Tag: weetjes

Engelengeduld

Er zijn van die vragen die mij sinds jaar en dag bezighouden en waar ik maar geen antwoord op vind. Zo zoek ik me bijvoorbeeld al jaren het ongans naar een verklaring voor het woord engelengeduld. Ook de recentste editie van de dikke van Dale geeft daaromtrent nog steeds geen etymologisch uitsluitsel en is zelfs bijzonder karig met het verstrekken van tekst en uitleg. Volgens hen is engelengeduld een zelfstandig naamwoord, een het-woord zonder meervoud en het betekent een zeer groot geduld. En daarmee uit! Tja, ze vertellen me geen nieuws.

Ook internet laat me in het ongewisse en verschaft me enkele synoniemen, zoals monnikengeduld en jobsgeduld. Geen mens die eraan twijfelt dat monniken over behoorlijk wat geduld moesten beschikken als ze indertijd per ganzenveer dikke boeken schreven, die ze bovendien met fraaie initialen, miniaturen en randversieringen verluchtten. Ook de Bijbelse Job had behoefte aan een stevige portie geduld om de hem toebedeelde zware beproevingen te doorstaan.

Ik blijf me echter afvragen of het klopt dat geduld een eigenschap van engelen is. Staat dat geschreven of zo? Ik ben niet meteen een Bijbelkenner, maar maken oude en nieuwe testamenten er ergens melding van dat engelen buitengewoon veel geduld aan den dag leggen? Ik zou het niet weten en als iemand van jullie dat wel doet, wil ik dat graag vernemen, want ik ben geen engel en mijn geduld begint stilaan op te raken.

Borst vooruit!

De windhozen hebben mijn woning links laten liggen; de gretig graaiende bliksems beschouwden me niet als doelwit; het overvloedige hemelwater zorgde niet voor overlast.

Vanmorgen rolde er zowaar een schuchtere zon naar boven, dus haalde ik snel mijn fiets van stal om een tocht te maken. Ik constateerde dat de natuur inmiddels treuzelig aan de herfst begonnen is, hoewel we nog drie weken zomer voor de boeg hebben. Nu ja, de herfst vind ik anders ook best te pruimen. Het is zelfs mijn favoriete seizoen, tenminste zolang het niet al te hard waait.

Vervolgens besteedde ik wat aandacht aan de runderen die ik langs mijn weg ontmoette. Vraag me vooral niet waarom, maar ik heb wat met die beesten. Ik durf zelfs met ze te praten. Vandaag echter viel het me plots op dat koeien tegenwoordig geen hoorns meer dragen, hetgeen me zeer verbaasde. De koeien uit mijn jeugd voerden allemaal hoorns. Of vergiste ik me? Nee toch. Waar zou anders de uitdrukking ‘de koe bij de hoorns vatten’ vandaan komen? Daar moest en zou ik tekst en uitleg over krijgen, dus hield ik halt bij de eerste de beste landbouwer die ik op mijn weg ontmoette. Dat bleek evenwel een leraar op rust te zijn, die als hobby de ornithologie beoefende en laarzen aangetrokken had om over modderige akkers te ploeteren en door drassige weiden te zompvoeten. Vervolgens sprak ik een echte boer aan en die wist me te vertellen dat de hoorns dusdanig voor problemen zorgden in de moderne stallen, dat de dierenarts die al kort na de geboorte van het kalf verwijderde. En maar mens toch! Waar bemoeien wij ons eigenlijk mee? 

Gelukkig fietste ik even verder langs een weide met een dozijn ouderwetse koeien, die nog wel hoorns droegen.

Een kennis van me is onderwijzer in Brussel. Enige tijd geleden gaf hij zijn pupillen de opdracht dieren van de boerderij te tekenen. Een van hen schetste een koe met alles erop en eraan, hoewel …

koeienuier

Ik zou het goed gerekend hebben. Als sommige vrouwen hier te lande hun melkfabriekje op hun buik mogen dragen, krijgen de koeien van mij toestemming om de uier aan hun borst te hangen.

Fossiel

Den onderschreven gheeft te kennen mits desen dat hij tot laevenisse van sijne ziele sal verobligeert sijn den schat der nederlandsche taele voor het nageslacht te bewaeren.

Wie mij regelmatig leest, zal weten dat ik op sterven na dode Nederlandse woorden en uitdrukkingen, als ze al niet helemaal in onbruik geraakt zijn, graag even aan de vergetelheid ontruk. Ik kan het gewoon niet laten en zal het blijven doen, zelfs als men me ‘na scerpe examinatie ende torture met de koorde sou straffen.’

Voor de gelegenheid wil ik het prachtige, edoch zieltogende ‘mitsgaders’ onder jullie aandacht brengen. Het is een nevenschikkend voegwoord dat ‘alsook, bovendien, benevens’ betekent en dat men vrijwel uitsluitend in oude teksten aantreft. Hier en nu wil ik daar verandering in brengen:

Ik presenteer vandaag een voorbeeld van archaïsch taalgebruik aan de lezers van mijn blog, mitsgaders aan allen die belangstelling koesteren voor het Nederlands, mitsgaders voor woorden waarvan de houdbaarheidsdatum al ruimschoots verstreken is.

Zo, dat hebben we ook weer gehad.

Doornroosje

rozenhoedjeEr evolueerden wat zusters en broeders over mijn televisiescherm. Ze behoorden met zijn allen tot de gemeenschap Moeder van Vrede, die hoofdkwartier hield in abdij Ten Putte in het West-Vlaamse Gistel. Daar hielden ze zich onledig met van alles en nog wat, zoals bijvoorbeeld huishoudelijke taken en muziek maken, maar vooral met dankzeggingen en bidden. In mijn hoedanigheid van slecht mens met een verdorven geest vroeg ik me af of ze als leden van zo’n moderne gemeenschap, waarin ze als zusters en broeders, maar tevens als vrouwen en mannen samenhokten, ook gemeenschap met elkaar hadden, maar ik kreeg geen antwoord op die vraag. Ik vermoed van niet, want ze hadden het volgens mij veel te druk met bidden.

Ik vernam dat ze tussendoor geregeld een rozenhoedje baden. Ik vroeg me af wat dat in vredesnaam kon zijn, dus ging ik te rade bij internet en leerde daar dat een rozenhoedje een deel van het rozenkransgebed is, bestaande uit vijf onzevaders en vijftig weesgegroetjes. De naam zou ontleend zijn aan de krans of hoed van rozen waarmee Maria als zinnebeeld van de kerk, de bruid van Christus, gekroond is.

Dat kan allemaal wel zo zijn, maar dat belet niet dat ik rozenhoedje een onnozel, om niet te zeggen een truttig woord vind. Ik durf dit echter niet luidop te zeggen, want ik wil niet de kans lopen dat katholieke fanatiekelingen op brutale wijze mijn woning binnendringen, om mij aan hun kalasjnikov te rijgen.

Verspilling op het hummetje

closetpapierIk heb er geen idee van waarom het televisiezendertje ‘Vier’ de populaire quiz ‘De slimste mens ter wereld’ na tien uur ’s avonds programmeert. Het lijkt me alleszins rijkelijk laat voor zij die ’s morgens om den brode of wegens schoolverplichtingen het huis uit moeten. Ik behoor tot geen van beide categorieën en dat is maar goed ook, want ik ben een trouwe kijker en een nogal enthousiaste liefhebber van het programma. Er mag al eens gelachen worden, de presentator, Erik Van Looy, valt behoorlijk mee in de kook en ik kom iedere avond tot de verheugende vaststelling dat ik eigenlijk behoorlijk veel weet, ook al beperkt die kennis zich meestal tot volstrekt nutteloze zaken.

Zo vernam ik verleden week dat de gemiddelde mens tijdens zijn leven 1 300 000 velletjes toiletpapier verbruikt. Dat leek me zo buitengewoon veel dat ik me even aan het rekenen heb gezet, hoewel het jullie inmiddels bekend zal zijn dat dit een vaardigheid is die ik heel slecht beheers. Vanaf je geboorte tot je tachtigste verjaardag zou je dagelijks 45 van die velletjes naar de vernieling moeten helpen om aan dat cijfer te komen. Heremijntijd, dat haal ik op verre na niet. Ik behoor tot de gelukkigen die slechts één keer per dag op de porseleinen pony dienen plaats te nemen en meer dan tien blaadjes heb ik zelfs in het slechtste geval niet nodig. Vijfenveertig velletjes … dat is meer dan vijf meter closetpapier.

Nu zit ik me af te vragen … zou ik soms iets verkeerd doen?