Tag: riposte

Deskundoloog

Gisteren met vrolijk aplomb geafficheerd door een onbekende aan de tapkast van een plaatselijke drenkplaats:

Een blindedarm mag zich eigenlijk gelukkig prijzen dat hij blind is, want anders zou hij nogal wat zien langskomen.

Ik oordeel het raadzaam om daar niet op voort te borduren. Bovendien heb ik vannacht bijzonder slecht geslapen, vanwege ongenode wezens die mijn dromen bevolkten, waardoor mijn oogopslag op dit moment slechts een minimum aan hersenactiviteit laat vermoeden en er me niet direct een geschikt slimmigheidje te binnen schiet.

Kropdoffer

De man is niet alleen een sympathieke guit en een olijk stuk vlees, maar ook wat in het spitsvondige en schalkse Vlaams een zwaantje heet en in algemener en dus saaier Nederlands een motoragent. Ik geef toe dat dit een uiterst zeldzame combinatie is. Wetsdienaren zijn vaak eersteklas droogstoppels en doorgaans asociale stukken chagrijn. Hij niet. Hij is een grappige en onvoorspelbare vent, die graag voor pias speelt en veroordeeld is tot levenslange kwajongenschap.

Tijdens een controle hield hij een patserkar aan, die alle snelheidsbeperkingen aan zijn laars … eh … banden lapte en waarin zich een deerne met een verwend pruilbakkes ophield. Ze liet het raampje neerwaarts suizen, trok een gezicht alsof ze iets smerigs rook en schompermuilde:
─”Weet je wie mijn vader is?”
─”Nee,” zei hij, “dat zul je aan je moeder moeten vragen.”

En toen gaf hij die aanstellerige troela de prent die ze verdiende.

Koempoelan

We waren bijeengekomen voor een partijtje lullepotten, doorspekt met wat platvloerse lolbroekerij en gedrenkt in opgefokte vrolijkheid, die overigens niet meer is dan een verschijningsvorm van de wanhoop.

Helaas had iemand zich net een nieuw mobieltje aangeschaft. Hij bleef het gezelschap bestoken ─ en hogelijk vervelen ─ met de zeer geavanceerde mogelijkheden van dat toestel. Hij noemde het een smartphone en vanwege de Engelse tongval die hij in de mond nam, klonk dat alsof hij een walvis stond te pijpen. Toen hij een zoveelste keer met het wierookvat zwaaide en de loftrompet over dat speeltje stak, vond iemand het blijkbaar welletjes.

─”Begin je nu weer met dat gemeier?” sprak hij zonder Franse complimenten. “Laten we het even leuk houden, kerel! Het kan niemand van ons een ruk schelen tot wat dat hebbedingetje van je allemaal in staat is. Jij hebt dat apparaat niet uitgevonden, wel? Je hebt het enkel gekocht en da’s geen kunst, dus kan dat gezeur nu misschien ophouden?”

Ik had het werkelijk niet beter kunnen zeggen, maar ik vrees dat ik het lef niet heb.

Best te pruimen

Het is paasvakantie en ik heb het twijfelachtige genoegen kost en inwoning te verstrekken aan een logeergast: een kwikzilverige en sympathieke knaap van een jaar of zestien. Met dat ’twijfelachtige genoegen’ doe ik hem eigenlijk onrecht aan, want hij valt mee in de kook. Hij deugt heel erg en zal volgens mij het kwaad niet in de wereld brengen.

Toen hij vanmorgen uit de badkamer kwam en zich in de keuken bij me voegde, vroeg hij op schalkse toon:
─”Zal ik jou eens wat goeie raad geven?”
─”Men begint oud te worden zodra men goede raad geeft in plaats van het slechte voorbeeld”, zei ik.
─”Dan ben jij inmiddels een fossiel”, ginnegapte hij.
─”In welke hoek wil je liggen?” dreigde ik. “Kom op met je goeie raad.”
─”Eet nooit pruimen als je honger hebt”, monkelde hij. “Ik ben vannacht behoorlijk aan de racerij geweest.”
─”Ik had je nochtans gewaarschuwd, maar jij moest nodig heel die kom leegratsen.”

Tijdens het ontbijt begon hij plots De Pruimeboom van Hieronymus van Alphen te declameren. Nu kunnen de meesten van ons wel de beginregels ervan voordragen ─ Jantje zag eens pruimen hangen, O! als eieren zo groot ─ maar tot mijn niet geringe verbazing reciteerde mijn huisgenoot meteen het hele gedicht.
─”En zomaar uit je hoofd”, sprak ik vol bewondering.
─”Mijn reet articuleert niet zo lekker,” gnuifde hij, “al leek dat vannacht wel even anders.”

Kijk, als iemand met zo’n vlotte babbel gesierd is, kan ik zeer zeker met haar of hem lezen en schrijven.

Minnebrand

─”Wat eten we vanavond?” vroeg hij nors en de alcohol sprak een woordje mee.
─”Gemalen glasscherven met zeepsop”, grauwde ze hem aan. “Kun je schuimbekken en knarsetanden.”
─”Stomme gleuf dat je bent!” ging hij haar met schimpende woorden te lijf. “Eet een kakkerlak en kruip in je graf!”
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hun relatie wat aan het verpieteren, indien al niet gedoemd is en dat het leven ons eerlang opnieuw en nog maar eens met een uitgejubeld huwelijk zal confronteren. Tja, niet het loslaten, maar het vastklampen doet pijn.

De moraal van het verhaal:

Kijk uit voor u zich bindt, of u toch niet wat beters vindt.

En wat zal ik vanavond eens eten? Een snee soep met een hanenei? Of nee … beulingen met appeltrut. Eigenwijs lekker is dat. Het zal dan ook niemand verbazen dat men dit nochtans eenvoudige gerecht in Germanistan Himmel und Erde noemt. Mens toch, het water loopt me nu al uit de bek.

Goeie zin in ‘t leven

Tijdens mijn werkzaamheden belandde ik op een internetpagina waar men tijdelijk een Memory Optimizer weggaf. De meningen over het al dan niet nuttig zijn van een dergelijk programma zijn zeer verdeeld. Voor de meesten is het gebruik ervan even nutteloos als het kammen van een bronzen paard. Dat bleek ook uit de commentaren die de voor- en tegenstanders ervan postten. Ik mag graag zulke reacties lezen, want je kunt er wat van opsteken en ik wil op de hoogte blijven. Het dwingt respect af, als je aan de tapkast van het dorpscafé kunt uitpakken met de bewering dat een bepaald programma een bidirectioneel algoritme gebruikt om een hexadecimaal veld aan te maken.

Om dergelijke wijsheid te vergaren, las ik dus de commentaren die men aan de gratis Memory Optimizer wijdde. Het was verdraaid saaie lectuur, neem dat van mij aan, maar plots nam een olijk stuk vlees, Thomas, het woord. Hij schreef:

Uitstekend programma, dat zich makkelijk laat downloaden. De snelheid van mijn computer is erdoor verviervoudigd, het geheugen is nu dubbel zo groot en het energieverbruik gehalveerd. Bovendien bezorgt het me gratis pizza’s en het werkt onophoudelijk aan de wereldvrede. Ik steek er mijn drie duimen voor omhoog.

Geef die sympathieke guit een pint van me! En ik wil graag naast hem zitten als hij die opdrinkt.

Haast je langzaam

Er waren eens drie dartele huppelkutjes ─ meisjes van een jaar of vijftien ─ die met elkaar konden lezen en schrijven en derhalve vriendschapsbanden aanknoopten. Enkele weken geleden moeten ze besloten hebben om wat aan hun lichamelijke conditie te doen, want sindsdien draven ze iedere avond strijk-en-zet in sportieve uitmonstering voorbij mijn woning: een bezigheid die men in de wandeling joggen, of ook nog trimmen noemt.

Twee van die meiden zijn zo slank dat ze vermoedelijk slechts één streep op hun pyjama hebben en ze lopen als kievieten. Het derde meisje torst wat meer gewicht. Ze is niet dik, maar toch dubbel gevoerd. Daarom zeilt ze altijd in het kielwater van haar vriendinnen. Nu ja, het kielwater … ze klost zo’n vijftig meter achter ze aan. Telkens als ik dat clubje zie, erger ik me er een beetje aan dat die twee ranke hindes niet wat meer respect opbrengen voor hun metgezellin, door bijvoorbeeld hun tempo wat te matigen, louter uit saamhorigheidsbesef.

Ik ben de laatste tijd nogal uithuizig geweest en daarom heb ik ze aantal weken niet gezien, maar gisteren was ik buiten toen ze in de stemmige avondschemering tevoorschijn traden. Tot mijn grote vreugde was de achterstand van het dikkere meisje nog slechts een meter of tien. Het kan nooit lang meer duren of ze haalt de anderen in. Van mij mag ze die zelfs voorbijsteken.

─”Hupsakee!” kreet ik enthousiast.
De ranke hindes bedachten me enkel met een hautaine blik. Het mollige meisje zwaaide echter naar me, bedacht me met een alverslindende glimlach en riep:
─”Kijk uit, want de kilo’s vliegen er hier af!”

Het is waar dat dubbel gevoerde mensen aangenaam in de omgang zijn en goeie zin in ’t leven hebben.