Tag: vertier

Waar is de draad, dat ik hem opvat?

Heureux qui, comme Ulysse, a fait un beau voyage …((Beginvers van een gedicht van Joachim du Bellay))

Net als de roemruchte Ulysse ─ die we in het Nederlands Odysseus plegen te noemen ─ het me in lang vervlogen tijden heeft voorgedaan, ben ik teruggekeerd van mijn zwerftocht langs de met losse hand uitgestrooide eilanden, die zich in de buurt van Griekenland uit het aanhankelijke blauw van de zee verheffen.

Het is mooi geweest, maar geluk moet nu eenmaal de bitterzoete smaak van eindigheid hebben.

De batterij is opgeladen. Mijn hersens zijn weer opgestart. Vanaf morgen sta ik opnieuw op de blogbarricaden.

For old times’ sake

Tijdens een van mijn omzwervingen hobbelde mijn fiets over de kasseienstraatjes van een nogal schilderachtig West-Vlaams sprookjesboekdorp. Witte, nogal slordig neergelegde huizen met gewelfde, tussen schoorstenen hangende pannendaken zochten beschutting onder een torenspitsloos en dus vrij plomp kerkgebouw, waaruit evenwel het frivole geluid van een beiaard opborrelde, als betrof het een carillon van ijsblokjes in een kristallen glas. Ik bleek me in Lissewege te bevinden en daar was ik zover ik me kon herinneren nooit eerder geweest.

Dra kwam ik bij een idyllisch, want met weelderig rankende bloemen afgelijnd waterloopje, waarrond zich enkele door de horeca geëxploiteerde etablissementen schaarden. Ik had een kerelshonger, dus betrad ik even later het door de eeuwen gebeitst interieur van een restaurant: met damast opgesmukte tafels in een sfeer van nonchalante chic en een entourage van nostalgie en romantiek. Ik was er op dat moment de enige klant en dacht: Oei, dat zal me hier een schep geld kosten. Zoals jullie weten ben ik nogal op de penning, maar anderzijds ben ik ook niet geneigd om nog van front te veranderen als ik eenmaal de eerste stap gezet heb. Ik was binnen, dus bleef ik binnen.

De maître d’hôtel kwam naar me toegesneld, keek naar me alsof er zich een geest manifesteerde en riep op zeer onprofessionele wijze:
─”Kus nu mijn klooster! Wat smijten ze hier nu binnen?”
Hij stak zijn hand naar me uit en toen herkende ik hem ook: een jeugdvriend van me, met wie ik heel veel uren zoekmaakte en dolle avonturen beleefde, tot we op ’s levens kronkelpaden verdwaalden en elkaar uit het oog verloren.
─”Ik dacht dat je eigenaar was van een hotel in het zuiden van Frankrijk”, meende ik me een gerucht te herinneren.
─”Dat was zo tot voor een paar jaar”, zei hij. “Toen heb ik dit hotel-restaurant gekocht.”
─”Is dit jouw optrekje?” verbaasde ik me. Hij knikte trots. “Dan heb je fortuinlijk geboerd”, vond ik.

Het ging hem inderdaad voor ’t lapje, want amper een halfuurtje later was het restaurant volgelopen en zaten er meer dan zestig mensen vadsig te happen en te slempen. Dat bracht veel drukte mee (en allicht nog meer geld in ‘t laatje), waardoor we nauwelijks de tijd kregen om met elkaar te praten, laat staan om op ons gezamenlijk verleden te kluiven, maar we hebben afgesproken om binnen afzienbare tijd samen wat te doen.

Toen een van de kelners me de rekening bracht, bleek dat een briefje te zijn met de mededeling “For old times’ sake” en een onbeduidend cijfertje (nul) als eindbedrag.

En zo was ik tegen de verwachting in toch nog goedkoop uit geweest.

Meevallertje

Ik reed naar de zee, meer bepaald naar Middelkerke, en daar heerste een drukte van belang. De parkeergoden waren me echter goedgezind: ik veroverde vrijwel meteen een plek om mijn auto te stallen. Laten we eerlijk zijn: het ging eigenlijk veel aardiger dan ik verwacht had.

“Hoe doe je dat toch?!” wond de vriendin die naast me zat zich nogal omstandig op. “Ik moet altijd uren door straten en over pleinen druilen voor ik een plaats kan bemachtigen. Volgens mij heb jij een konijnenpoot in je zak.”
Ik liet het me glunderend aanleunen, al zou ik nooit ofte nimmer het geluk verzoeken door me met een konijnenpoot toe te rusten.

We maakten een lange strandwandeling en doken vervolgens een tearoom binnen, om er van enkele geneugten des levens te genieten. Het liep al tegen de avond toen we opnieuw bij de auto kwamen.
“Weet je,” zei de vriendin op verongelijkte toon, “ik zou nu nog steeds de blaren op mijn banden aan het rijden zijn om een parkeerplaats te vinden.”

Gelachen dat we hebben!

De supporter

Ik vergezelde een vriend van me naar de opslagruimte voor bejaarden, waar zijn opa al enige tijd verblijft. Met de moeite die eigen is aan de ouderdom keutelde de voorvader met ons mee naar de cafetaria, om er zich met welhaast kinderlijke gretigheid over een pater te ontfermen. Ik bedoel natuurlijk een trappistenbier, in dit geval van Westmalle. Hij glunderde als het ware zijn leeftijd weg toen hij het grote, onhandige glas naar de lippen bracht … en zich morsend benatte, omdat de man aan het belendende tafeltje uitgerekend op dat moment een soort oorlogskreet slaakte.
“Mascarpone!” riep hij krijgshaftig.

Opa depte per zakdoek het bier van zijn borst en ondernam een tweede poging, die ook bijna faliekant afliep, omdat onze buurman zich opnieuw luidkeels liet gelden.
“Orang-oetan!” schreeuwde hij.
“Camiel, het is nu welletjes geweest!” vermaande de barvrouw hem en even later kwam ze naar ons toe om ons tekst en uitleg te verstrekken.

Op een televisietoestel iets verderop voltrok zich een rit van de Ronde van Italië, waaraan ook de renners Scarponi en Urán deelnamen. Telkens als een van hen in beeld verscheen, voelde Camiel kennelijk de onweerstaanbare neiging om met luider stemme hun namen te vermassacreren.

Het was zijn jongensachtig verzet tegen de ouderdom en dat lijkt me nog altijd beter dan in een rolstoel zitten kwijlen.

Tuinarbeid is dorstig

De gelagkamer van de drenkplaats behelsde slechts vier mensen: een kastelein die kleine beroepsbezigheden verrichtte en drie kroegtijgers van middelbare leeftijd, die naast elkaar aan de tapkast zaten, er enigszins aangewit uitzagen, zich over blonde rakkers ontfermden en daar zichtbaar verstand van hadden. Ik hees me eveneens op een kruk en bestelde een Hoegaarden. Op het moment dat die voor mijn neus landde, zwaaide de deur open en op de drempel verscheen een wezen van engelachtige schoonheid …

Nee, ik vergis me. Ik heb kennelijk nog steeds last van het dichtvuur dat gisteren plotsklaps in me ontbrandde. De deur zwaaide open en op de drempel verscheen een nogal verzopen man die een door drank aangerichte glimlach tentoonspreidde en zich met improviserende tred bij ons voegde.
“Ik was in de tuin aan ’t spitten,” wauwelde hij, “maar mijn spade viel opeens stil. Geen brandstof meer, dus kom ik noodgedwongen even tanken.”

dronkenBinnen de kortste keren ledigde hij het glas en toen vroeg hij:
“Hoe lang moeten de uitlopers van pootaardappelen eigenlijk zijn voor je die mag planten?”
Ik wist het niet, maar een van de aanwezigen blijkbaar wel.
“Ongeveer een centimeter”, zei die.
“Dat halen die van mij volgens mij niet”, kregen we te horen, “Ik denk dat ik net genoeg tijd heb voor nog een pils.”

Ik schoot in de lach en de man was duidelijk blij met het succes dat hij bij me oogstte.
“En geef die brave mens ook wat,” zei hij en hij wees me aan met een ietwat onzekere vinger.

Een heuglijke tijding

Naast een fervente wandelaar ben ik ook een enthousiaste fietser. Ik mag me graag doorheen opwindende landschappen trappen, langs grazige weiden als wiegende zeeën en glooiende hooilanden, doorheen … welja, ik zal niet al te veel in detail treden ─ ik weet waar ik begin, maar niet waar ik eindig ─ en het bij de ruige ruimte van de natuur houden.

vabHet plezier dat ik aan het fietsen beleef, wordt echter altijd een heel klein beetje vergald door een gedachte die in mijn achterhoofd blijft rondwaren: wat moet ik doen als ik op een niet te belopen afstand van huis met panne kom te staan, zoals bijvoorbeeld een lekke band, een gebroken ketting, of nog een ander euvel? Gelukkig heeft de VAB ─ Vlaamse Automobilistenbond ─ daar nu een oplossing voor bedacht, door ook een pechverhelpingsdienst voor fietsers op poten te zetten. Zeven dagen op zeven, vierentwintig uur op vierentwintig, komt een van hun wegenwachters je uit de nood helpen als je ergens op het Belgische grondgebied met pech af te rekenen heb. Ik heb me meteen aangemeld. Voor slechts € 45 kan ik me een heel jaar lang zorgeloos aan het fietsen overgeven. Meer informatie krijg je hier: fietsbijstand

Als men nu ook nog een ziekenfonds voor huisdieren opricht, ben ik helemaal tevreden.

Platvloerse lolbroekerij

carnavalsvierderEr heerste een carnavalesk sfeertje in de dorpskroeg, al viel dat natuurlijk in niets te vergelijken met hetgeen er zich dezer dagen in Rio de Janeiro of zelfs in Aalst voltrekt. De ludieke bedrijvigheid beperkte zich tot een zeer verzopen jongeman, die zich met een feestmuts getooid had en op opdringerige, ja zelfs hinderlijke wijze een roltong hanteerde, waarmee hij iedereen tegen zich in het harnas joeg. Het zal dan ook niemand verbazen dat een brutale kerel hem plots dat feestartikel uit de mond rukte, om het onder zijn meedogenloze schoen te vermorzelen, alsof het een torretje betrof.

De vrolijke carnavalsvierder had echter nog meer in zijn mars en in petto.
─”Ik zal het beste van mezelf laten zien!” liet hij ons met luider stem weten.
Hij voegde de daad bij het woord, graaide voortvarend in zijn broek, bracht zijn flurk aan de oppervlakte en liep vervolgens uitgebreid met die kwispel te leuren, tot de kastelein hem tot de orde riep.

Hij was helaas nog niet met ons klaar.
─”De dag des oordeels is aangebroken!”, profeteerde hij met een declamatorische galm in zijn stem, waarna hij zich tot een meisje wendde en sprak: “Toon me je tieten en ik zal ze beoordelen!”

Meteen daarna lag hij op de vloer, geveld door de onverbiddelijke vuist van haar verloofde.

En zo werd het nog een heel aardige avond.

De ballonne benne binne!

Gisteren viel ik ten prooi aan mijn verjaardag. Omdat ik van plan was om dat in alle stilte te ondergaan, gaf ik nauwelijks ruchtbaarheid aan wat in de volksmond een heuglijke gebeurtenis heet. Wie beschrijft dan ook mijn verbazing toen er hier gisteravond, tussen de klok van acht en negen, een regelrechte invasie plaatsgreep van anderhalf dozijn mensen die het goed met me menen. Ze waren in het gezelschap van een ruim assortiment versnaperingen en allerhande lafenis, hetgeen ─ het is algemeen bekend ─ in niet geringe mate bij kan dragen tot het uiten van feestvreugde, zodat we willens nillens overgingen tot het vieren van mijn gedenkdag.

Dat duurde tot in de kleine uurtjes. Het gevolg daarvan is dat ik vandaag mijn draai niet kan vinden en telkens weer in de versukkeling raak. Ook mijn katten zijn nog niet helemaal van de emoties bekomen. We zullen het moeten uitzitten.