Tag: natuur

Averullen

meikeverschudden

We schrijven mei en als ik onderweg ben, durf ik nogal eens over te gaan tot het schudden aan beukengroeisels, zoals daar zijn hagen en boomtakken, in de hoop dat ik er eindelijk nog eens een meikever zal aan ontfutselen, want dat is, geloof ik, honderdduizend jaar geleden. Ik ben er nog steeds niet in geslaagd. Zijn die beestjes uitgestorven misschien?

De averulle van mijn titel is trouwens een dialectwoord voor meikever, dat slechts in een heel klein gebied tussen Kortrijk en Roeselare gangbaar is. Het is een samenvoeging van het West-Vlaamse aven (avond) en rullen (ronken). Aangezien meikevers enkel ’s avonds vliegen en daarbij een brommend geluid produceren is averulle (avondronker) best wel een aardig bedenksel. Blijkbaar vond Guido Gezelle dat ook, want hij wijdde een zeer door mij gesmaakt gedicht aan de kever, niettegenstaande de lullige, ietwat betuttelende zedenles van het slot.

De Averulle en de Blomme

Daer zat ‘nen keer een Averulle
En lekte met ‘nen zom,
Zom, zom,
Den dauw van op de blaren,
Die klaer bedreupeld waren
Lyk met ‘nen dreupel Rhom,
Rom rom.

Wanneer zy fraei gedronken had,
Zoo vloog ze schreef en krom,
Rom, rom,
Al neuzlen en half dronken,
Tot waer de kleêrkes blonken
Van eene schoone blom,
Lom, lom.

De blomme die ze kommen zag
En viel niet al te dom,
Dom, dom,
Maer riep zoo, loos van zinnen,
Hei! Kobbe, kom my spinnen
Een kobbenet rondom,
Om, om.

En Kobbe, die was seffens g’reed,
En steld’ heur pootjes krom,
Rom, rom;
Zy spon heur looze netten
Om haer daer in te zetten,
En zat daer stille en stom,
Tom, tom.

En als de Rulle kwam naby
Geflodderd krom en slom,
Lom, lom,
Zoo is ze in ‘t net gevlogen,
En deerlyk uitgezogen,
Of schoon zy jankte: zom
Zom zom!

De looze blomme loech er meê
Die looze booze blom,
Lom, lom,
Eilaes! zoo menig jonkher
Wordt – uitgezogen pronker,
Om eene schoone blom:
Dom! dom!

Guido Gezelle

Beestjes

Het was niet bijzonder warm, maar de zon zette haar beste straaltje voor en er stond slechts een matige wind, zodat ik besloot om een fietstocht te ondernemen. Ik peddelde van Torhout naar Oostende langs de Groene 62. Het pad is er voor iedereen natuurlijk, maar onderweg ergerde ik me in toenemende mate aan de loslopende honden. Sommige eigenaars veronachtzamen het niet alleen om de stronten van hun viervoeters op te ruimen, maar er zijn er ook steeds meer die de waarschuwingsborden straal negeren en het niet meer nodig vinden om hun dier aan te lijnen. Dat houdt altijd een risico in, ook al zijn ze er nog zo van overtuigd dat hun hond van het brave soort is. De in het rond draaiende voeten van een fietser kunnen onverwachte effecten sorteren. Ik spreek uit ondervinding. (lees in dit verband: Een klein opneukertje)

Uit alle poelen, sloten, kreken, vijvers, meertjes en wat er nog meer aan waterverzamelingen bestaat die ik passeerde ─ en langs dat pad geven die in groten getale acte de présence ─ ontsproten niet bepaald welluidende gezangen: kikkers gaven luidkeels het Minnedriftconcerto in D-majeur van Albrecht DePUYDT ten beste en padden waagden zich in ongeordende samenzang aan de Paringscantates van Richard PADDENbrook. Men kan me folteren met dit soort deunen.

Toen was er opeens een dame die me in gestrekte draf inhaalde, omdat ze zich met een elektrisch aangedreven fiets verplaatste. Honderd meter verderop hoorde ik haar een ijselijke kreet slaken en zag ik hoe ze een noodstop maakte. Luttele seconden later wist ik waarom ze dat deed, want ik kwam eveneens in een enorme insectenwolk terecht. Je had me moeten zien. Ik was van top tot teen bedekt met honderden, duizenden, miljoenen, ja zelfs miljarden ─ ik overdrijf misschien een beetje, zij het niet met tegenzin ─ groene insectjes, alsof de op kevers beluste kunstenaar Jan Fabre zich met me had beziggehouden. Ik prees me gelukkig dat ik meestal met gesloten mond fiets, wat bij de voornoemde dame kennelijk niet het geval was.

Ik vond dat zo’n onaangename ervaring dat ik zowaar zit te kippenvellen terwijl ik dit neerschrijf.

Knudde met ‘n rietje

Naar verluidt zouden de zon en de maan vanmorgen verstoppertje gespeeld hebben. Ik weet het enkel van horen zeggen, want zelf heb ik geen kloten … neem me niet kwalijk … geen bal van die veelbesproken eclips gezien. Ik heb nochtans gekeken, maar dweilgrijze wolkenpakken in hevig gedrang verduisterden de verduistering. Achteraf beschouwd was het alleszins niet de moeite om er levensduur aan op te offeren. Kijk, als Moeder Natuur haar beste beentje voorzet om ons op een fenomeen te vergasten, dan wil ik dat ook kunnen aanschouwen. Zo ben ik ooit helemaal naar het hoge Noorden gereisd om met eigen ogen het fameuze noorderlicht waar te nemen. Wel, ik heb daarginds heel veel waargenomen, zelfs rendieren, maar dat noorderlicht was in geen velden of wegen te bespeuren.

Nog zoiets. Vandaag begint de astronomische lente en in mijn ogen is dat de enige echte lente. Er bestaat ook een weerkundige lente, die op 1 maart van start gaat, want waarom zou men de zaken gemakkelijk maken als het ook moeilijk kan? En wanneer denken jullie dat die enige echte lente begint? In het holst van de komende nacht, om 23.45 uur. Ik zal er alleszins niet voor opblijven, want ik zal waarschijnlijk nog wakker zijn, niettegenstaande het onchristelijke uur.

Vanmorgen zag ik een troep sneeuwklokjes in Koekelare. Ze waren met belachelijk veel … en meer heb ik daar niet over te zeggen.

sneeuwklokjes

Op het slagveld

De fiets brengt me af en toe op het traject van de eeuwenoude, want door de Romeinen aangelegde heirweg tussen het Franse Cassel en Brugge.

Wie beschrijft mijn aan verbijstering grenzende verbazing toen ik daar, ter hoogte van de vroegere militaire kazerne in Zedelgem – tegenwoordig het Provinciaal Opleidingscentrum voor Veiligheidsdiensten – een ware ravage aantrof, alsof daar kort voordien een niets ontziende windhoos huisgehouden had. Vele tientallen populieren waren gesneuveld en lagen neergeveld in de bermen een troosteloze aanblik te bieden. Het was te treurig voor woorden en in mijn hoedanigheid van natuurvriend raakte ik dan ook in grote droefenis.

Het spreekt vanzelf dat ik me binnen de kortste keren tot bevoegde diensten wendde, teneinde mijn ongenoegen te uiten en om tekst en uitleg te vragen omtrent de slachtpartij. Ik vernam dat de bomen naar schatting zestig jaar oud waren, hetgeen betekende dat ze meer dan kaprijp waren en uit veiligheidsredenen effectief dienden geveld te worden. Men voorzag eerlang een aanplant van streekeigen hoogstambomen.

Ik heb inderdaad een paar exemplaren met stamrot opgemerkt, maar het overgrote deel van de slachtoffers vertoonde geen enkel mankement en zag eruit als op het fotootje rechtsonder.

Tja, wie ben ik dat ik boomdokters zou tegenspreken? Ik blijf het wel heel erg jammer vinden. Ze waren zo mooi …

heirweg

In Vlaamse velden … 2

Terwijl de natuur treuzelig aan de herfst begint, is de maïs bezig tot volle wasdom te komen. Het valt me op dat de landbouwers zich in deze contreien in toenemende mate toeleggen op het telen van dit gewas. Het is, ik vertel jullie geen nieuws, een hoogbenige plant die ik persoonlijk nogal eens in de weg vind staan, zoals dat bijvoorbeeld op de onderstaande foto het geval is.

mais

Vanaf deze idyllische picknickplaats op de Ruidenberg kun je normaliter van magnifieke vergezichten genieten, die tot diep in West-Vlaanderen reiken. Nu zit je daar op een maïsmuur te kijken en ik kan jullie verzekeren dat men daar vrij snel op uitgekeken raakt.

mais02

De ranke stengels torsen forse kolven, waardoor ze op frêle mannetjes lijken die met buitensporige erecties pronken, al zal die vergelijking wel weer aan mijn verdorven geest ontspruiten.

mais03

Maïs is niet enkel een hinderlijk groeisel, maar ook een bron van vertier. Men kan er bijvoorbeeld makkelijk in verdwalen, wat sommige snuggerlingen ertoe aangezet heeft om er heuse doolhoven in aan te leggen. Zelf waag ik me daar niet in. Ik beschik namelijk over een bijzonder slecht oriëntatievermogen. Men heeft me ooit eens uit een labyrint moeten ontzetten: een akkefietje dat allerminst een aanbeveling is, maar dat ik hier in een vlaag van verstandsverbijstering toch heb beschreven in ’s Levens kronkelpaden .

mais04

Bovendien vermoed ik dat er in maïsvelden veel ongedierte huist, zoals bijvoorbeeld tarantula’s en zwarte weduwen, of boa constrictors, anaconda’s, of misschien zelfs de uiterst giftige cobra die onlangs in Nederland het … eh … hazenpad koos.

mais05

Weinigen zullen maïs een fraaie, laat staan een decoratieve plant vinden, maar zo nu en dan levert het gewas toch een mooi plaatje op, bijvoorbeeld als de statige, in slagorde opgestelde falanxen een rustiek kasseienstraatje mogen flankeren …

mais06

… of als een jonge spring-in-’t-veld (letterlijk dan) aan de kudde poogt te ontsnappen …

mais07

… maar dan is er altijd weer de mens, die zich vanwege het hoge gewas onbespied waant en van die gelegenheid misbruik maakt om zich van zijn overtolligheden te ontdoen.

Het ijzeren monster

Ergens ten plattenlande streek ik neer op een bank die men daar neergepoot had. Terwijl ik me aan een sappige peer verlustigde, genoot ik van het fraaie vergezicht dat zich voor mijn ogen ontvouwde. Daarna tastte ik een wijle per verrekijker het landschap af, om dan de blik ten hemel te heffen, waarin zich wel dertig vliegtuigen ophielden en ijverig condensstrepen trokken.
─”Waar gaan jullie naartoe?” riep ik. Aangezien ik talen spreek en veronderstelde dat de meeste inzittenden van die tuigen Nederlandsonkundig waren, vervolgde ik met: “Whither goest thou?”
Niemand antwoordde. Het tegendeel zou me trouwens uitermate verbaasd hebben.

Ik hapte in mijn peer en spitste toen de oren, omdat die een vreemd gedruis waarnamen dat de stilte bezeerde, stelselmatig aanzwol, tot plotsklaps helemaal uit het niets een sneltrein opdook die me zo rakelings voorbijraasde dat de jacht me bijna omverblies, want ik was een gil slakend overeind gesprongen. Vanwege het struikgewas had ik de sporen vlak achter me niet opgemerkt.

Het heeft toch even geduurd voor ik bekomen was. Ik had van aandoening zelfs mijn peer gedropt en die was zo vrolijk door het grint gerold, dat ze niet meer te vreten viel. Het zal nog eens zo gaan dat iemand daar op die bank zit, genietend van de rust en de natuur, om zich dan een hartverzakking te schrikken en schielijk het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen.

Bermtoerisme

Op de foto’s hieronder komt het weliswaar niet tot zijn recht ─ ik ben maar een amateuristische portrettentrekker die zich bovendien met een uiterst eenvoudig kodakje behelpt ─ maar volgens mij moet dit een van de fraaiste wegbermen van West-Vlaanderen zijn: groen doorschoten met een bonte mix van tientallen orgiastisch opengebarsten bloemsoorten over een afstand van ruim vijf kilometer.

En dat allemaal op strompelafstand van mijn woning. Ikke blij natuurlijk!

wegberm

De geheimen der natuur

Het overkomt me natuurlijk vaker dat ik iets niet begrijp, maar dan laat ik niets onverlet om daarover tekst en uitleg te krijgen. Nu sta ik echter voor een raadsel, waarvoor er vooralsnog geen verklaring lijkt te bestaan. Zelfs het alwetende internet blijft me een antwoord schuldig. Men zou kunnen denken dat mijn fantasie me parten speelt, maar dat is absoluut niet zo. Wat ik hieronder beschrijf, heb ik met mijn eigen ogen waargenomen, terwijl ik hoegenaamd geen glaasje ophad en al evenmin onder de invloed was van substanties die waanbeelden oproepen of de geest verruimen.

Tijdens een wandeling liep ik langs grazige weide, waarin wel dertig stomgeslagen koeien stonden. Let vooral op het door mij gebruikte werkwoord: stonden. De dieren in kwestie bevonden zich immers zonder uitzondering in een verticale positie, hoewel dat bij runderen eigenlijk nooit helemaal het geval is. Ik bedoel gewoon dat ze rechtopstaand … allez kom zeg! … dat ze zich op hun poten overeind hielden.

Ongeveer een minuut later, want amper honderd meter verderop, liep ik langs een andere sappige weide, waarin zich eveneens een dertigtal koeien ophielden, maar die lagen allemaal neer. Allemaal!

Waarom, zo vraag ik me af, staan zwartbonte koeien van het merk Holstein-Friesian, op hetzelfde tijdstip van dezelfde dag en op bijna dezelfde plek, in de ene weide stuk voor stuk overeind en liggen ze in een andere weide eensgezind plat op hun buik? Dat kan toch geen toeval zijn, wel?

De vraag zal vermoedelijk tot in lengte van dagen door mijn kop blijven malen, want ik vrees dat ik er nooit een antwoord op zal krijgen. Of toch?

Op het slechte pad

Als knaap las ik een boek dat eigenlijk voor volwassenen bestemd was en zo raakte ik in niet geringe mate gefascineerd door de legendarische Baekelandt en zijn beruchte roversbende, die in het Vrijbos ondergedoken was en van daaruit met slachtpartijen gepaard gaande strooptochten ondernam.

Met de jeugdbeweging ─ ja, dames en heren, in een zalig vroeger, toen ik nog klein en boosaardig was, ben ik verkenner bij de scouts geweest ─ kwam ik niet veel later in dat Vrijbos terecht en daar ontdekten wij zowaar een plaggenhut, waarvan men beweerde dat Baekelandt die als onderkomen gebruikte. Het beeld moet een geweldige indruk op me gemaakt hebben, want het staat nog steeds op mijn netvlies gegrift en verleden zondag besloot ik om helemaal naar het dorp Houthulst en het aldaar gelegen Vrijbos te fietsen, hetgeen over en weer toch bijna tachtig kilometer is, om daar wat sfeer op te snuiven en jeugdherinneringen op te halen.

Rond de middag bereikte ik mijn doel. Ik kan jullie een bezoek aan het uitgestrekte Vrijbos van harte aanbevelen. Het is een van de fraaiste wouden die ik ooit doorkruist heb, met tal van wandel- en fietspaden en ondergedompeld in een weldadige rust die men tegenwoordig haast nergens meer aantreft. Om jullie een idee te geven: ik zat er ongeveer drie kwartier op een bank te genieten van de mij omringende natuur en al die tijd heb ik niemand gezien, of zelfs maar een geluid gehoord dat door mensen veroorzaakt werd. Die fameuze plaggenhut van mijn jeugd heb ik echter niet gevonden. Ik heb overal gezocht en er wel tien keer naar geïnformeerd, ook bij wat men bevoegde diensten noemt, maar ik ving telkens bot.

Wel heb ik er een dame aangetroffen, die zich in een soortement grot ophield en naar de naam Maria luisterde, maar zij was naar verluidt altijd een heel braaf meisje geweest, die op geen enkele manier met de roemruchte Baekelandt kon wedijveren. Ik ben een beetje teleurgesteld naar huis teruggekeerd. Ik was van plan om eerlang naar Limburg te reizen, om daar een bezoek te brengen aan het beroemde hutje op de heide, maar ik kan beter van dat voornemen afzien, want het zit er dik in dat ook dat optrekje een voortbrengsel van mijn fantasie is.