Tag: wielrennen

De onfrisse praktijken van VT4

Het was zondagmiddag en ik had niet meteen iets omhanden. Nu ja, er valt altijd wel wat te verstouwen, want ik verdien mijn brood niet met spuugslikken, maar ik verkoos om er even de kantjes af te lopen en de luiaardsboog te spannen.

Ik besloot om wat tijd te vermorsen met veldrijden. Nee, ik trok heus niet zelf de ruige ruimte van de herfstige natuur in, maar keek per televisie hoe anderen dat deden, meer bepaald in de Limburgse gemeente Zonhoven. De wedstrijd aldaar zorgt altijd voor spektakel, want het zanderige parcours is een aaneenrijging van geografische ongemakken zodat er, tot groot jolijt van zowel de toeschouwers ter plekke als zij die voor het ruitje zitten, lekker veel valpartijen plaatsgrijpen. Dat zijn leuke dingen voor de mensen.

De televisiezender die voor de rechtstreekse reportage zorgde, met name VT4, had voor wat afwisseling gezorgd. De kijker kon namelijk een fiets winnen, of de tegenwaarde ervan, € 1500, handje contantje. Om dat te bewerkstelligen diende men een sms ─ naar keuze ‘cash’ of ‘bike’ ─ naar het nummer 6654 te sturen. Ik pleeg nooit ofte nimmer aan zulke wedstrijden deel te nemen, maar gisteren kreeg ik onverhoeds een aanval van hebzucht en dus verzond ik een berichtje met de mededeling dat ik vol ongeduld op de euro’s zat te wachten. Wegens recente onverkwikkelijke perikelen heb ik een beetje een hekel aan rijwielen.

Niet veel later kreeg ik een sms met wat in mijn ogen een schiftingsvraag leek: wie had er verleden jaar de wedstrijd in Zonhoven gewonnen? Met bekwame spoed antwoordde ik dat het Sven Nys geweest was en ik ontving prompt een bedankje retour, met de mededeling dat ik mijn winstkansen kon verhogen door nog een aantal keren deel te nemen en de laconieke toevoeging dat ieder berichtje dat ik stuurde of ontving me € 1 zou kosten.

Ik wist dat mijn deelname aan de wedstrijd € 1 zou kosten. Ondertussen is dat echter al opgelopen tot € 4. Het zal vermoedelijk wel ergens in de kleine, vrijwel onleesbare lettertjes vermeld staan, maar ik wist niet dat ze me daarna als schiftingsvragen vermomde berichten zouden sturen en dankbetuigingen, waarvoor ik telkens zelf moet betalen. Ik hoop dat ze me nu met rust zullen laten.

Dat was één keer en nooit weer. En VT4 … als jullie er dergelijke praktijken op nahouden, of toch zeker goedkeuren, dan zijn jullie een stelletje afzetters.

shit

Een olijk stuk vlees

Gisteren beleefden we een weldadige nazomerdag, maar blijkbaar vond niemand me de moeite van een bezoekje waard, al zat ik daar eigenlijk niet zo mee. Eenzaamheid is de motor van alle scheppingsdrift en het duurde dan ook niet lang of ik verveelde me te pletter, zodat ik besloot om wat in de natuur te gaan rondraggen. Nu is rondraggen een wel zeer optimistisch overstatement voor de manier van voortbewegen van iemand die zijn lichaam met krukken moet stutten. Ik had hoegenaamd geen opschiet en bovendien brachten de oneffenheden van het pad me herhaaldelijk aan het wankelen, hetgeen zowel letterlijk als figuurlijk geen goeie gang van zaken is. Dat deprimerend gesjok begon me spoedig te kazen, dus zwabberde ik maar naar huis terug. Wat hield me tegen, hè?

De televisie vertoonde een wielerwedstrijd die zich in het het merengebied van Noord-Italië voltrok en wellicht daarom Ronde van Lombardije heette. José De Cauwer was een van de commentatoren. Hij is wat men hoofdschuddend ‘me er eentje’ noemt en bovendien zeer bedreven in de wielerkunde, hetgeen niet van iedereen gezegd kan worden. Hij hanteert een merkwaardige variant van het Nederlands, roert daar geregeld wat van de aap zijn gat geblazen uitdrukkingen doorheen en is niet zelden een drenkeling in zijn woordenstroom, maar precies daardoor heeft hij zich mijn sympathie op de hals gehaald.

Gisteren trakteerde hij de kijkers onder meer op het volgende:

“Waar rijd je naartoe als je bovenkomt?” vroeg hij zich op een gegeven moment af. Het bleef even stil. “Uiteraard terug naar beneden”, beantwoordde hij toen zelf die vraag.
Ik had er wel aardigheid in.

“De fiets van Jo de Roo werd gestolen terwijl hij op bezoek was in het ziekenhuis”, verkondigde José vol medegevoel. “Ze hebben daar in Nederland zelfs een enquête over gehouden: Breng de fiets van Jo de Roo terug!”
Een enquête? Ik lag in een deuk. Hij zal ongetwijfeld de actie op Facebook bedoeld hebben.

De renner Durasek Kristijan kwam na een lastige beklimming met enige vertraging boven.
“Durasek, Durasek”, mompelde José. “Ze hadden hem beter Duracell genoemd. Kon hij wat langer meegaan.”

Mensen, toen kon je me wegdragen, hè.

Beet!

igorDe zeventienjarige Vlaamse wielrenner, Igor Decraene, is wereldkampioen tijdrijden bij de mannelijke junioren. In het Italiaanse Firenze veroverde hij de daarbij horende gouden plak en dus zijn felicitaties hier op hun plaats. Proficiat!

Met zo’n ronkende naam, Igor, kan het natuurlijk haast niet anders of je moet tot grootse prestaties in staat zijn. Van zo’n jongen verwacht men ook dat hij het hart op de juiste plaats heeft, maar dat is bij hem kennelijk niet het geval. Terwijl men te zijner ere de Brabançonne liet weergalmen, drukte hij zijn hand immers op de rechterboezem en dat klopt eigenlijk niet. Bij het gros van de kostgangers der aardkloot klopt het namelijk links.

igor2Igor ontving vanzelfsprekend ook wat men weliswaar een gouden medaille noemt, maar waarin men weinig of zelfs geen goud zal aantreffen. Ten behoeve van de persmeute liet hij zich fotograferen terwijl hij een voorbeeldig gebit waarmee men brand kon stichten in dat ding zette. Er bestaan allerhande theorieën waarom triomferende sportlui nodig in het veroverde eremetaal moeten bijten, maar ik blijf het een rare, om niet te zeggen onnozele gewoonte vinden. Het zal aan mij liggen. Vandaag de dag beperkt men zich trouwens al lang niet meer tot het beknabbelen van erepenningen, want zelfs enorme trofeeën en reusachtige bekers maken kennis met de fonkelende beitels van de winnaars ervan.

“Zot zijn doet geen zeer,” zei mijn moeder altijd, “maar het jeukt een beetje.”

rafanadal

Dat zijn toeren!

Vandaag trekt de Tour de France zich voor de honderdste keer op gang. Mijn belangstelling en mijn enthousiasme voor deze hoogmis van de wielersport zijn danig bekoeld, sinds ik weet dat de hoofdmoot van het peloton uit vals spelende dopinggebruikers bestaat. Als ik desalniettemin sommige ritten op het ruitje zal volgen, is dat louter vanwege het fraaie natuurschoon dat de camera’s ons zullen opdissen, want laten we wel wezen: Frankrijk voldoet op velerlei gebied aan het toeristische verwachtingspatroon en beschikt zeer zeker over tal van glorieuze landschappen.

In weerwil van mijn argwaan heb ik toch een paar favorieten uitgekozen. Voor de vlakke ritten is dat een olijk enfant terrible: het sprintkanon Peter Sagan, die op het podium van de Ronde van Vlaanderen bewees dat hij de katjes niet enkel in het donker knijpt. Voor de bergritten en de eindoverwinning staat de bescheiden en ouderwets hoffelijke Christopher Froome ─ you are a gentleman, sir! ─ helemaal bovenaan mijn lijstje. Entre les deux, mon coeur balance.

Allez, vooruit met de geit en gaan met de banaan, tourkaravaan!

Het sprookje van de uil en de kauw

Het tracé van de spoorweg tussen Torhout en Oostende is tegenwoordig een fietspad: De Groene 62. Ik mag er graag gebruik van maken. Men kan bezwaarlijk beweren dat het weggetje doorheen opwindende landschappen koerst, maar het is er rustig, meestal is er alleen maar verte te zien en de mysterieus om zich heen woekerende natuur heeft het er voor het zeggen.

Ter hoogte van het dorp Eernegem pleeg ik halt te houden op een idyllische plek: een ruisend park van zwaar en oud geboomte, vijvers waarop waterlelies spelevaren en die grote goudvissen herbergen, leestafels met poëtische ontboezemingen … Ik vestigde me op een bank en verorberde een worstenbroodje, want wie zich per fiets voortbeweegt, dient bij tijd en wijle de inwendige mens te versterken, om niet aan een flauwte ten prooi te vallen. Als ik me niet vergis, noemt men dat een hongerklop in het wielerjargon.

Opeens ontdekte ik een vreemdsoortig monument, dat daar onlangs moest verrezen zijn, want ik had het nooit eerder opgemerkt: in slagorde opgestelde ijzerstaven die kasseien met afbeeldingen van als echte flandriens* bekend staande wielrenners torsen. Ik trad naderbij om met mijn mobieltje een foto van dat merkwaardige peloton te maken …

flandriens

… en toen ik even later naar mijn bank terugkeerde, zag ik nog net hoe twee kauwen de rest van mijn worstenbroodje buitmaakten en ermee in het struikgewas verdwenen.

*Wielrenners die behalve door een grote fysieke kracht, gekenmerkt worden door het vermogen om in ongunstige (weers)omstandigheden hun strijdlust te behouden, en daardoor uitermate geschikt zijn voor het rijden van de Vlaamse voorjaarsklassiekers.

De supporter

Ik vergezelde een vriend van me naar de opslagruimte voor bejaarden, waar zijn opa al enige tijd verblijft. Met de moeite die eigen is aan de ouderdom keutelde de voorvader met ons mee naar de cafetaria, om er zich met welhaast kinderlijke gretigheid over een pater te ontfermen. Ik bedoel natuurlijk een trappistenbier, in dit geval van Westmalle. Hij glunderde als het ware zijn leeftijd weg toen hij het grote, onhandige glas naar de lippen bracht … en zich morsend benatte, omdat de man aan het belendende tafeltje uitgerekend op dat moment een soort oorlogskreet slaakte.
“Mascarpone!” riep hij krijgshaftig.

Opa depte per zakdoek het bier van zijn borst en ondernam een tweede poging, die ook bijna faliekant afliep, omdat onze buurman zich opnieuw luidkeels liet gelden.
“Orang-oetan!” schreeuwde hij.
“Camiel, het is nu welletjes geweest!” vermaande de barvrouw hem en even later kwam ze naar ons toe om ons tekst en uitleg te verstrekken.

Op een televisietoestel iets verderop voltrok zich een rit van de Ronde van Italië, waaraan ook de renners Scarponi en Urán deelnamen. Telkens als een van hen in beeld verscheen, voelde Camiel kennelijk de onweerstaanbare neiging om met luider stemme hun namen te vermassacreren.

Het was zijn jongensachtig verzet tegen de ouderdom en dat lijkt me nog altijd beter dan in een rolstoel zitten kwijlen.

Prummeltjes

Sport

Rob Ruijgh is een wielrenner en hij woont in de buurt van omloop van de Amstel Gold Race. Nogal wiedes dus dat hij gisteren aan die wedstrijd mocht deelnemen. Dat heet in het jargon: voor eigen volk rijden, of in zijn achtertuin fietsen.

De zon zette haar beste straaltje voor en het parcours was niet alleen bezaaid met allerhande hindernissen en obstakels, maar kronkelde bovendien als een aal in doodsnood doorheen het fraaie landschap. Gelukkig lag het wegdek er over de volle 250 kilometer kurkdroog bij. Of toch niet helemaal. Eén grote plas had zich weten te handhaven en het was in die poel dat de lokale vedette tijdens een valpartij neerstreek, om er vervolgens als een modderduivel uit op te rijzen. Dat noem ik mooi mikken.

Ik mocht van mijn moeder nooit met andermans ongeluk of tegenslag lachen, maar soms ben ik ongehoorzaam.

Aardrijkskunde

Dankzij Saartje Vandendriessche, die met de haar aangeboren charme en een vaak spitsvondige bindtekst de verschillende onderdelen van het televisieprogramma Vlaanderen Vakantieland aan elkaar rijgt als ware het een parelsnoer, ben ik me er eindelijk van bewust dat het maar pover gesteld is met mijn aardrijkskundige kennis. Ik ben er al mijn hele leven van overtuigd dat de deelstaat Vorarlberg zich in het uiterste westen van Oostenrijk bevindt, edoch Saartje heeft me toch maar mooi duidelijk gemaakt dat ik er vies naast zit. Ze beweerde met grote stelligheid en op een toon die geen tegenspraak zou dulden: Vorarlberg is het meest oostelijke puntje van Oostenrijk.

Of was ze even het noorden kwijt?

oostenrijk

Achteropwerkers

Er ontplooide zich een wielerwedstrijd op het ruitje en plots kregen drie coureurs het in hun bolle kop om uit het peloton te ontsnappen. Soms doen renners dat, vooral als ze op de overwinning azen, want daarvoor moet je vanzelfsprekend als eerste over de meet komen. Het zal eenieder duidelijk zijn dat men zijn zegekansen aanzienlijk verbetert door bijvoorbeeld voorsprong te nemen.

Een manspersoon die de sportieve gebeurtenis van niet al te deskundige en nogal dialectische commentaar voorzag, had de actie ook opgemerkt en wilde daar ten behoeve van de kijkers wat over kwijt.
“Nu hopen ze in hun achterste dat er nog een paar man bijkomen”, verkondigde hij.

Het zal ongetwijfeld zo zijn dat er ook gelijkslachtig geaarde wielrenners bestaan, die derhalve de Griekse beginselen toegedaan zijn, maar dat hun achterste tijdens een wedstrijd de komst van mannen verbeidt, vind ik een nogal wilde gissing. Daarom wil ik de verslaggever in kwestie het voordeel van de twijfel geven en aannemen dat hij niet achterste, maar achterhoofd bedoelde.

De knepen van het vak

De jonge en veelbelovende wielrenner, Peter Sagan, bestond het om op ereschavot van de Ronde van Vlaanderen op schalkse wijze in de bil van een van de voor de huldiging opgetrommelde misses te knijpen. Zoiets hoort men inderdaad niet te doen, maar er bestaan ergere dingen. Noem het voor mijn part een kwajongensstreek, want meer was het niet.

billenknijper

Er stak meteen een storm van verontwaardiging op. Verzuurde azijnpissers van beiderlei kunne schreeuwden moord en brand over het tentoonspreiden van dergelijk seksistisch gedrag en Peter Sagan zag zich genoodzaakt om per tweet zijn excuses aan te bieden.

sagantweet

Ook Maja Leye, het bloemenmeisje dat het slachtoffer was van deze hoogst ontuchtige aanraking vond zijn gedrag ‘allesbehalve gepast’. Misschien is het ook niet gepast dat allerhande huppelkutten, vaak getooid met panoramische halsuitsnijdingen en roekeloze rokjes, op een podium klimmen om mannen af te lebberen. Men moet mij eens komen vertellen waar dat eigenlijk goed voor is.

“’t Was maar om te lachen”, zegt Peter Sagan, geschrokken van al die commotie, en ik wil hem graag geloven.
Ik moet er in alle geval hartelijk om lachen en ik blijf hem een schitterende coureur vinden. En die Maja Leye vind ik een kleinzerige trut, die weliswaar grote verontwaardiging voorwendt, maar wellicht wat blij is dat ze even in de belangstelling staat.

Ikke blij

We hebben met zijn allen een lang en druk weekend voor de boeg. In de allereerste plaats moeten we alles wat klok, horloge en uurwerk is opnieuw en nog maar eens de zomertijd opdringen. Dientengevolge zullen we zestig minuten kwijtspelen, om van het in de war raken van ons circadiaans ritme nog te zwijgen. Zondag grijpt in het noordelijk deel van Belgenland een van de jaarlijkse hoogmissen van het wielrennen plaats, met name de Ronde van Vlaanderen. Ook eierstrooiende paasklokken en dito hazen doorkruisen die dag de Vlaamse contreien. Als daar maar geen ongelukken van komen. Maandag is grollendag en dienen we aprilgrappen te bedenken en vooral te ontwijken, als we ons niet hopeloos belachelijk willen maken.

Ik houd het even voor bekeken. Morgenochtend fladder ik naar een eiland dat zich in het zuiden van Europa boven de zeespiegel verheft, om pas volgende week dinsdag terug te keren.

Ik zal vanzelfsprekend voor jullie bidden in vele talen, ook in het Nederlands en het Vlaams.