Tag: werken

Op stoot

Ik sta weer midden in de matses.

Het is immers examentijd en zoals ieder jaar ontdekken studerende jongelui nu plots dat ze worstelen met een eigenheid van het Nederlands, of een andere taal. Aangezien ik in de contreien waar ik hoofdkwartier houd enige bekendheid verworven heb omdat ik over een vrij uitzonderlijke talenknobbel beschik, doet menigeen een beroep op me om hun tekortschietende kennis wat bij te spijkeren. Dat gaat natuurlijk ten koste van de tijd die ik normaliter aan andere bezigheden besteed, zoals bijvoorbeeld bloggen.

Als ik hier wat onregelmatiger dan gewoonlijk verschijn, is dat dus van tijdelijke aard.

Of zoals de Afrikaanders zeggen: Alles sal regkom as elkeen sy plig doen.

Januskop

Een hier in de buurt gevestigd textielbedrijfje, dat naar verluidt financieel in verlegenheid verkeert, was vanmorgen het gespreksonderwerp bij de krantenboer. Tegen tien uur belegt men er immers een vergadering, waarop men maatregelen kenbaar zal maken om het faillissement te vermijden. Besnoeien is de boodschap en er zullen dus koppen moeten rollen.

“Reken maar dat ik in de buurt ben als die vergadering afloopt”, zei een man met een vettige grijns op zijn smoel. “Er zal wat te kijken vallen. Er werken daar heel wat mooie mokkeltjes en aangezien het ongetwijfeld naakte ontslagen zullen zijn …”

Ik vond zijn woordspeling eigenlijk niet zo’n succes, vooral toen ik bedacht dat die schurftluis, die zijn eigendunk nauwelijks kan tillen, lid van de gemeenteraad is.

Een beetje happen naar het baasje?

Vrijwel iedere dag, ook tijdens het weekend, slijt ik ettelijke uren in mijn werkkamer ─ miene bureau ─ waar ik me vooral onledig houd met mijn pc en zijn ap- en depententies. Het ligt dan ook voor de hand dat er tussen ons een haat-liefdeverhouding gegroeid is.

Ik betrap er me steeds vaker op dat ik met mijn computer zit te praten, als betrof het een gesprekspartner van vlees en bloed:

Allez vooruit, schiet eens een beetje op!
Waar heb je dat nu weer verstopt?
Ja, komt er nog wat van?

Er komt nooit wat terug natuurlijk en eigenlijk zit ik daar niet op te wachten, want ik kan het niet goed hebben dat men hetgeen ik zeg niet onweersproken laat.

Omdat ik van nature vreselijk ongedurig en in hoge mate ongeduldig ben, gebeurt het niet zelden dat ik hem met schimpende woorden te lijf ga … eh … dat ik een bloemlezing verwensingen en bijtende verwijten naar het scherm slinger. Dat bleef tot nu toe zonder gevolgen, maar vanmorgen weigerde hij herhaaldelijk een van mijn opdrachten uit te voeren.
─”Stomme kanus!” sproeide ik venijn als een opgevoerde cobra. “Krijg verdomme het zeepokkenlazarus!”

Op slag bevroor het scherm. Het martelen van de muis en het mishandelen van het toetsenbord zette geen zoden aan de dijk. In arren moede startte ik de computer opnieuw op. Hij deed alsof hij me mijn onheuse uitval vergaf, maar een nogal belangrijk document speelt sindsdien wel schampavie. Ik vrees dat ik het niet terug zal vinden.

Tja, computers zijn ook maar mensen natuurlijk.

bozepc

Buikspreker

tolkenIk bevond me in het gezelschap van twee nette heren en ik mengde me voortdurend in het gesprek dat ze met elkaar voerden. Dat werd trouwens van me verwacht en ik kreeg er nog voor betaald ook. Ik was namelijk als tolk ingehuurd. Wat de ene in de taal van Cervantes verkondigde, vertaalde ik in die van Molière en wat de andere in het Frans zei, verbouwde mijn mond naar het Spaans.

Net voor we aan ons triootje begonnen, had ik ietwat onbedachtzaam een citron pressé tot me genomen. Dat klinkt vrij chic, maar het is niet meer dan vers geperst citroensap met ijs en suiker. Naar men beweert, beschouwen onze kelen dat als ambrozijn, een goddelijke en verkwikkende lafenis, maar andere lichaamsdelen zijn er kennelijk veel minder mee in hun nopjes, toch zeker bij mij. Het duurde dan ook niet lang of mijn buik begon een woordje mee te spreken en allemaal rare geluiden voort te brengen, gaande van een dof gerommel tot bijna sensuele gilletjes van verrukking. Ik schaamde me diep, maar de beide heren waren zo keurig opgevoed dat ze stoorzender compleet negeerden, of toch die indruk wekten.

Opeens slaakte mijn buik een luide kreet die als een langgerekte ‘fuck you!’ klonk. Het gesprek leek even te stokken, maar opnieuw zwegen we met zijn allen de bemoeial dood. Ik prees me gelukkig dat mijn gesprekspartners de taal van Shakespeare niet machtig waren. 

Scoren

Het kantoortje waar ik wat beroepsbezigheden verrichtte, bevond zich in een van de Brugse straten die, het is algemeen bekend, in hoge mate aan het toeristische verwachtingspatroon voldoen. Ik prees me gelukkig dat ik geen vrouw was, want ik zat daar als een publiek heerschap. Niets onttrok me aan het alziend oog van passanten uit alle hoeken van de aardkloot.

Vanwege het bijzonder fraaie weer had men ook nog de vensters opengegooid. Zo kwam het dat er uit de flat boven me een geluid kon ontsnappen, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet: men experimenteerde er ongebreideld met de seksualiteit en daar beleefde een wezen van vrouwelijke kunne zoveel plezier aan dat ze, vervuld van hulpeloze dankbaarheid, verrukte kreten bleef slaken. Zelfs op straat hielden mensen de tred in, keken omhoog en maakten zich vrolijk over hetgeen ze hoorden.

─”Lieve deugd!’ wendde ik me tot het meisje dat naast me op een computerklavier raffelde. “Die bruisen dusdanig van energie dat ze zich op het terrein van het magisch realisme begeven.”
Ze keek me niet begrijpend aan en ik wees ter verduidelijking naar het plafond.
─”O dat!” zei ze en ze glimlachte. “De baas kijkt naar het tennis. Hij is een grote fan van Maria Sjarapova, omdat die altijd zo wellustig kreunt.”

En toen moest het hersenverslindend orgasme van Yanina Wickmayer nog beginnen. Whoopie!

Monster zonder waarde

Toen ik gisteren zowel over monsterlijkheden als over de Franse taal schreef, herinnerde ik me hoe ik met die twee gegevens ooit een geweldige bok heb geschoten.

Tijdens het uitoefenen van een vakantiebaan kreeg ik een Franstalig heerschap uit Brussel aan de telefoon en ik diende die persoon mede te delen dat ik hem een staaltje zou toesturen. Ik zei dus: “Je vous envoyerai un monstre.”

Terwijl de collega’s rondom mij het uitproestten, bleef het een wijle merkwaardig stil in mijn oor. Even later meende ik iemand te horen klappertanden. Ik had immers niet alleen het werkwoord verkeerd verbogen, maar een Frans monstre is uitsluitend een gedrochtelijk of ijselijk wezen en nooit een monster in de betekenis van een staal. Ik had dus moeten zeggen: “Je vous enverrai un échantillon.”

Vermoedelijk zal mijn correspondent de daaropvolgende dagen zijn brievenbus met de nodige omzichtigheid benaderd hebben.