Tag: opvoeding

Strontzaak

We zaten met ongeveer z’n vijftienen onder fleurige parasols op een terras, zij het niet echt in jolig groepsverband, want we kenden elkaar niet. Op de pleinachtige toestand die zich voor ons uitstrekte, verscheen een man die een hond aan de lijn had van een model waarop ik niet meteen een merk kon plakken. Hij merkte ons op, bombardeerde ons waarschijnlijk tot zijn publiek en liet de viervoeter wat kunstjes opvoeren: liggen, rollen, zitten, pootjes geven, blaffen … Tussendoor vergewiste hij er zich telkens van of we wel naar hem keken en of hij misschien een staande ovatie in de wacht zou slepen. Hij kreeg zelfs geen applausje. Hij kwam naar ons toe en probeerde ons te epateren met de mededeling dat hij al bijna drie jaar iedere week een hondenschool bezocht, teneinde het dier in gehoorzaamheid te trainen. We waren er geen van allen kapot van.

Tien minuten later ontmoette ik hem in het park, waar zijn metgezel bezig was een nieuw kunstje op te voeren: in hurkzit een knoeperd van een drol uit het poepgat persen, waarna de kynoloog doodgemoedereerd zijn weg vervolgde zonder de troep op te ruimen.
– “Bestaan er ook scholen waar ze hondenbezitters dresseren en ze leren om de uitwerpselen van hun dieren op te ruimen?” riep ik hem toe.
Hij keek buitengewoon agressief uit zijn kop. Het zal nog eens zo gaan dat ik de duivel in iemand wakker maak, zodat hij tot handgemeen overgaat of zelfs zijn hond op me aansart. Ik kan het gewoon niet laten. Het is sterker dan mezelf …

… want bestaat er een smeriger karweitje dan kokhalzend stront van schoenzolen schrapen?

Een schransfestijn

Wie net als ik geregeld in een supermarkt van Colruyt pleegt rond te scharrelen, zal weten dat er daar af en toe, om niet te zeggen meestal, wat te savoureren valt. Vanmorgen kreeg ik zelfs de indruk dat er een feestje met lopend buffet aan de gang was, want het proevertjesaanbod was overweldigend: koffie, koekjes, kip, wijn, charcuterie, chips …

Omdat ik mijn zinnen op kersen gezet had, begaf ik me naar de onderkoelde afdeling groenten en fruit. De prijs van het fel door mij begeerde fruit viel danig tegen: net geen elf euro voor een kilogram, terwijl dat amper een paar weken geleden nog zeven euro minder was. Ik laat weliswaar mijn geld niet beschimmelen, maar anderzijds gooi ik het ook niet over de balk, dus stond ik even in beraad. Twee ‘dames’, die kennelijk op strooptocht waren en samen vijf kinderen in hun kielzog hadden, maakten van mijn aarzeling gebruik om voor te dringen. Met z’n zevenen begonnen ze rode vruchtjes in hun voerklep te stouwen, hoewel men die niet ter degustatie aanbood. De pitten spuwden ze doodgemoedereerd terug waar ze vandaan kwamen, waardoor ik meteen mijn kersentand uittrok. Ik zou me daar een beetje in die bakken staan graaien. Bah, wat vies!

Iets later zou ik nog een keer het pad van die vraatzuchtige bende kruisen. In de diepvriesafdeling lagen twee grote, tot punten versneden pizza’s op gegadigden te wachten. De kloeken met hun kuikens ratsten binnen de kortste keren beide schotels leeg en begaven zich toen volgepropt naar de kassa, met in hun winkelwagen een zakje chips en een fles cola. Colruyt had veel geld aan ze verdiend.

Soppen

Ik ben keurig en netjes opgevoed ─ kijk me aan een doe er je voordeel mee! ─ gedraag me hoffelijk, geef altijd mijn ‘schoon’ handje, spreek met twee woorden en neem steevast de nochtans vaak oubollige etiquette in acht, behalve …

Ik heb een logeergast: een knul van net geen zestien jaar. Zijn ouders, met wie ik bevriend ben, zijn begonnen aan een verre tocht waarvoor vaccinaties verplicht zijn en hebben de vrucht van hun liefde tijdelijk te mijnent ondergebracht. Dat reist prettiger. Hij is een gave jongeling, welgemanierd in spreken en handelen, waarvoor ik geneigd ben enthousiaste superlatieven te gebruiken. Je hebt er bij wijze van spreken geen kind aan.

We zaten samen aan het ontbijt. Ik betrapte hem erop dat hij herhaaldelijk aanstalten maakte om het broodje dat hij verorberde in zijn kop met cacao te dompelen, maar dat telkens wist te voorkomen.
─”Je hebt zin om te soppen, hè?” veronderstelde ik.
─”Het is bijna sterker dan mezelf,” gaf hij toe, “maar mama heeft me op het hart gedrukt dat ik het hier niet mag doen.”
─”Jouw moeder weet waarschijnlijk niet dat ik zelf ook een fervent sopper ben”, meesmuilde ik samenzweerderig. “Zullen we?”

Gesopt dat we hebben! En gelachen.

Op 11 december 2010 heb ik hier ─ in Tafelmanieren ─ vermeld dat ik met soppen begonnen was en niet de intentie had om daar ooit mee op te houden. Wel, ik ben er dus niet mee opgehouden.

Straatschenderij

Ik stap of fiets vrijwel dagelijks voorbij een majestueuze treurwilg, die zwaarmoedig staat te druiloren in het midden van een zilverig groen grasveld.

Dat gedrild gazon oefent een grote aantrekkingskracht uit op dieren in het algemeen en honden in het bijzonder, in die mate zelfs dat de lokale overheid er een verbodsbord heeft laten neerpoten, dat aan iedereen, ja zelfs aan ongeletterden, duidelijk moet maken dat men het plantsoen vooral niet als een openbaar toilet voor viervoeters moet beschouwen.

We leven helaas in een tijd waarin het vandalisme hand over hand toeneemt. Het bord heeft er welgeteld twee dagen onaangeroerd gestaan. Het staat er nu nog steeds, maar baldadige handen hebben het naar de filistijnen geholpen door er platvloerse boodschappen op aan te brengen in onuitwisbare viltstiftletters. 

Honden mogen het gras niet bevuilen, maar sommige mensen schrikken er niet voor terug om andermans goed onherroepelijk te beschadigen. Zou je ze niet!

vandalisme

Opvoedkunde

Het begon zo geduldig te miezeren dat ik er nauwelijks wat van merkte en niet eens de moeite nam om mijn paraplu open te klappen. Ik liep langs een afsluiting, waarachter zich zo te horen huishoudelijke, of toch zeker familiale taferelen afspeelden.
– “Het regent een beetje”, hoorde ik een kinderstemmetje zeggen.
– “Regent het een beetje?” verwonderde de vermoedelijke vader zich. “Inderdaad! Het regent en de zon schijnt. Wat zeggen ze dan?” De man liet een vervaarlijk gebrom horen en riep met luider stem: “’t Is kermesse in d’ helle!”
Het kind zette het op een krijsen, koos het hazenpad en zocht heil bij zijn moeder.
– “Papa is stout!” pruilde het.
– “Tegen wie zeg je het!?” mompelde de moeder, die kennelijk wist wat voor vlees ze in de kuip had.

Een hartverheffend tafereeltje

Vanmorgen zag ik een ‘pruttig’ meisje … Ha, wat is pruttig een heerlijk West-Vlaams woord. Je kan er ook niet meteen een Nederlandse vlag voor vinden die de hele lading dekt. Pruttig, dat is zowel hups, als bekoorlijk en lief … maar ik dwaal af, zij het opnieuw niet met tegenzin, want taal in het algemeen en het Nederlands met zijn aanverwanten in het bijzonder blijven me mateloos boeien.

truckersarmHet pruttige meisje van een jaar of tien was getooid met een geel fluorescerend hesje en een helm van dezelfde kleur. Ze hing in een vrij ongemakkelijke houding op haar fietsje aan de rand van een drukke weg, wachtend tot ze veilig kon oversteken. Dat bleef duren. Opeens kwam er echter een mastodont van een vrachtwagen aangereden, die met veel gepiep, geknars en gesis van allerhande onderdelen halt maakte. Het portierraam liet een stoere, met tatoeages getooide arm los, die wenkend duidelijk maakte dat ze haar gang kon gaan. Ze borstelde een alverslindende glimlach op haar gezicht en repte zich vervolgens op nogal stuntelige wijze de straat over. Hoewel ze zo te zien over nog maar weinig stuurvastheid beschikte, getroostte ze zich toch de moeite om even haar hand op te steken en ermee naar de chauffeur te zwaaien, die dat gebaar prompt beantwoordde.

Zo kan het dus ook, al vraag ik me af of de trucker in kwestie dezelfde hoffelijkheid aan de dag zou gelegd hebben als ik me aan de kant van de weg had bevonden? Ik denk het niet. Ik weet het eigenlijk vrij zeker. Vermoedelijk zou ik een aantal keren mijn verjaardag vieren, daar op de oever van de verkeersstroom. Hoewel … 

Op stoot

Ik sta weer midden in de matses.

Het is immers examentijd en zoals ieder jaar ontdekken studerende jongelui nu plots dat ze worstelen met een eigenheid van het Nederlands, of een andere taal. Aangezien ik in de contreien waar ik hoofdkwartier houd enige bekendheid verworven heb omdat ik over een vrij uitzonderlijke talenknobbel beschik, doet menigeen een beroep op me om hun tekortschietende kennis wat bij te spijkeren. Dat gaat natuurlijk ten koste van de tijd die ik normaliter aan andere bezigheden besteed, zoals bijvoorbeeld bloggen.

Als ik hier wat onregelmatiger dan gewoonlijk verschijn, is dat dus van tijdelijke aard.

Of zoals de Afrikaanders zeggen: Alles sal regkom as elkeen sy plig doen.

Rustverstoorders

Het liep tegen de middag en ik wandelde naar de abdij van Zevenkerken. Nee, ik was hoegenaamd niet van plan om me als postulant aan te melden, want ik leid een zondig leven, maar het klooster bevindt zich op strompelafstand van mijn woning en je kunt er heerlijk ronddwalen in de uitgestrekte bossen die tot het domein behoren. Er is een tijd geweest dat je er de prinsen Filip en Laurent kon ontmoeten, want die hebben daar op school gezeten. Het prestigieuze internaat biedt nog steeds onderdak aan kinderen uit erg gegoede kringen.

Er is ook een cafetaria, annex bistro, waar je ’s middags tegen een democratische prijs een dagschotel kunt nuttigen. Gisteren was dat bijvoorbeeld een vispannetje met aardappelpuree of frieten. Aangezien ik wel honger had, maar geen zin om te koken, besloot ik van dat aanbod gebruik te maken. Het moet gezegd: het is er prachtig zitten, zowel op het grote terras als in de weidse boomgaard. Toen ik er arriveerde, kwam ik nog in een oase van rust terecht …

zevenkerken

… maar toen verschenen er plots wel dertig luidruchtige fietsers ten tonele, die luidens opschriften op hun kleding lid waren van Okra, hetgeen ─ ik heb het even moeten opzoeken ─ een ouderenvereniging is. Ze stalden hun rijwielen niet in de daarvoor bestemde rekken, maar klakkelings tegen bomen en ieder beschikbaar muurtje. Een paar van die luiden sleurden hun elektrisch aangedreven vervoermiddel zelfs het terras op, om via de daar aanwezige stopcontacten hun batterijen bij te laden. Dat werd ze verboden door de uitbaatster van de bistro, maar de senioren sloegen haar weigering doodgemoedereerd in de wind.

─”Kun je misschien even naar een ander tafeltje verhuizen, zodat wij onze fietsen kunnen opladen?” vroeg een van de ‘dames’ aan een zestiger, die in de buurt van de stopcontacten neergestreken was en net als ik een vispannetje verorberde.
─”Nee”, weigerde hij. “Ik zit hier te eten.”
Daarop begon de ‘dame’, bijgestaan door nog twee van die trutten van Troje, de stoelen rond zijn tafeltje weg te halen, om er hun fietsen onder te brengen. De man protesteerde fel ─ onbeschofte boerentrienen! ─ maar ze sloegen geen acht op zijn woorden en dreven zelfs de spot met hem.

Ik wou me met de zaak bemoeien met de mededeling dat zelfs wrattenzwijnen betere manieren hadden, maar toen verscheen de uitbaatster opnieuw en op een toon die geen tegenspraak zou dulden verbande ze alle fietsen naar de rekken. Het bevel werd haar niet in dank afgenomen, maar men gehoorzaamde.
─”Jullie zijn hier bij de paters”, hoorde ik iemand zeggen, “en hier gedragen we ons fatsoenlijk.”

Vuile manieren

KomopNaar jaarlijkse gewoonte slaan de Vlaamse Liga tegen Kanker en de Vlaamse Radio- en Televisieomroep de handen ─ en wat weet ik al niet meer ─ ineen voor een Kom op tegen Kanker-campagne? Het is een initiatief dat ik, en velen met mij, van harte toejuich en steun.

Dit keer staan de neveneffecten op latere leeftijd van kinderkanker centraal. Daarom heeft men gekozen voor wat de bedenkers van de actie het symbool bij uitstek van kinderlijk protest noemen: je tong uitsteken. Ik herinner me dat mijn ouwelui dat een ordinaire geste vonden en er ten zeerste op aandrongen dat ik die niet zou opvoeren, toch zeker niet in het openbaar. Ik ben het met ze eens: je tong naar iets of iemand uitsteken getuigt niet echt van een keurige opvoeding. Bovendien bieden uitgestoken tongen lang niet altijd een appetijtelijke aanblik.

Deze in mijn ogen blijk van slechte smaak zal me evenwel niet beletten om Kom op tegen Kanker opnieuw met een bescheiden donatie te steunen, al vraag ik me af wat ze volgend jaar als symbool zullen verzinnen. Een opgestoken middelvinger? Een knallende veest?