Tag: privacy

Krijg het zeepokkenlazarus!

Zij die me kennen, weten het ongetwijfeld: ik hou niet van onaangekondigd bezoek. Als het dan ook nog wildvreemden zijn die bij me aankloppen, of aanbellen, teneinde mijn leefwereld binnen te dringen, kan ik daar zelfs heel lastig van worden.

Trouwens, wat dat aankloppen of aanbellen betreft … Het gebeurt steeds vaker dat iemand op de belknop drukt, om dan meteen naar een raam uit te wijken en naar binnen te gluren. Soms krijg ik niet eens de tijd om me te verstoppen en ben ik wel verplicht om de bezoeker binnen te laten, of minstens te woord te staan. Dan zijn ze danig op hun tenen getrapt als ik ze mededeel dat ik dergelijk gedrag in hoge mate storend en onbeschoft vind. Mag ik soms?

Verleden zaterdag stond ik pannenkoeken te bakken, toen er plots iemand via het terras bij me in de keuken verscheen. Ik schrok me de vellen, deinsde terug als een duivel die een veeg met een wijwaterkwast krijgt en hield maar net mijn darmen bij elkaar.
─”Wat krijgen we nu?!” riep ik. “Wat heb jij hier verloren?”
─”Ik kwam eens even informeren of je misschien belangstelling hebt voor …” begon de man.
─”Ik heb nergens belangstelling voor”, onderbrak ik hem bot. “En kan je nu stante pede je karkas naar buiten hijsen, onbeschofte pummel!”
─”Commandeer je hond en blaf zelf”, repliceerde hij. “Je hoeft ook niet zo agressief uit je kop te kijken. Weet je dat je knap fel overkomt?”

Dat was het moment waarop mijn bloed in karnemelk veranderde. Ik ontstak in een vlaag van razernij en herhaal hier liever niet wat ik allemaal uitkraamde, want het was alleszins weinig verheffend, maar het sorteerde effect. Ik hoefde die schijtlijster zelfs niet de tent uit te mikken. Hij ging ervandoor alsof uitslaande brand hem aan de broek lekte.

Het is toch ongelofelijk wat er allemaal in het wild rondloopt. Nu zit ik me natuurlijk voortdurend af te vragen wat voor interessants hij mogelijkerwijs voor me in petto had.

Heb je die van mij al gezien?

kerstversieringIs het jullie ook al opgevallen dat gordijnen en rolluiken heel lang openblijven in deze tijd van het jaar? Ze trotseren de duisternis van de avond en blijven zelfs een groot gedeelte van de nacht inkijk verlenen in de woningen, waarvan ze normaliter de ingewanden aan het oog onttrekken.

Ik meen te weten hoe dat komt. De bewoners van die huizen willen namelijk hun opgetuigde kerstboom, en desgevallend andere versierselen, aan de wereld tonen, in een poging om elkaar de loef af te steken. Ik wil de … hebben. Jullie mogen zelf een overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord invullen. Enkele suggesties: mooiste, grootste, opgedirktste …

Ik doe daar niet aan mee. Ik ben namelijk in zeer hoge mate op mijn privacy gesteld en blijf me derhalve onveranderlijk met dekenzware gordijnen onledig houden als de duisternis intreedt. Bovendien woon ik nogal afgelegen, zodat slechts weinigen een kerstboom die zich te mijnent verheft zouden kunnen aanschouwen. Nu ja, een groot gat in hun cultuur kan je dat bezwaarlijk noemen. In de jaren die achter ons liggen, placht ik me nooit met bomen, stallen of decoraties in te laten. Verleden week heb ik op zolder evenwel een voorwerp aangetroffen, dat voor een kerstboom kan doorgaan. Het is een piramide van gevlochten draadwerk, waarin ongeveer een dozijn lampjes verweven zitten. Ik heb het gevalletje ooit cadeau gekregen van een vriendin en nu heb ik het op mijn bureau geïnstalleerd. Je hoort me niet beweren dat ik er sfeerschepping mee bewerkstellig.

Als ik ’s avonds mijn gordijnen zou openlaten, zijn de passanten die dat schabouwelijke ding opmerken in staat om bij me binnen te dringen, teneinde eigenhandig de gordijnen dicht te trekken.

Dus doe ik dat maar zelf.

Bel me niet meer!

BelmenietIk stelde vast dat ik in toenemende mate en bovendien op de ongelegenste tijdstippen lastig gevallen werd door allerhande bedrijven, die me telefonisch geld probeerden af te tappen, door me tot een aankoop of het nemen van een abonnement te verleiden.
“Dat moet nu maar eens gedaan zijn!” mopperde ik geërgerd en ik begaf me met rasse, want spinnige vingertred op internet, meer bepaald naar de website waar men zich op de zogeheten bel-me-niet-meer-lijst kan inschrijven. Als je dat doet, zorgt men ervoor dat je geen ongewenste reclame meer ontvangt via de telefoon. Ik besloot geen halve maatregelen te nemen en liet meteen zowel mijn vast als mijn mobiel nummer taboe verklaren voor commerciële doeleinden.

De daaropvolgende dag was ik net aangeschikt om mijn favoriete kostje ─ beulingen met appeltrut ─ in mijn voerklep te stouwen toen mijn mobieltje van zich liet horen.
“Doe me een lol! Ik zit te eten!” foeterde ik verongelijkt, maar desalniettemin bracht ik het contact tot stand.
Iemand probeerde een krant aan me te slijten.

De daaropvolgende dag was ik bezig mijn frituurpan te verschonen ─ een karwei dat allerminst bevorderlijk is voor mijn humeur ─ toen mijn vaste telefoon om aandacht bedelde.
Iemand stelde alles in het werk om me van energieleverancier te doen veranderen.

Ten zeerste verontwaardigd spoedde ik me opnieuw naar de website van ‘bel me niet meer’.
Het verzet moet worden nageleefd zodra je bent ingeschreven, las ik daar.
“Krijg de donkerbruine touwtering!” riep ik en terwijl ik mijn stekels opzette, klikte ik me door naar hun contactpagina, teneinde daar in een e-mail venijn te sproeien als een opgefokte cobra.

Onderweg stuitte ik echter op de rubriek Veelgestelde Vragen.
Een van die vragen was: Hoeveel tijd zit er tussen mijn inschrijving en het moment waarop ik geen reclame meer ontvang?
Het antwoord luidde: De inschrijving van je telefoonnummer gebeurt binnen de 5 werkdagen.

Ik heb ze geen mail gestuurd. Nu maandag is het de vijfde werkdag. 

Brozems

Helemaal aan het begin van het pad dat naar mijn woning drentelt, heb ik ooit een bordje neergepoot met de melding dat het een privaat weggetje betreft. Desalniettemin negeren wandelaars, joggers, fietsers, hondenuitlaters en soms zelfs ruiters deze mededeling om hun goddelijke driehoek te gaan. Ik ben een verdraagzaam mens en dus kan ik het hebben, zolang ze maar geen uitwerpselen achterlaten of bij me aanbellen met de vraag of ze even mijn toilet mogen gebruiken. Ik heb een beetje last van smetvrees.

Sinds een paar dagen krijg ik echter te maken met een aantal motorcrossers, die met hun helse en uitermate luidruchtige machines in splijtende vaart langs mijn stulp jakkeren en niet alleen lawaaimolest veroorzaken, maar tevens een gevaar vormen voor de mensen en dieren, inclusief mijn katten, die zich op het pad bevinden en hoegenaamd niet voorbereid zijn op zo’n driest geweld. Ik heb tijdens hun passage al een paar keer heftig staan gesticuleren, maar dat lappen die heren vanzelfsprekend aan hun laars. Ik zou een beroep op de politie kunnen doen, maar die zullen mij waarschijnlijk zien komen, want ik weet nooit vooraf wanneer die vanwege hun helmen onherkenbare maniakken zullen opduiken en mag niet verwachten dat agenten permanent de wacht optrekken.

Ik zou natuurlijk een afsluiting kunnen aanbrengen, maar dan moet ik die bij aankomst of vertrek zelf ook iedere keer openen en sluiten … zelfs bij nacht en ontij, of als het zeer doeltreffend regent. Nee, ik zal iets anders moeten verzinnen.

Stalken

Het was nog vrij vroeg in de kerstmorgen toen mijn mobieltje te kennen gaf dat er een sms voor me binnengelopen was, afkomstig van een persoon van wie het nummer zich niet in het geheugen van mijn toestel bevond.
“Joyeux noel mon ami john”, las ik.

Aangezien John net zo min mijn naam als een alias van me is, maar vooral omdat ik keurig netjes opgevoed ben, liet ik per kerende in mijn hoffelijkste Frans weten dat ik wellicht niet de beoogde ontvanger van het bericht met de kerstwensen was, omdat … tralala en reldeldel.

Ik kreeg vrijwel onmiddellijk antwoord, in schabouwelijk Frans en op nogal botte wijze: “Ces qui le num la”. 

Ik bleef blijk geven van fijngemanierdheid en deelde mee dat ik het niet nodig vond om me bekend te maken, aangezien … blablabla en ronflonflon.

We zijn ondertussen een etmaal later en ik heb inmiddels nog acht ronduit onbeschofte, om niet te zeggen gevaar uitwasemende berichten van dat onbehouwen sujet ontvangen en onbeantwoord gelaten. Het hele gedoe begint me te beknellen. Bewaar me, zeg! 

O dennenboom (maar ‘t zijn sparren)

Ik ben het inmiddels een beetje kwijt, maar er is een tijd geweest dat ik me vol overgave in het feestgedruis van de jaarwisseling stortte, ja zelfs van harte deelnam aan de daarmee gepaard gaande gebruiken. Zo schrok ik er bijvoorbeeld niet voor terug om binnenskamers een spar neer te poten, om die vervolgens op kitscherige wijze op te tuigen. Het overkwam me zelfs dat ik me aan het kwelen van vrome en dus zoetsappige kerstliederen overgaf, al mogen jullie dat eigenlijk met een grove korrel zout nemen. Het is niet zo dat ik al zingend op zoek ging naar een toonsoort die ik niet kon vinden. Wel integendeel! Ik produceerde allerminst een onlekker geluid, als eigenaar van wat men in vaktermen een smooth bastard van een stem noemt, maar de vroomheid van wat ik ten gehore bracht, ontspoorde vaak in regelrechte boersheid door toedoen van het onbeschaafde gezelschap waarin ik placht te verkeren. Als ik bijvoorbeeld het beroemde lied van de herdertjes ten beste gaf en zong … de herdertjes lagen bij nachte, zij lagen bij nacht in het veld … was het woord veld nog maar net van mijn lippen gerold of mijn toehoorders voegden daar de in koor gebrulde kreet ‘poepzat’ aan toe. Jullie zullen het ongetwijfeld met me eens zijn dat dergelijke kazernetaal niet in een deugdzaam lied thuishoort of, zoals een uitdrukking uitdrukt, niet geschikt is voor onder de kerstboom. Bovendien is het hoegenaamd niet zeker dat de herdertjes, die tijdens de allereerste kerstnacht in het veld lagen nadat ze hun schaapjes geteld hadden, zich in de milde schemer van alcohol bevonden. Hoewel … als je engelen hoort zingen …

Maar goed, ik zit hier maar af te lopen, terwijl ik het eigenlijk over de eertijds door mij gebruikte kerstbomen wilde hebben. Ik opteerde altijd voor een spar met kluit, die ik na de feestdagen een plekje gaf in een verloren hoek van de voortuin. Ondertussen staan ze daar al met zijn zessen, of eigenlijk stonden, want ik heb vanmorgen ontdekt dat men ze ontvreemd heeft. Ik voel me daar bijzonder onbehaaglijk bij, niet zozeer vanwege de gestolen sparren, maar omdat iemand mijn terrein en dus ook mijn leven binnengedrongen is, om zich dingen die mij toebehoren toe te eigenen. Met het kleine begint men, bij het grote houdt men op.

Ongelofelijk wat er allemaal in het wild rondloopt en zich bij nacht en ontij in bossen ophoudt. Al in lang vervlogen tijden maakten geduchte roversbenden deze contreien onveilig en kennelijk dwaalt hier nog steeds allerhande tuig van de richel rond: mensen die alleen ’s nachts voor de dag durven komen ─ de woordspeling is als zodanig bedoeld ─ en zich dan nog het liefst in uitbundige vegetatie verschuilen. Het zal nog eens zo gaan dat …

Ik heb voor alle zekerheid een soortement knuppel achter de deur staan. De boeven en moordenaars die me bedreigen, het gajes en de schoften, ja, zelfs de seksmaniakken die me willen verkrachten en aldus mijn jongensachtige onschuld bezoedelen, zullen allemaal met mijn grote knots kennismaken. Geen genade! Ik geef ze een hengst voor hun schalen, ik ruk ze de knieschijven af om ze als puck te gebruiken, ik mep ze tot pindastrooisel, ik …

Nee, ik moet er vooral niet aan denken of ik doe geen oog meer dicht … en daar wordt een mens toch zo moe van, hè!

Informationele privacy*

Ik stel met ongenoegen vast dat het leven me tegenwoordig in toenemende mate met het fenomeen cashback confronteert. Ik erger me niet alleen aan het feit dat men het Nederlands opnieuw en nog maar eens stiefmoederlijk behandelt, maar vooral aan de manier waarop het systeem in kwestie werkt en persoonlijke gegevens van me lospeutert.

Als je vroeger wat kocht, kon je soms van een korting genieten, die men onmiddellijk verrekende. Je betaalde het nettobedrag en daarmee was de kous af. Vandaag de dag kent men dergelijke reducties toe via het cashbacksysteem. Als je als klant de terugbetaling wil bekomen, moet je eerst de volle mep betalen, daarna een aantal formulieren terugsturen, met vermelding van persoonlijke gegevens, zoals bijvoorbeeld je coördinaten, je mailadres en je bankrekeningnummer, en vervolgens ongeveer een maand geduld oefenen.

De directe aanpak was wellicht te eenvoudig. Als de klant korting wil, moet hij daar wat voor doen. Voor niets gaat de zon op. Het zal eenieder duidelijk zijn waarom bedrijven zo gretig naar cashback overschakelen: men wil je je personalia ontfutselen, om daar in de toekomst de hemel weet wat mee aan te vangen. Wel, mij krijgen ze daar niet voor! Ik doe er niet aan mee en laat alles wat cashback is links liggen.

*Informationele privacy is de bescherming van persoonsgegevens, met name het recht om niet meer informatie over zichzelf te verstrekken en aan niet meer personen dan strikt noodzakelijk is, en het recht om te weten welke persoonlijke informatie er in omloop is, hoe die verzameld is en wat ermee gedaan wordt.