Tag: weer

Moet er nog … zout zijn?

Verleden jaar was het rondom mijn woning een paar keer zo glad, dat ik er nauwelijks in slaagde om te ontsnappen. De benenwagen en de fiets hielden het risico van een valpartij in, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben, zoals ik aan den lijve mocht ondervinden. Ook mijn auto vond het nodig om lustig aan het patineren te gaan en dan heb ik het niet over de techniek om een verflaag een wat ouder aanzien te geven. In Vlaanderen, en zeker in de regio waar ik me ophoud, is patineren stilstaan met draaiende wielen, of de gemotoriseerde variant van ter plaatse trappelen. Toen ik dientengevolge het kloeke besluit nam om strooizout aan te schaffen, bleek dat product nergens meer voorradig te zijn.

Door schade en schande pleegt men wijzer te worden. Hoewel ik bezwaren heb tegen het pekelen van Moeder Aarde was ik er deze winter als de kippen bij om een voorraadje zout in te slaan. Al in november schafte ik me vijf zakjes van tien kilogram aan … en die liggen nu nog steeds onaangeroerd in de garage, want het is nog geen enkele keer glad geweest en ik heb zelfs nog geen geen enkel sneeuwvlokje uit de lucht zien ruizelen.

De winter is nog niet voorbij natuurlijk, maar ondertussen begin ik me toch al af te vragen of ik dat zout voor iets anders zou kunnen gebruiken. Misschien valt mijn tuin tijdens het voorjaar ten prooi aan een slakkenplaag. Dan heb ik in alle geval alles in huis om op alle slakken … Juist!

Hop met de beentjes!

slippenHet was vanmorgen verraderlijk glad. Ik gebruik het woord verraderlijk, omdat er op de meeste plaatsen geen vuiltje aan de lucht was, maar hier en daar loerde een venijnig plekje op een nietsvermoedende passant.

Toen ik bij de bakker buitenkwam, zag ik een man een slippertje maken en met veel omhaal van ledematen kapseizen. Ik snelde toe met uitgestoken hand, waar hij zo gretig gebruik van maakte dat hij me uit mijn evenwicht rukte, zodat ik naast hem op de plavuizen terechtkwam.

We krabbelden samen overeind en keken elkaar aan.
“Was het voor jou net zo aangenaam als voor mij?” meesmuilde hij.
Ik schoot in de lach.

Eensgezind vallen: het schept een band.

Weerpraatjes

“Het weer kan voor een flinke chaos zorgen”, zei de weervrouw.
Alles wel beschouwd, valt dat me behoorlijk mee van het weer: eerst een chaos veroorzaken en er dan voor zorgen.

Temperaturen van meer dan twintig graden in de tweede helft van oktober … Moeder Aarde heeft blijkbaar last van opvliegers en zit dus waarschijnlijk in de overgang.

Flodderen

“Het blijft droog tot de vooravond”, voorspelde een televisieweervrouw en ik, sullemans, geloofde haar onvoorwaardelijk. Ik haalde mijn rijwiel van stal, klauterde erop met de zwier van een saltimbanque ─ nu ja ─ en stuurde mezelf de nogal saaie polders in. Het zijn geen landschappen die enthousiaste superlatieven aan me ontlokken, maar we doen het ermee.

Op een gegeven moment bevond ik me in een gebied dat een aaneenrijging van vertes was en zich derhalve onafzienbaar uitstrekte. Daar zag ik zware wolkenpakken in hevig gedrang opdoemen en plotseling hoorde ik een luid gekraak. De oorzaak daarvan was … een wolkbreuk met alles erop en eraan: snoeiharde regen, striemende hagel, in de lucht graaiende bliksems, donder als kanongebulder, zwabberende windvlagen. Ik kon nergens schuilen en in mijn fietstassen trof ik niets aan dat me bescherming kon bieden, omdat ik vanwege de positieve weersvoorspelling verzuimd had regenkleding mee te nemen. Dat noodde geenszins tot lachen en ik was er dan ook absoluut niet mee opgezet.

Het duurde niet lang of Ik had geen droge draad meer aan mijn lijf. Ik was het sop uit mijn kloten geregend, zegt men in het West-Vlaams, maar dat vind ik een nogal onbehouwen, om niet te zeggen platvloerse uitdrukking. Laten we zeggen dat ik zo nat was als een … bezeikte zak.

Nu zou ik toch eens willen weten wanneer de vooravond eigenlijk begint. Volgens mij toch zeker niet om twee uur ’s middags.

Ik pleit er tevens voor dat men her en der hokjes neerpoot, waarin fietsers bij kladderig weer kunnen onderduiken.

Het kan vriezen en het kan dooien

peggydemeyerAangezien Sabine Hagedoren aan een ziekte laboreerde en haar collega, Frank Deboosere, zich in Noorse fjorden vermeide, diende de VRT voor het weerbericht een oudgediende van stal te halen of, om het wat eerbiediger uit te drukken, onder de mottenballen vandaan te pulken

Toen Peggy De Meyer op het scherm verscheen, was ze voorzien van een panoramische halsuitsnijding, waarin men met een smak omlaag kon storten als men even niet oplette. Ook had ze een zeer verstandige bril op de neus gezet en beheerde ze een niet gering aantal ringen. Aldus opgetuigd waagde ze zich aan enkele niet bepaald gunstige voorspellingen, gelardeerd met klinkklare nonsens zoals:

“Uit die felle buien en uit die regen kan neerslag vallen.”

Toen ik op de schoolbanken zat, bracht men zowel buien als regen onder de noemer neerslag, maar ik ben geen journalist natuurlijk en ik heb ook geen geografie gestudeerd.

Een haar in de boter

Vanmorgen moest ik opeens aan Frank Deboosere denken: de weerman van de VRT. In het nette natuurlijk. Ik vind hem best wel een aardige man, daar niet van, maar hij doet mijn hart niet opzingen, laat staan dat hij allesverzengende hartstocht bij me los zou weken. Ik poep niet in mijn broek als ik hem zie en ik klap ook niet in mekaar als een strandstoel.

Ik vroeg me gewoon af waar hij, of in voorkomend geval zijn echtgenote, de boter bewaart. Die van mij berg ik op in de koelkast en als ik die ’s morgens opdiep, om er een croissant, een broodje of een gewone boterham mee te verwennen, is die zo hard als een kei, zodat ik die per microgolfoven tot betere gedachten, in casu smeerbare consistentie moet brengen, hetgeen te mijnent nogal eens en in een echte kliederboel resulteert, want boter kan op dat gebied echt niet veel hebben. In het huishouden van Frank is dat kennelijk niet het geval, want in zijn weerpraatje heeft hij het geregeld over boterzachte temperaturen.

Die vergelijking klopt overigens van geen kanten. Frank ─ die in 1997 de eerste Wablieft-prijs in de wacht sleepte, vanwege de ‘klare taal’ die hij onder meer tijdens zijn weerpraatje gebruikte ─ haspelt de tastbare (weke, malse) en de figuurlijke (milde, weldadige) zachtheid door elkaar. Temperaturen zijn niet stoffelijk en kunnen dus net zo min boterzacht zijn als boter mild kan zijn.

Het is hem vergeven, zolang hij ons maar heerlijk lenteweer met boterzachte temperaturen voorspelt.