Tag: sport

Dat zijn toeren!

Vandaag trekt de Tour de France zich voor de honderdste keer op gang. Mijn belangstelling en mijn enthousiasme voor deze hoogmis van de wielersport zijn danig bekoeld, sinds ik weet dat de hoofdmoot van het peloton uit vals spelende dopinggebruikers bestaat. Als ik desalniettemin sommige ritten op het ruitje zal volgen, is dat louter vanwege het fraaie natuurschoon dat de camera’s ons zullen opdissen, want laten we wel wezen: Frankrijk voldoet op velerlei gebied aan het toeristische verwachtingspatroon en beschikt zeer zeker over tal van glorieuze landschappen.

In weerwil van mijn argwaan heb ik toch een paar favorieten uitgekozen. Voor de vlakke ritten is dat een olijk enfant terrible: het sprintkanon Peter Sagan, die op het podium van de Ronde van Vlaanderen bewees dat hij de katjes niet enkel in het donker knijpt. Voor de bergritten en de eindoverwinning staat de bescheiden en ouderwets hoffelijke Christopher Froome ─ you are a gentleman, sir! ─ helemaal bovenaan mijn lijstje. Entre les deux, mon coeur balance.

Allez, vooruit met de geit en gaan met de banaan, tourkaravaan!

Prummeltjes

Sport

Rob Ruijgh is een wielrenner en hij woont in de buurt van omloop van de Amstel Gold Race. Nogal wiedes dus dat hij gisteren aan die wedstrijd mocht deelnemen. Dat heet in het jargon: voor eigen volk rijden, of in zijn achtertuin fietsen.

De zon zette haar beste straaltje voor en het parcours was niet alleen bezaaid met allerhande hindernissen en obstakels, maar kronkelde bovendien als een aal in doodsnood doorheen het fraaie landschap. Gelukkig lag het wegdek er over de volle 250 kilometer kurkdroog bij. Of toch niet helemaal. Eén grote plas had zich weten te handhaven en het was in die poel dat de lokale vedette tijdens een valpartij neerstreek, om er vervolgens als een modderduivel uit op te rijzen. Dat noem ik mooi mikken.

Ik mocht van mijn moeder nooit met andermans ongeluk of tegenslag lachen, maar soms ben ik ongehoorzaam.

Aardrijkskunde

Dankzij Saartje Vandendriessche, die met de haar aangeboren charme en een vaak spitsvondige bindtekst de verschillende onderdelen van het televisieprogramma Vlaanderen Vakantieland aan elkaar rijgt als ware het een parelsnoer, ben ik me er eindelijk van bewust dat het maar pover gesteld is met mijn aardrijkskundige kennis. Ik ben er al mijn hele leven van overtuigd dat de deelstaat Vorarlberg zich in het uiterste westen van Oostenrijk bevindt, edoch Saartje heeft me toch maar mooi duidelijk gemaakt dat ik er vies naast zit. Ze beweerde met grote stelligheid en op een toon die geen tegenspraak zou dulden: Vorarlberg is het meest oostelijke puntje van Oostenrijk.

Of was ze even het noorden kwijt?

oostenrijk

Enormiteiten

veldrijdenIk vind veldrijden een mooie en vaak ook spannende sporttak, die ik dan ook met enig plezier mag bezienswaardigen. De winnaar is bovendien bijna altijd een Belg, hetgeen niet alleen een opkontje is voor onze vaderlandsliefde, maar tevens ons lage zelfbeeld enigszins vermag op te krikken. We hebben al zo weinig om trots op te zijn.

Waar ik minder over te spreken ben, is de verslaggeving waarmee men de televisiekijker tijdens zo’n wedstrijd meent te moeten opzadelen. Meestal laat de beroepscommentator zich bijstaan door een man van het vak: in dit geval een persoon die zelf nog veldgereden … eh … geveldreden … eh … in velden gereden heeft. Tot daar aan toe dat die sportieveling meestal weinig welbespraaktheid aan de dag legt, of zelfs uitgesproken slecht ter tale is. Ieder vogeltje mag van mij zingen zoals het gebekt is. Erger vind ik het dat zo’n zelfverklaarde kenner een loopje neemt met de waarheid, zoals ene Paul Herygers dat onlangs deed.

De veldrijders dienden een nukkig heuveltje te beklimmen. Van de twee protagonisten deed de ene dat rijdend en de andere lopend.
─”Dat afstappen kost enorm veel seconden”, zei Herygers.

Enorm veel. Hoeveel zijn er dat dan? Ik schat op zijn minst een paar miljoen. Wel, ik heb ze geteld. Het waren er twee. Twee! Schoon aan de haak en in het handje. Ze moeten nu ook niet overdrijven, die gastcommentatoren.

Een nogal drieste aanpak

Het zal sommigen van jullie wellicht al opgevallen zijn dat ik slechts zelden over mijn sportieve prestaties schrijf. Die zijn inderdaad niet van aard om er prat op te gaan. Met wandelen kan ik behoorlijk uit de voeten en ook fietsen breng ik meestal tot een aannemelijk einde, maar zodra er een bal aan te pas komt …

Dat bleek gisteren nog maar eens toen ik onverhoeds tussen voetballende jongens terechtkwam en de bal plots op enigszins treiterende wijze naar me toe rolde. Ik haalde uit en gaf het ding een doodschop, waardoor het met een keizerlijke boog tussen de toeschouwers aan de rand van het plein terechtkwam: een groot aantal verlekkerd kijkende brandnetels. Lol maken is boeten. Ik mocht als dader het speeltuig opvissen en kwam vanzelfsprekend niet ongeschonden uit de confrontatie.

Terwijl ik thuis de jeukende bulten met azijn behandelde, moest ik plots aan mijn grootvader van moederszijde denken. Ik heb de man helaas nooit gekend, maar hij zou naar verluidt een echte natuurmens geweest zijn. Toen hij op zekere dag last kreeg van pijn in de onderrug, plukte hij een tuil brandnetels en bond die met behulp van een touw om zijn naakte middel.

Kun je nagaan hoe opgetogen mijn grootmoeder was toen hij aldus getooid naast haar tussen de lakens schoof.

Joehoe!

Bepaal voor je op reis vertrekt wat je aan kleren en geld wil meenemen.
Halveer vervolgens het aantal kleren en verdubbel het geldbedrag.

De ondervinding heeft me geleerd dat ik de bovenstaande raadgeving beter niet in de wind kan slaan. Mede daardoor allicht heb ik een in alle opzichten geslaagde vakantie achter de rug.

Dolce far niente noemen sommigen dat … vooral de Italianen dan, maar ook personen van andere nationaliteiten, die over de polyglottische gave beschikken, of gewoon indruk willen maken met hun kennis van buitenlandse gemeenplaatsen. Zalig nietsdoen. Wel, ik kan jullie verzekeren dat ik mijn dagen alleszins niet in ledigheid doorgebracht heb.

Ik bevond me in een gebied waar de natuur een verzachtende omstandigheid is. Ik beklom baldadige bergen en trotseerde smartelijk opengespleten rotspartijen, zwierf door lieflijke dalen en doorkruiste mysterieuze wouden, zwom in dromerige meren en ploeterde in walsende rivieren, dwaalde door grimmige spelonken, sopte door grazige weilanden … ach, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar het zal jullie ongetwijfeld een roodkoperen rotzorg zijn wat ik daarginds allemaal heb bewerkstelligd.

Rondraggen in de natuur … daar wordt een mens zo moe van, hè? Het heeft dan ook wat moeite gekost om me los te weken van mijn vakantie, maar vandaag sta ik ─ met enige overdrijving ─ weer op de barricaden. Nu ik de werkzaamheden hervat, wil ik in de allereerste plaats even stilstaan bij de Olympische Spelen, waar de Belgen zo maar eventjes drie medailles konden binnenrijven. Drie! Twee bronzen en één zilveren plak. Dan ben je lekker bezig! Het zilveren exemplaar werd bovendien behaald door een … eh … atleet, die op ongemeen soepele wijze op zijn buik ging liggen, teneinde een aantal schoten te lossen met een karabijn. Christene zielen! Als sportieve prestatie kan dat tellen. Ga d’r maar aan staan.

Onze noorderburen, de Nederlanders, kunnen zich met gepaste trots op twintig medailles beroemen: 6 gouden, 6 zilveren en 8 bronzen. Ik heb vanwege mijn vakantie slechts een van hun atleten aan het werk gezien: de goedlachse Epke Zonderland, die als geen ander aan een rekstok kan slingeren. Kijk, dat noem ik nu een topatleet. Bij hem vergeleken is onze karabijnschutter slechts een schopsteentje en daar maak je geen diamant van.

De bedenker van het fotograpje hieronder mag van mij trouwens ook een medaille krijgen.

Schavuit op ‘t schavot

Na hun prestatie plegen winnaars van wedstrijden een verhoog te bestijgen om zich, ten aanschouwen van het publiek, met lauweren te laten kronen. Ze krijgen eerst een trofee of een medaille, vervolgens ondergaan ze de zoenen van decoratief vrouwvolk, waarna ze met grote ingetogenheid en vaak ten prooi aan ontroering de nationale hymne van hun land aanhoren. Meestal mogen ze ook een ruiker lachende bloemen in ontvangst nemen en tegenwoordig zelfs vaak een grote fles champagne, die ze door de bank genomen op zeer onhandige wijze ontkurken, om er vervolgens de omstanders mee te besproeien. Wat een verkwisting!

Het is al met al een bijzonder feestelijke gebeurtenis en daarom verbaast het me in niet geringe mate dat men zo’n erepodium in het Nederlands ook wel een schavot noemt: een woord dat me onvermijdelijk met de akelige fantasie van een executie opzadelt.

Gisteren aanschouwde ik beelden van een tamelijk recent wereldkampioenschap wielrennen. Een Australiër, Cadel Evans, had het snelst gefietst, waardoor hij als eerste de eindstreep bereikte en die zowaar overschreed, met alle gevolgen van dien.
─”Cadel Evans beklimt het hoogste schavot”, zei de commentaarstem.
In close-up toonde men het getormenteerde gelaat van de schavotbeklimmer, die keek alsof men hem per scerpe examinatie ende torture tot bekentenissen gedwongen had.  Onwillekeurig wendde ik het hoofd af. Ik hoef het echt niet te zien als er een terechtstelling plaatsgrijpt. Rollende koppen of een lichaam dat aan een koord bungelt, vind ik niet echt een verheffend spektakel.

Hoewel het allemaal zo’n vaart niet liep, klaarde het gezicht van Cadel Evans niet op. Generaties wereldleed stonden in zijn gelaat geëtst. Hij bleef ons het smoel tonen van een buldog die op een wesp kauwt. Wat was me dat een rare schavuit op het schavot! Ik ben eigenlijk blij dat hij vanmiddag De Ronde van Frankrijk niet zal winnen, zodat dergelijk schouwspel ons bespaard blijft. Nu ja, de gedoodverfde winnaar, Bradley Wiggings, is ook niet bepaald moeders mooiste, of het zonnetje in huis.

Van mij had Chris Froome mogen zegevieren. Die heeft iets … ja, hoe zou ik het noemen …

Pépé beleeft een onvergetelijke dag

Ik bracht de druilerige zondagmiddag door in het gezelschap van Reinhold, met wie ik heel lang bevriend ben en die hier al vaker opdook, want we delen talloze verkwikkende herinneringen en blijven af en toe gezamenlijk dartel in het leven duiken.

Op de televisie voltrok zich een rit van de Tour de France, die zich van het Franse Belfort naar Porrentruy in Zwitserland voortbewoog. Reinhold verbasterde de uitspraak van laatstgenoemde stad tot porrentrui, alsof het een tricot betrof van een studente, die we in Vlaanderen een por plachten te noemen.
─”Dat zal ongetwijfeld een tiets truitje zijn”, gniffelde ik en mijn gezel gnuifde met me mee, want hoewel Van Dale nergens melding maakt van het woord tiets gebruiken wij het sinds jaar en dag om er een door overdreven strakheid rondborstig kledingstuk mee aan te duiden.

Ergens in de berm van de weg naar Porrentruy zat pépé in een klapstoel op de komst van de renners te wachten. Zijn nakomelingen hadden hem zijn zondagse pet opgezet en stonden hem op toezichthoudende wijze terzijde, want de brave man was oud en der dagen zat. Ze konden evenwel niet verhinderen dat hij danig in het gedrang kwam toen er vlak voor hem vier renners ten val kwamen. Op de televisie was herhaaldelijk te zien hoe pépé met zijn stoeltje en zijn hele hebben en houden de berm afgleed en drie meter dieper in de sloot terechtkwam. Ik zal nooit de paniek in zijn ogen en zijn om hulp smekende armen vergeten.

Ik weet het: een mens hoort niet te lachen met andermans ongeluk, maar als ik getuige ben van zoiets … ja, dan kun je me wegdragen, hè.

Een onafgebroken streven

In het televisieprogramma ‘1000 zonnen’ dook een surfster op die zich, in tegenstelling tot hetgeen men zou verwachten, niet op de wispelturige golven van internet waagde, maar zowaar de woeste en schuimbekkende golven van de Noordzee trotseerde. Het meisje koesterde tomeloze, want torenhoge ambities: ze wilde de Belgische kampioenstitel veroveren en daar had ze veel, om niet te zeggen alles voor over. Als ze ’s morgens de ogen opende, was naar het weerbericht luisteren het eerste wat ze deed …
“Als er golven zijn, dan ga ik natuurlijk surfen”, zei ze. “En als er geen golven zijn, dan wacht ik tot de golven komen.”

Ik moest even gaan zitten, want dat was niet mis. Er bestaan mensen die werkelijk voor niets terugschrikken als het om de verwezenlijking van hun droom gaat. Zitten wachten tot er golven komen … ga d’r maar aan staan! Als training kan dat tellen.

Waar is de kluts?

Ik was op bezoek bij vrienden en daar zat ik in een vleesetende fauteuil van een blonde rakker te genieten … eh … ik bedoel vanzelfsprekend een pilsje. Een mens moet vandaag de dag danig op zijn woorden letten.

De televisie stond aan en vertoonde uitslovers die harder liepen en hoger of verder sprongen dan nodig was. Sommigen noemen dat atletiek. We besteedden net zoveel aandacht aan het scherm als aan het ruitje van een wasmachine waarachter een bonte was draait, want we voerden een heel interessant gesprek. We hadden het namelijk over magere melk, waarvan mijn vriend vond dat het water was waar men eventjes een uier overheen gezwaaid had. Ik was nog bezig een lach te verstrekken toen de vrouw des huizes plots overeind schoot en ijlings de kamer verliet, krijsend dat haar was nog buiten aan de lijn hing.

Op de televisie was het plots zeer doeltreffend beginnen regenen. We kregen de tijd niet om haar te vertellen dat het sportstadion in kwestie zich in een ver buitenland uitstrekte en dat we er bij ons nog steeds mooi weer bij hadden, maar dat ondervond ze aan den lijve, want niet veel later keerde ze terug met de ietwat laconieke mededeling dat de zon nog volop scheen en dat een mens op den duur helemaal de kluts zou kwijtraken.

Scoren

Het kantoortje waar ik wat beroepsbezigheden verrichtte, bevond zich in een van de Brugse straten die, het is algemeen bekend, in hoge mate aan het toeristische verwachtingspatroon voldoen. Ik prees me gelukkig dat ik geen vrouw was, want ik zat daar als een publiek heerschap. Niets onttrok me aan het alziend oog van passanten uit alle hoeken van de aardkloot.

Vanwege het bijzonder fraaie weer had men ook nog de vensters opengegooid. Zo kwam het dat er uit de flat boven me een geluid kon ontsnappen, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet: men experimenteerde er ongebreideld met de seksualiteit en daar beleefde een wezen van vrouwelijke kunne zoveel plezier aan dat ze, vervuld van hulpeloze dankbaarheid, verrukte kreten bleef slaken. Zelfs op straat hielden mensen de tred in, keken omhoog en maakten zich vrolijk over hetgeen ze hoorden.

─”Lieve deugd!’ wendde ik me tot het meisje dat naast me op een computerklavier raffelde. “Die bruisen dusdanig van energie dat ze zich op het terrein van het magisch realisme begeven.”
Ze keek me niet begrijpend aan en ik wees ter verduidelijking naar het plafond.
─”O dat!” zei ze en ze glimlachte. “De baas kijkt naar het tennis. Hij is een grote fan van Maria Sjarapova, omdat die altijd zo wellustig kreunt.”

En toen moest het hersenverslindend orgasme van Yanina Wickmayer nog beginnen. Whoopie!