuigd en dien ik het van weerwoord. Het is weer zo’n aanwensel van me ─ in West-Vlaanderen noemen we dat een ipnimsle, in Vlaanderen algemeen een opneemsel, maar die dikke van Van Dale weigert halsstarrig om dat achterlijke Vlaamse woord te vermelden ─ en met een hebbelijkheid stoor je niemand als je in je eentje woont, maar …

… op dit moment woon ik niet alleen, want het leven heeft me met een buitenlandse logeergast opgezadeld en gisteravond keken we samen televisie.
“Zit jij nu naar me te spuwen?” vroeg hij opeens.
Toen de luchtverfrisser stoom afliet, had ik bijna automatisch en alleszins onwillekeurig hetzelfde gedaan.
Ik gaf mijn huisgenoot tekst en uitleg en hij schudde meewarig het hoofd. Dat hij maar gauw vertrekt, zodat ik ongestoord mijn gang kan gaan.