Tag: Mexico

Boven water

Ik moest er even tussenuit … de wereld redden en zo …

Ik heb hier met opzet verzwegen dat ik een paar weken niet thuis zou geven, teneinde te verhinderen dat schorremorrie – zoals daar zijn vandalen, dieven, inbrekers, bandieten, rovers en zelfs seksdelinquenten – naar mijn nederige stulp zouden afzakken, om zich mijn toch al schamele bezittingen toe te eigenen, of ander onheil te stichten. Wat niet weet, wat niet deert.

Zoals jullie weten, houd ik me beroepshalve met vreemde talen onledig. Om aan de bak te komen en voor brood op de plank te zorgen moet ik me derhalve soms verplaatsen, zij het niet met tegenzin, naar gebieden waar men zich van vreemde talen bedient. Dit keer was Mexico aan de beurt en als de auguren het bij het rechte eind hebben, zal mijn vrij korte bezoek aan dat bruisende buitenland me geen windeieren leggen.

Ik heb vanzelfsprekend van de gelegenheid gebruik, of misschien zelfs misbruik gemaakt om even door te steken naar het land waar mijn wiegje heeft gestaan, Argentinië, want dat ligt daar slechts achtduizend kilometer vandaan. Een peulenschil.

Ik ben gisteren thuisgekomen en ben dus nog aan het klimaatschieten, want waar ik vandaan kom, was het volop zomer en bijna dertig graden. Bruin dat ik ben! Daar hebben jullie geen gedacht van. En vanmiddag eet ik frieten met stoofvlees.

Bijna beroemd

In een verleden, toen ik nog jong en in hoge mate ontvankelijk was, las ik de nogal onverkwikkelijke wederwaardigheden van een Mexicaanse boer, die in februari 1943 een bezoek aan zijn maïsveld bracht en daar een op onverklaarbare wijze ontstane kuil aantrof. Hij begon de put op te vullen met aarde en stenen, maar opeens geiserde er met driest geweld gloeiende prut omhoog, zodat hij voor zijn leven moest rennen. Tegen de avond bereikte de nieuwbakken vulkaan al een hoogte van tien meter en nauwelijks een week later was dat al ruim honderd meter. De Paricutín ─ het kind moest een naam hebben ─ veroorzaakte grote vernielingen, verwoestte twee dorpen en kwam pas tot rust in 1952.

Deze beklijvende historie schoot me gisteren te binnen toen ik na een korte afwezigheid thuiskwam en mijn tuin betrad. Ik trof er namelijk een kuil aan waaruit rook opkringelde. Ik maakte reeds aanstalten om een horde persmuskieten en vulkanologen aller landen op te trommelen, maar toen verscheen de jongen die me af en toe wat klussen afhandig maakt en volgens zijn zeggen bezig was de wet te overtreden door wat afval te verbranden. Met een paar geduchte trappen van zijn veerponten legde hij mijn vulkaan het zwijgen op en smoorde zodoende mijn hoop op beroemdheid in de kiem.

Ten zeerste teleurgesteld vestigde ik me op het terras en zat daar te mokken als een kameel.